
Dominicus Gent
Viering van Witte Donderdag 2025
DIENSTBAARHEID
Beste tafelgenoten, het doet deugd dat jullie met zovelen zijn ingegaan op de uitnodiging om samen Witte Donderdag te vieren. We heten jullie allen hartelijk welkom aan deze bijzondere tafel. Een tafel waaraan iedereen, zonder onderscheid, welkom is.
Laten we eerst tot inkeer komen met een gebed.
God, dit is het uur waarop wij het Laatste Avondmaal gedenken.
Toen is uw Zoon begonnen het gastmaal aan te richten van zijn liefde voor de mensen.
Met de dood voor ogen, heeft Hij ons zijn offer toevertrouwd tot aan het einde van de dagen.
Laat ons uit dit grote teken de kracht putten tot een liefde zonder grenzen, en tot eeuwig leven.
Zelfs al is het midden in de week, dit is geen door-de-weekse viering. Zeker niet dit jaar, nu we moeten leven met het besef van zovele gruwelen in de wereld. We willen doorheen dit samenzijn alle slachtoffers van geweld, of het nu hier of ver weg van ons gebeurt, in ons hart meedragen en samen de hoop levend en werkzaam houden dat het kan: een wereld op weg naar Pasen.
Daarom steken we de Paaskaars aan ( nog één keer de oude). De kaars waarmee we de aanwezigheid van de Eeuwige onder ons willen symboliseren. Dat zijn kracht, zijn licht ons moge bezielen en ons leiden naar een nieuwe aarde en een nieuwe hemel. Dat wijzelf een lichtpunt mogen zijn in deze wereld. Daarom zullen we het licht doorgeven zodat de kaarsjes op de tafel kunnen aangestoken worden.
Waar is de plaats die vrede lacht
Waar is de plaats die vrede lacht?
Waar wordt aan mensen recht verschaft?
Waar is de God die leven geeft?
In elke mens die liefde deelt.
Ik zoek de plek waar vrijheid heerst,
waar elke mens van angst geneest,
ik zoek de God die armen heelt,
in elke mens die liefde deelt.
Ik zoek het land dat vreugde heet,
vrij van geweld en oorlogsleed,
ik zoek de stad waar God regeert,
in elke mens die liefde deelt.
Hier is de plaats waar vrede lacht,
hier wordt aan mensen recht verschaft,
hier is de God die leven geeft,
in elke mens die liefde deelt.
Muziek en Tekst: Berre van Thielt
DIENSTBAARHEID
Jezus is in Jeruzalem, niet zomaar een stad, maar voor de Joden de stad waar Jahweh op het einde der tijden zal komen en een nieuw begin, een nieuwe toekomst zal maken. Een stad waar God regeert, waar aan mensen recht wordt verschaft, waar leven gedeeld wordt.
Maar we zijn nog lang niet zover. Op dat ogenblik is Jeruzalem een bolwerk van macht, van de bezetters en van de hogere klasse die van die macht gebruik maakt voor eigen gewin. En die macht, dat weten we, probeert die macht te behouden. Met wetten, manipulatie, angst zaaien of verwarring, desnoods met geweld. (waar zien we dat nog?)
De boodschap van Jezus van onvoorwaardelijke liefde en dienstbaarheid, die mensen hun waardigheid en een goed leven teruggeeft, valt echter niet in wetten en strenge reglementen af te dwingen en te controleren. Die ontsnapt aan de macht van bestuurders, wetten makers en rechters. En omdat solidariteit, samenhorigheid en bewustwording van wat er speelt, de angst, de aangeprate schuld (het is je eigen fout als het niet goed met je gaat) ondermijnen is deze boodschap van Jezus voor hun macht een gevaarlijk iets.
Jezus entree in Jeruzalem is niet onopgemerkt gebleven. De massa op Palmzondag die in hem een Messias ziet, zijn optreden in de tempel, men bekijkt hem vanuit de hoogste regionen met argwaan. Een gevaarlijke rebel die in het oog moet gehouden worden. Zeker nu, nu Jeruzalem vol loopt met bedevaarders voor het grote feest van Pasen. Een klein vuurtje kan een grote brand veroorzaken, en daarvoor zijn ze beducht.
Jezus is geen naïeveling en weet dat er gevaar dreigt voor zijn leven. Daarom wil hij met zijn leerlingen het feest van de bevrijding uit de slavernij van Egypte bewust samen vieren. Om goed te weten waarover het gaat. Want mensen worden slaven gemaakt door een religieus systeem dat het onderhouden van wetten belangrijker vind dan menselijkheid.
Dat systemen zo worden dat ze mensen klein houden is van alle tijden, en zal dus telkens weer bevochten moeten worden.
Samen aan tafel gaan wordt zo een symbool van de kracht van solidariteit, van bevrijding uit verdrukking, in welke zin dan ook.
Elkaar daarin ondersteunen dat is samen tafelen, dat is samen brood breken. Dienst doen aan elkaar , om bij elkaar dat visioen dat bevrijding mogelijk is levend te houden, het door te geven.
Het bij elkaar levend te houden. Om ‘Ik zal ze zijn’ altijd en overal war te maken.
Maar een mens leert traag, en de leerlingen hebben na al die tijd met Hem te hebben doorgebracht , nog altijd niet goed door waarover het gaat. Ze kibbelen om machtsposities, er is er zelfs een die zich laat omkopen. Als ik deze teksten lees vraag ik me soms af hoe Jezus zich moet gevoeld hebben. Hij weet dat hij niet lang meer met zijn leerlinge, samen zal zijn. Het is een laatste kans om zijn boodschap duidelijk te maken. Wat Hij gevoeld heeft weten we niet, maar wel dat Hij twee tekenen gegeven heeft die klaar en duidelijk zijn boodschap samenvatten: breken van het brood , delen van de beker. Delen van wat mensen nodig hebben om te leven. Delen van wat je als mens hebt aan mogelijkheden om de wereld menswaardiger te maken.
En met het wassen van de voeten van zijn leerlingen toont hij aan dat niemand boven een ander staat. Dat macht hebben (dingen kunnen doen die anderen niet kunnen) gebruikt moet worden om anderen te dienste te zijn. En niet om te gebruiken om anderen jou te laten dienen.
En daarom zijn we deze avond samen aan tafel. Om die boodschap van Jezus te blijven herinneren, want ze is nooit voor altijd verworven. We moeten ze telkens weer herhalen, de hoop levend houden dat het kan: bevrijding voor alle mensen, dat lijden en dood niet het einde zijn, dat opstanding telkens weer kan gebeuren. En dat we daarin niet alleen staan, dat ‘Ik zal er zijn ‘ bij ons blijft, zelfs in de donkerste, uitzichtloze situaties. Deze belofte van ‘Ik zal er zijn’ die we in een versie van de instellingswoorden ’ Het nieuw verbond ‘noemen blijft waar.
Laten we luisteren naar hoe Lucas die laatste Pesach maaltijd beschrijft.
Evangelietekst Lucas 22, 7-8, 14-30
Toen de dag van het ongedesemde brood gekomen was, waarop men het paaslam moest slachten,stuurde Hij Petrus en Johannes uit met de opdracht: ‘Gaat voor ons voorbereidselen treffen opdat wij het Paasmaal kunnen eten.
Toen de tijd aangebroken was, ging Hij met de apostelen aan tafel aanliggen.
Hij sprak nu tot hen: ‘Vurig heb ik verlangd, eer Ik ga lijden, dit paasmaal met u te eten. Want Ik zeg u: Ik zal het niet meer eten, totdat het zijn vervulling vindt in het Rijk Gods.’ Daarop nam Hij een beker, sprak een dankgebed uit en zei: ‘Neemt die beker en deelt hem samen. Want Ik zeg u: Van dit ogenblik af drink Ik niet meer van wat de wijnstok voortbrengt, totdat het Rijk Gods is gekomen.’ Daarop nam Hij het brood, sprak een dankgebed uit, brak het en gaf het hun met de woorden: ‘Dit is mijn Lichaam, dat voor u gegeven wordt; doet dit tot een gedachtenis aan Mij.’ Evenzo gaf Hij de beker, na de maaltijd, terwijl Hij sprak: ‘Deze beker is het Nieuwe Verbond in mijn Bloed, dat voor u wordt vergoten. Maar zie, degene door wiens hand Ik zal worden overgeleverd is met Mij aan tafel. Want de Mensenzoon gaat heen zoals het is vastgesteld; maar toch, wee die mens door wie Hij wordt overgeleverd.’ Nu begonnen zij onder elkaar te vragen, wie van hen het toch was, die dat zou doen.
Er ontstond twist onder hen wie van hen wel de voornaamste mocht zijn. Maar Jezus sprak tot hen: ‘De koningen van de volkeren oefenen heerschappij over hen uit en hun machthebbers laten zich weldoeners noemen. Zo moet gij niet doen, maar wie onder u de voornaamste is, moet als de jongste wezen, en wie bevelen geeft als iemand die dient. Wie is immers de grootste: die aanligt of bedient? Niet hij die aanligt? Welnu, Ik ben onder u als degene die bedient. Gij zijt het die trouw zijt gebleven in mijn beproevingen. En Ik verleen u het koninkrijk, zoals mijn Vader het Mij heeft verleend, om in mijn koninkrijk aan mijn tafel te eten en te drinken en op tronen te zetelen en de twaalf stammen van Israël te oordelen.
Lied van Schaarste en Overvloed
Waar staat een gedekte tafel?
Waar is brood dat ons verzadigt?
Zonder eten ga ik dood.
Wie, wie geeft me van zijn brood?
Of heb ik genoeg voor velen
maar geen mensen om mee te delen,
geen die naast mij zit of staat
en mijn brood mij breken laat.
Ben ik boordevol van woorden,
niemand vind ik , die mij horen,
niemand die mij kan verstaan,
geen waar ik naartoe kan gaan.
Ben ik leeg, ik hoor ze zwijgen,
hoor geen woorden dan mijn eigen,
hoor geen mens die mij iets zegt,
ander die zich tot mij richt.
Mens is dorst en mens is honger,
mens is leven van verlangen,
wachtend tot iemand hem vindt
die zich geeft die zich verbindt.
Heb ik alles overdadig,
ben , dan nog, ik onverzadigd
tot ik er van delen mag
met een die op iemand wacht.
T; Bernard Huijbers M. Genéve 1551
Het lied dat we daarnet zongen, bezingt gevat waar het om gaat hier in dit uur, in het leven van Jezus toen, in dat van elk van ons, en in deze grote geglobaliseerde wereld. Er is nood aan voedsel in de goede maat: niet teveel en niet te weinig. Binnen ons blikveld klinken de uitersten aan kreten: ’Zonder eten ga ik dood. Wie , wie geeft mij van zijn brood’ en ‘Heb ik alles overdadig, ben dan nog ik onverzadigd’.
Het goede leven speelt zich af in het centrum, weg van de levensbedreigende grenzen, op de plek waar er voedsel genoeg is voor allen en waar we dit voedsel kunnen en mogen delen.
De tweede strofe van het lied verlegt de focus helemaal naar het delen, zo essentieel aan het laatste avondmaal dat het ook vele kunstenaars inspireerde. Het gaat er om honger en dorst naar menselijke nabijheid, even cruciaal als het fysieke voedsel. Hoe erg het gebrek aan voedsel ook kan zijn, nog erger is het als we moeten vaststellen: ’Niemand die mij kan verstaan, geen waar ik naartoe kan gaan’.
In het begin van de goede week, wetend dat Hem een aartsmoeilijke opdracht wacht neemt Jezus de tijd om zich te wapenen, emotioneel en fysiek laadt Hij de batterijen op: die van Hemzelf en die van hen die Hem nabij zijn. Hij verzamelt vrienden en tochtgenoten om zich heen om samen de maaltijd te delen; Het wordt -in alle eenvoud- een feest. In de communio rond de tafel worden lichaam en geest, hart en ziel, in één beweging gevoed. Men wordt begeesterd, en kan van hieruit gesterkt vertrekken, de wereld tegemoet.
De overvloed rond deze Witte Donderdagtafel zit hem in de gedeelde maaltijd, de nabijheid van vrienden, de dienstbaarheid en zorg voor het samenzijn die hier voelbaar en tastbaar is, die de maaltijd zo veel beter doet smaken. Zoveel inzet en vrijwilligerswerk komt hier samen. De gemeenschap is zuurstof waarop we kunnen terugvallen om de weg ten einde te gaan ook al wordt die bochtig en heel steil.
Schaarste en overvloed: een wereld van afstand en toch zo dicht bijeen soms.
Lied: Dit ene weten wij
Dit éne weten wij,
en aan dit één houden wij ons vast
in de duistere uren:
er is een woord dat eeuwiglijk zal duren
en wie ‘t verstaat
die is niet meer alleen.
T. Henriëtte Roland Holst M. Mariëtte Harinck
Inbreng gemeenschap
Concrete verhalen over leven delen, over schaarste en overvloed, zijn jullie zeker bekend. Wij nodigen jullie uit om er in stilte bij stil te staan en te bidden. Wil iemand zijn verhaal in de gemeenschap brengen dan is dat uiteraard ook welkom. We geven je graag daarvoor de micro.
Inleiding Tafelgebed
Op deze avond willen we, meer nog dan op andere momenten, samenkomen rond de tafel. Met wat we zijn, met wat we kunnen, met onze verscheidenheid. Maar zeker ook met onze verbondenheid in het zoeken naar zin, naar hoe we als mens kunnen/moeten/willen leven. En daarin is de boodschap van Jezus een gemeenschappelijke band. Een droom, een visie die ons verbindt met elkaar.
Laat ons zo aan tafel gaan, met in onze gedachten allen die er deze avond niet bij kunnen zijn. En met allen die ons op deze weg voorgingen en voor wie we, als teken van liefde en herinnering de kaarsjes aansteken.
Er staat ook nog een kaarsje op tafel van verbondenheid met allen, waar ook ter wereld, die in het spoor van Jezus van Nazareth ‘Ik zal er zijn‘ handen en voeten geven, hun leven delen met wie dat nodig heeft, in respect en waardigheid.
Die naar menselijke gewoonte
Die naar menselijke gewoonte
met een eigen naam genoemd werd
toen hij in een ver verleden
werd geboren, ver van hier
die genoemd werd: Jesjoe, Jezus
zoon van Jozef, zoon van David
zoon van Jesse, zoon van Juda
zoon van Jacob, zoon van Abram
zoon van Adam, zoon van mensen
die ook Zoon van God genoemd wordt,
heiland, visioen van vrede,
licht der wereld, weg ten leven,
levend brood en ware wijnstok
die, geliefd en onbegrepen,
werd bewaard in taal en teken
als een eeuwenoud geheim
als een wachtwoord doorgegeven
als een vreemd vertrouwd verhaal
die een naam in mijn geheugen
die de stem van mijn geweten
die mijn waarheid is geworden:
hem gedenk ik hier en noem ik,
als een dode die niet dood is,
als een levende geliefde
die gekozen heeft te leven
voor de armsten van de armen
help man, reisgenoot en broeder
van de allerminste mensen
die, ten dage dat hij rondging
door de dorpen van zijn landstreek,
mensen aantrok en bezielde,
hen verzoende met elkaar
die niet steil en ongenaakbaar,
niet hooghartig, als een heerser,
maar in knechtsgestalte leefde
die zijn leven voor zijn vrienden
prijsgaf, door een vriend verraden,
die, getergd tot op het kruis,
voor zijn vijand heeft gebeden,
die, van God en mens verlaten,
is gestorven als een slaaf
Gezegend Gij.
Met brood en wijn
legt Gij het leven in onze handen,
dat het vrucht mag dragen.
Hier rond vormen wij gemeenschap.
Gezegend Gij.
Gij hebt mensen voor elkaar geschapen
om elkander lief te hebben,
om voor elkaar te zorgen,
om bij elkaar te zijn.
Gij hebt ze tijd van leven gegeven,
tijd van onbezonnenheid, tijd van loutering,
de lange weg die we moeten gaan,
met onze dromen , met onze grenzen.
Maar dat we hem niet alleen moeten gaan.
Dat we ons leven kunnen krijgen en weggeven aan elkaar.
Dat er mensen zijn die blijven opkomen voor de minsten,
optrekken met wie veracht is in de ogen van de wereld,
meezwerven tot het uiterste, soms over de grens,
en niet ten onder gaan.
Met hen voor ogen
komen we op het spoor van Eén
die levens uit hun schaduw viste
die overeind bleef tot het laatst,
Jezus, godsmens, broeder.
Zo doodnatuurlijk als hij had geleefd
brak hij, de laatste keer aan tafel, brood,
en zie toen onverwacht:
‘ dit is mijn lichaam voor u’
en toen liet hij de beker drinken en zei
‘dit is mijn bloed, het nieuw verband’
die gestrooid is in de akker
als het kleinste van de zaden,
die daar wacht een lange winter
in de stilte van de dood,
die als graan geoogst zal worden
die als brood gedeeld wil worden
om in mensen mens te worden
die, verborgen in zijn God,
onze vrede is geworden,
onze ziel tot rust gekomen,
die ons groet van uit zijn verte
die ons aankijkt van dichtbij
als een kind, een vriend, een ander
hem gedenk ik hier, hem noem ik
en beveel hem bij je aan
als je levende geliefde
als de mens die naast je is.
T. H.Oosterhuis M. Bernard Huijbers
Onze Vader
Vredeswens
We hebben het woord gehoord dat ons vertroosting geeft en opneemt in zijn vrede. We mogen straks van elkaar het brood en de wijn ontvangen én het doorgeven. Dat eeuwenoud, eenvoudig gebaar dat zegt: Ik zal er zijn. Wensen we elkaar de vrede toe die uit dat vertrouwen volgen mag.
Communie
Slotgebed
Onnoembare,Eeuwige,
In de stilte van deze avond
blijven de vragen vragen.
Als er een antwoord op bestaat
dat naar U verwijst,
is het dat van het leven zelf.
Laat in ons het beeld nog spreken
van die enige mens Jezus,
dat de dingen die Hij deed
opnieuw gebeuren,
dat hij opstaat in ons hart.
Ent op ons de liefde ,die Hij was.
(Kris Gelaude)
Uitdoven van de Paaskaars
Op deze avond doven we de paaskaars, symbool voor de donkere dagen die komen, van pijn, verdriet, onmacht en het onvermijdelijke.
Om deze dagen, en alle moeilijke momenten die ons in dit leven overkomen te kunnen dragen, vragen we de warmte van mensen rondom ons, om liefde, en het niet kwijtraken van het weten en ervaren van de Grote Liefde die bij ons blijft.
Lied: Om warmte gaan wij een leven
Om warmte gaan wij een leven
Gaan wij over de zee
Vliegen wij langs de hemel,
Om iemand gaan wij een leven
Met licht en met donker mee
Vogeltje van de bergen,|
Waar gaat de tocht naar toe?
Om warmte wil ik zwerven
En komen naar iemand toe.
Om zachtheid gaan wij een leven
Gaan wij onder de nacht,
Kruipen wij onder de hemel,
Om woorden gaan wij een leven
Om lachen en zoenen zacht.
Mensje daar in de verte,
Waar snelt je voetstap heen?
Waar zachtheid is te vinden.
Daar snellen mijn voeten heen.
Om liefde gaan wij een leven,
Sterven wij dood na dood,
Wagen de verste wegen
Om jou op hoop van zegen,
Mijn liefste, mijn reisgenoot.
Dalen van zwarte aarde,
Bergen van hemels blauw.
Om alles ga ik dit leven
Om alles of niets met jou. T: Huub Oosterhuis M: Wilfred Kemp
Uitnodigen apostelsoep en brood