Mijn schat

Viering in Dominicus Gent

Zondag 30 juli 2017

Mijn schat

Welkom aan u allen hier in het midden van de zomer.
We zijn opnieuw samengekomen om verhalen te beluisteren,
met elkaar woord, brood en wijn te delen
en ons de ziel uit ons lijf te zingen. Welkom.

We hopen en geloven dat dit samenkomen
gezegend wordt door de Eeuwige
en vragen aan het begin van deze viering daarom:

Gij Eeuwige,
giet de onrust uit ons leeg,
draag mee onze zorgen en pijn en al wat ons bedrukt,
geef ons nieuwe adem en inzicht,
zodat vrede in en tussen ons levend wordt,
steek ons aan met het heilige vuur
zodat we nieuwe mensen worden,
steeds opnieuw.

 

Mijn schat

Omdat we allebei wat onrustig werden van al die vieringen over rust, de rode draad doorheen de vakantievieringen, hebben we besloten om deze zondag een rustpauze in te lassen in die rust en ons te laten inspireren door twee lezingen die deze zondag in het officieel kerkelijk leesrooster voorgeschreven worden.
Rust en actie hoeven trouwens elkaars tegenpolen niet te zijn, ze kunnen zelfs terzelfdertijd, zoals we leerden van Ignatius van Loyola wiens naamdag we morgen vieren, ik althans, want Bernard is daar om voor mij onbegrijpelijke reden, niet echt een fan van.
De klassieke eerste lezing komt uit het boek Koningen en vertelt het verhaal van Salomo, net aangesteld tot koning, die droomt dat JHWH hem vraagt “Wat wil je dat ik u geef?”. Tot verrassing van de lezer is zijn antwoord niet geld, macht of de dood van zijn vijanden, maar wijsheid.
Hij is dan ook de geschiedenis ingegaan als een zeer wijs man, die alles wist van alles, van de dieren, de planten en de mens. Er wordt over hem gezegd dat “Alle volken en koningen die van zijn wijsheid gehoord hadden naar hem kwamen luisteren.”
En dan is er de lezing uit het Mattheusevangelie met een aantal parabels. Mattheus zegt over Jezus: hij is niet alleen meer dan Elia, dan Mozes en Jona, maar ook meer dan Salomo. Hij overtreft hem nog in wijsheid en weten. Om dit kracht bij te zetten, brengt Matteüs de woorden van Jezus onder in vijf redevoeringen die allemaal betrekking hebben op het Rijk der hemelen, waarvan ze telkens één aspect naar voren brengen. Je hebt de bergrede, de zendingsrede, de parabelrede, de kerkelijke rede, en de strafrede tegen de Farizeeën gevolgd door de eschatologische rede. In die woorden komt Jezus’ wijsheid tot uiting.
Maar in de parabelrede in het bijzonder, getuigen niet alleen de woorden van Jezus van die wijsheid, ook de manier waarop hij zijn boodschap brengt, door parabels en gelijkenissen te gebruiken.
Wanneer de parabelverteller uitpakt met een pittig verhaal, merken de toehoorders aanvankelijk niet dat het feitelijk over hen gaat. Ze voelen er zich nog helemaal niet bij betrokken. Maar de parabelverteller weet waar hij zal uitkomen en neemt de toehoorder stilletjes mee, zonder dat die het zelf beseft.
Jezus’ optreden veroorzaakte bij veel van zijn vijanden en zijn vrienden wrevel en onbegrip. Ze vertellen hem regelmatig dat hij zich niet moet inlaten met de outcasts: tollenaars en vrouwen van lichte zeden. Omdat ze vastzitten in een allesoverheersend denkpatroon van gedragsregels en taboes, kunnen ze Jezus’ gedachtegang niet volgen. Als die dit sec, met koude argumenten aan de kaak had gesteld of daartegen zwaar in de aanval zou gegaan zijn, had hij wellicht als resultaat enkel nog meer oppositie teruggekregen en was de boodschap in onvruchtbare grond gevallen, om het met een parabelbeeld te zeggen.
Maar door het vertellen van parabels verlegt hij de discussie naar een ongevaarlijk terrein, een ogenschijnlijk onschuldig verhaaltje, waar zijn toehoorders niet geprogrammeerd zijn om onmiddellijk met hun grote principes en regels te zwaaien. Jezus’ parabels zijn juist geen vrijblijvende luchtige verhaaltjes, maar pogingen om het onbespreekbare toch bespreekbaar te maken, om mensen weg te lokken uit hun verharde standpunten en misschien tot andere gedachten te brengen. Met deze tactiek ontziet hij de emoties van de toehoorders en probeert hij ze voor zijn standpunt te winnen, zonder dat ze hun gezicht moeten verliezen.
Spelenderwijs maar toch ernstig, worden nieuwe ideeën en denkwijzen aan de luisteraar toegespeeld. Hij krijgt de pap in de mond en moet alleen nog slikken. De toehoorder ziet nieuwe mogelijkheden om anders te gaan leven, een nieuwe toekomst wordt voor hem opengebroken. Als dat niet wijs is…
Luisteren we nu naar een voorbeeld.

 

Schrift-tekst: ‘De schat en de parel’
(Matteüs 13, 44-46)

Het Rijk der hemelen gelijkt op een schat, verborgen in een akker. Toen iemand hem vond, verborg hij hem weer, en in zijn blijdschap ging hij alles te gelde maken wat hij bezat en kocht die akker. Ook gelijkt het Rijk der hemelen op een koopman, op zoek naar mooie parels. Toen hij een parel van grote waarde had gevonden, ging hij alles verkopen wat hij bezat en kocht haar.

 

U kent allemaal de spelletjes op huwelijks-avondfeesten, meestal tussen het eten en de dans. Een daarvan is een soort quiz waarin de pas getrouwde partners aan de tand gevoeld worden over hoe goed of hoe slecht ze elkaar eigenlijk wel kennen. Meestal is dat plezant, maar het kan ook pijnlijk zijn. Eén van de vragen die in zo’n quiz vaak gesteld wordt, is: wat zou jouw partner meenemen als hij/zij helemaal alleen naar een eiland zou moeten, slechts één iets? Je merkt aan de aarzelende antwoorden, dat dit een moeilijke vraag is. Als je ze botweg aan jezelf stelt, merk je dat zeker. Het is uiteindelijk de vraag naar wat ik in mijn doen en laten voorrang geef, mijn top-prioriteit, de belangrijkste doelstelling of waarde van mijn leven. En aangezien ik net als alle mensen er naar streef gelukkig te zijn, is het de vraag naar mijn invulling van dat geluk. U kent het refreintje van een Vlaamse schlager: “…dat heet dan gelukkig zijn”. Ja, wat heet voor jou en voor mij “gelukkig zijn”? Wat is zo belangrijk dat ik er volop kan voor gaan? Wat vervult mij het meest? – in die mate dat, als ik het zou kwijtspelen, er ook iets van mezelf sterft. Wat is mijn schat? Wat mijn parel? Dat kan iets materieels zijn, het kan een geestelijke waarde zijn, het kan iets te maken hebben met mijn lichaam of iets meer met mijn ziel. Voor veel mensen is het lang te mogen leven, of de gezondheid: “als we maar gezond zijn, dat is toch het belangrijkste, daar hangt alles van af…” hoor ik zo vaak mensen zeggen.

De liturgie van deze zondag is met die diep menselijke vraag naar ons geluk bezig. Ik zeg eerst iets over de tekst uit het eerste boek Koningen, die we niet gelezen hebben. Die tekst is aandoenlijk. God verschijnt aan Salomo, de jonge troonopvolger van zijn gestorven vader David. Salomo mag van God één wens doen, slechts één, en die zal vervuld worden. Moeilijk, want kiezen is verliezen, zeker bij jonge mensen, waar nog zoveel open ligt wat hun toekomst betreft. De jonge Salomo vraagt geen rijkdom, geen lang leven, geen dood van zijn vijanden. Hij vraagt inzicht en een opmerkzame geest om recht te kunnen spreken, en om goed en kwaad te kunnen onderscheiden, m.a.w. om zijn volk te kunnen dienen. God is zo geëmotioneerd dat hij Salomo veel meer geeft, alles wat die zich maar kan dromen, een geest vol wijsheid en begrip zoals geen ander mens die ooit had of zal hebben. De boodschap van het verhaal is een paradox: als ik ervoor ga, als ik durf te kiezen, en dus durf te verliezen, win ik alles. Meer nog, als ik durf het recht van de ander als hoogste goed te verkiezen, word ik zelf schatrijk.

Met het woordje ‘schatrijk’ komen we aan de tekst van Matteüs. Jezus blijft in het dertiende hoofdstuk maar parabels vertellen. Gelijkenissen over het Rijk der hemelen. Hier wordt dat Rijk vergeleken met een schat en een parel. Maar eigenlijk gaat de parabel over ons. Iemand vindt – toevallig, zou je kunnen zeggen – een schat in een akker, en heeft er heel zijn bezit voor over om die akker mèt de schat te verwerven. In het tweede geval gaat een koopman zelf op zoek naar een parel. Als hij een prachtexemplaar gevonden heeft, verkoopt ook hij zijn hele bezit om die parel in handen te krijgen. In beide gevallen gaat het dus over een fundamentele keuze, waarbij ik alles wat ik heb, heel mijn leven, inzet om dat ene, mijn schat, te bekomen. En dat is, zegt Jezus, het Rijk der hemelen. Heeft dat Rijk der hemelen dan te maken met mijn menselijk geluk? Ja, met dezelfde paradox als daarnet, bij Salomo. Als ik radicaal kies voor het geluk van de ander, als ik radicaal betrokken ben op de ander, in lief en leed, als ik alles wat ik heb daaraan geef, bekom ik het Rijk der hemelen. Het echte geluk, mijn schat. En dat Rijk, dat geluk is iemand: God, een mens die mij ertoe aanmoedigt een schone mens te worden, die mijn talenten aanspreekt, die mijn eenzaamheid doorbreekt, die teder is, en haat uit mij laat wegvloeien. Het is de mooiste manier waarop wij mensen met elkaar kunnen omgaan. En het moet nú gebeuren. Dat Rijk is niet iets abstracts, een hemel dààr, heel ver qua plaats, ook niet iets nà ons leven hier. Nú moet je alles opzij zetten, weg doen, verkopen, om die ene schat te bemachtigen, en uiteindelijk echt rijk te worden, en dat is: elkaar te ontmoeten in vrede, tot elkaar te spreken in eerlijke woorden, met elkaar te werken aan een rechtvaardige verdeling van wat de aarde geeft. Kortom samen diep gelukkig te zijn. Jezus heeft ons die paradox voorgeleefd. Als wij nu al in die dynamiek leven, zal onze dood die liefde niet kapot maken, maar – zo geloven wij – zal God zelf onze liefde verankeren in zijn Liefde.

Het gaat hier eigenlijk om een radicale keuze. Op een andere plaats in het Evangelie zegt Jezus duidelijk: zoekt eerst dat Rijk en de rest wordt er je bijgegeven. Laat de zelfvergeten liefde jouw prioriteit zijn, jouw schat, het belangrijkste in je leven. Is dat niet te hoog gegrepen voor ons, mensen die al zoveel werk hebben met de kleine dingen des levens, met materiële zorgen? Ik denk dat die prioriteit en de zogenaamde kleine zaken elkaar niet hoeven uit te sluiten. Integendeel.

Dat wil ik laten zien aan de hand van een hedendaagse parabel die Marie-Ann lang geleden (het was nog in het KUC) verteld heeft, en ze heeft de gelijkenis ook live uitgebeeld. Misschien zullen jullie het zich nog herinneren. Het is oorspronkelijk een parabel over ‘time-management’, hoe je je tijd best organiseert. Marie-Ann legde enkele grote stenen in een bokaal tot wanneer die tot de rand was gevuld. Ze vroeg aan ons of de bokaal gevuld was. Wij beaamden dat. Dan haalde ze een zak kiezelsteentjes vanonder de tafel en goot die in de bokaal tot deze tot aan de rand gevuld was. De kiezelsteentjes vulden de gaten tussen de grote stenen. ‘Is de bokaal nu vol?’ vroeg ze opnieuw. Wij knikten, maar dan goot ze een zak fijn zand over de bokaal en het zand verspreidde zich tussen de talrijke stenen en steentjes tot wanneer het geheel ondoorzichtig is geworden. Weer vroeg ze of de bokaal vol was. Enkelen aarzelden, terecht want ze haalde nog een emmertje water vanonder de tafel en slaagde erin ook deze emmer in de bokaal te gieten. “Wat kunnen we leren van dit beeld?”, vroeg Marie-Ann, “je zou kunnen zeggen dat een agenda nooit zo vol kan staan dat er niet nog iets bij kan, of dat er altijd onverwachte zaken zijn die je agenda vol maken.” Maar zij had met het beeld iets anders voor ogen: dat je er namelijk moet voor zorgen dat de grote stenen, de belangrijke dingen het eerst in de bokaal moeten geplaatst worden, want die krijg je er nooit meer in wanneer het kleine grut er eerst in ligt.

Het belangrijkste eerst, inderdaad, maar ikzelf heb ook nog een aanvullende interpretatie van het verhaal. Je kunt namelijk de bokaal maar echt als vol zien, omdat de lege plekken, de gaten die door de positie van de grote stenen ontstaan zijn, gevuld worden door kleine steentjes en zand, en water. Met andere woorden, iets kan maar voor vol worden aanzien omdat er zoiets is als de combinatie van groot en klein, het samengaan van zaken die voorrang hebben en zaken die secundair zijn. Als je goed kijkt, zie je dat de belangrijke dingen alléén, de grote keien in de bokaal, zeer veel plaats laten verloren gaan. Alleen de minder geachte zaken (kiezeltjes, zand, water) zijn in staat om de verloren plaats te vullen, en – wat meer is – het kleine geeft de stevigheid of stabiliteit aan het grote. Zit ons leven niet zo in elkaar? Ons dagelijks doen en laten als combinatie van grote keien en kiezelsteentjes en zand…. en mag ik jullie verklappen dat, als ik indertijd het verhaal vertelde aan mijn studenten, ik eigenlijk het kruikje water dat er op het einde bijgegoten wordt, verving door twee tassen koffie. Ook als alles vol zit, propvol, kan er nog altijd wat tijd af om met je tweetjes gezellig een tas koffie te drinken… en met elkaar te delen wat je echt van binnen bezig houdt. Dat kan zo’n deugd doen. En heeft dat ook niet alles te maken met het Rijk der hemelen? Onze grote keuze is maar mogelijk bij gratie van de kleine dingen die aan die keuze de stevigheid verlenen. Ze hebben elkaar nodig. Onze schat blijft het best bewaard, ja vermeerdert door de kleine daden van goedheid.

 

Mona schreef haar inbreng tijdens de viering voor ons op. Klik hier om hem te lezen tekst Mona