
Dominicus Gent
Viering OLH-Hemelvaart
donderdag 29 mei 2025
Welkom. Op deze bijzondere donderdag, ook Rerum Novarum-dag, herdenken we Jezus’ hemelvaart.
Vaker dan we willen, weten we ons geen raad met dit feest, zeker niet wanneer het letterlijk begrepen wordt. Misschien is dat de reden waarom in sommige parochies communievieringen op Hemelvaart worden gepland, om het ongemak met deze tekst te verdoezelen…Wie zal het zeggen?
Vandaag een bijzonder welkom aan de 80-plussers die we straks graag een maaltijd aanbieden. Niet omdat wíj niet weten wat vertellen nav Hemelvaart, maar uit oprechte erkentelijkheid voor hun wijsheid en hun unieke bijdrage aan een wereld naar Gods droom.
Voor de Nederlandse priester en politicus Herman Verbeek is Hemelvaart “een prachtig en waar verhaal van een gerechte, een oprecht goed mens, die zo gruwelijk is omgebracht dat je wel moet vertellen hoe je hem boven alle dood ziet opstijgen, smetteloos wit in het licht”.
Mysterie van leven en dood,
wij blijven U zoeken,
in ons samenzijn,
in oude woorden en beelden,
in brood en wijn…
hopend en vertrouwend
dat Uw geestkracht vrede kan brengen.
Lied: Wij zoeken U
Wij zoeken U, als wij samen komen,
hopen dat Gij aanwezig zijt,
hopen dat het er eens zal van komen:
mensen in vrede vandaag en altijd.
Wij horen U in oude woorden,
hopen dat wij uw stem verstaan,
hopen dat zij voor ons gaan verwoorden
waarheid en leven, de bron van bestaan.
Wij breken brood en delen het samen,
hopen dat het wonder geschiedt,
hopen dat wij op hem gaan gelijken
die ons dit teken als spijs achterliet.
Wij vragen U om behoud en zegen,
hopen dat Gij ons bidden hoort,
hopen dat Gij ons adem zult geven:
geestkracht die mensen tot vrede bekoort.
T: Henk Jongerius M: Mark Joly
WOORDDIENST
Net als bij zijn evangelie richt Lucas zich in Handelingen tot Teofilus. Theo filus = hij/zij die van God houdt… Aangezien de bijbelgeleerden niet kunnen bevestigen dat Teofilus een persoonsnaam is, mogen we ons -ook vandaag- als lezer of toehoorder persoonlijk aangesproken weten.
Bijbellezing Hand. 1, 1-11
Mijn eerste boek, Teofilus, ging over alles wat Jezus heeft gedaan en geleerd, vanaf het begin tot de dag waarop Hij in de hemel werd opgenomen, nadat Hij aan de apostelen die Hij had uitgekozen, door de heilige Geest zijn opdracht had gegeven. Aan hen heeft Hij veertig dagen lang herhaaldelijk bewezen dat Hij na zijn lijden weer in leven was. Hij vertoonde zich aan hen en sprak over het koninkrijk van God. Toen Hij bij hen was, drukte Hij hun op het hart: ‘Ga niet uit Jeruzalem weg, maar blijf wachten op de belofte van de Vader die jullie van Mij hebben gehoord; immers, Johannes doopte met water, maar jullie zullen gedoopt worden in heilige Geest, binnen enkele dagen.’ Degenen die daar samengekomen waren, stelden Hem toen de vraag: ‘Heer, herstelt U in deze tijd het koninkrijk voor Israël?’ Maar Hij zei tegen hen: ‘Het komt jullie niet toe de tijden of momenten te kennen die de Vader in zijn volmacht heeft vastgesteld; maar wanneer de heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en mijn getuigen zijn in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, en tot het uiteinde van de aarde.’ Na deze woorden werd Hij voor hun ogen omhoog geheven en een wolk onttrok Hem aan het gezicht. Terwijl Hij zo heenging en zij nog naar de hemel stonden te turen, stonden er opeens twee mannen naast hen in witte kleren, die zeiden: ‘Galileeërs, wat staan jullie daar toch naar de hemel te kijken? Deze Jezus, die van jullie is weggenomen en in de hemel is opgenomen, zal op dezelfde manier terugkomen als jullie Hem naar de hemel hebben zien gaan.’
Korte toelichting bij de lezing
De eerste verzen doen denken aan één van onze kleindochters die altijd razendsnel spreekt alsof ze bang is dat haar leven te kort zal zijn om alles gezegd te krijgen waar ze zo vol van is. In deze verzen voel ik eenzelfde enthousiasme dat ons (als lezer of luisteraar) wil betrekken bij het avontuur dat Jezus na zijn dood verderzet in en met zijn apostelen. Bijna struikelend over de vele gebeurtenissen roept Lucas de voorbije tijd van Jezus’ dood en verrijzenis op én betrekt hij ons verwachtingsvol op de toekomst.
Nadien weerlegt de tekst twee valse verwachtingen. Eerst het politiek herstel van Israël. Hoe aartsmoeilijk is en blijft het om in het misdadig Israël van vandaag ook maar een glimp te herkennen van wat Bijbelteksten voor ogen hebben…In elk geval maakt ook deze tekst duidelijk hoe ver het politieke Israël -toen en nu- staat van Jezus’ visie op samenleven.
Ook de verwachting dat het goede, het rechtvaardige zomaar ineens uit de hemel zal vallen wordt tegengesproken.
Ook nu is het geen tijd om naar de hemel te staren, maar om de hand aan de ploeg te slaan: voor vrede-meer dan ooit-, voor heelheid -meer dan ooit-, voor gerechtigheid -meer dan ooit. Er wordt liefdevolle kracht en nabijheid beloofd om die weg voluit te gaan en om samen antwoord te kunnen geven, antwoord te kunnen zijn, op de vragen van de wereld.
—
Straks vertellen we over Rerum Novarum, een pauselijk document uit 1891 dat o.i. een profetisch licht werpt op de actualiteit van de Jezusweg tot op vandaag, maar eerst nog iets over die ‘hemel’ bij Hemelvaart… Blijkbaar hebben we een soort plaatsaanduiding nodig om het ‘nog-niet’ van onze dromen over goed samenleven aanwezig te brengen… het woord ‘hemel’ is daar een goed voorbeeld van.
De Poolse dichteres Wislawa Szymborska schreef er een prachtig gedicht over dat aan het denken zet. Enkele fragmenten
(…)
Zelfs de hoogste bergen
zijn niet dichter bij de hemel
dan de diepste dalen.
Op geen enkele plaats is meer hemel
dan op enige andere.
De hemel drukt even absoluut
op een wolk als op een graf
(…)
Een ding dat in de afgrond valt
valt van hemel in hemel
(…)
De hemel is alomtegenwoordig
zelfs in het onderhuidse duister
(…)
De scheiding tussen aarde en hemel
is niet de juiste manier
om aan het geheel te denken.
Ik kan er alleen mee overleven
op een preciezer adres
dat sneller is te vinden
als ik gezocht zou worden.
(SZYMBORSKA Wislawa, Einde en begin. Verzamelde gedichten)
Een hemel die nooit weg is maar net heel dichtbij volgens Szymborska – laat ons die hemel zingend biddend eigen maken
Ik zie de hemel opengaan,
de aarde in het licht
van mensen die elkaar zien staan,
Gods eigen aangezicht.
Ik zie de wereld omgekeerd,
het laagste bovenaan,
het ongeziene in het licht,
uit niets groeit Gods bestaan.
Ik zie het lang beloofde land
waar alles wordt gedeeld,
van grond tot licht, van steen tot brood,
wij zijn Gods evenbeeld.
Ik zie een stad van puur kristal,
de leugens zijn voorbij.
Wij leven in doorzichtigheid,
Gods waarheid leven wij.
Ik zie de aarde vol sjaloom,
de ongeest weggeleefd!
Ontmaskerd staan wij voor elkaar,
en zie: de vrede leeft.
T: Jan van Opbergen, M: A. R. Reinagle
Rerum Novarum
Bij het aantreden van de nieuwe paus, Leo XIV, werd vaak verwezen naar zijn voorganger-naamgenoot Leo XIII. In de 19° eeuw was hij gevoelig voor het wilde kapitalisme dat een verpauperde arbeidersklasse met zich meebracht. Paus Leo XIII wijdde daar een hele encycliek aan, Rerum Novarum, en legde daarmee de basis voor de ‘sociale leer van de Kerk’. Het werd regelmatig geüpdatet door zijn opvolgers en deed mij bij de voorbereiding van deze viering de vraag stellen of ik een deel wilde besteden aan encyclieken?
Ik ben zelf de zoon van werkmensen, een typisch West-Vlaamse situatie dan nog: mama in de textielbranche en ze bleef werken toen ik er was, uitzonderlijk voor die tijd en met als gevolg dat het bij mij als enige zoon is gebleven, pa maakte veel uren in de bouw… Zij waren gepokt en gemazeld in het gedachtegoed van Cardijn, zijn foto hing aan de muur: thuis waren ze ‘gesyndikeerd’, aangesloten bij allerlei met het ACW-gelieerde organisaties, spaarden bij BAC, waren verzekerd bij DVV, stemden… juist, ja…
Keren we terug naar 15 mei (Hemelvaart) 1891: Rerum Novarum. Paus Leo geeft een document uit rond de vraag: ‘Hoe kan je de samenleving zó inrichten dat alle mensen daarin aan hun trekken komen?’
De film en musical Daems hebben ons herinnerd aan de wantoestanden die er in die tijd heersten en hoe de kerkelijke hiërarchie lang – te lang – naliet hiertegen te reageren. Soms net integendeel. Maar vanaf 1891 kwam de christelijke arbeidersbeweging echt van de grond, met goedkeuring van de kerkelijke overheid. Eén van de grote figuren van bij ons was dus Jozef Cardijn, die begon als onderpastoor in Laken, stichter en grote bezieler van de Katholieke Arbeidersjeugd, de KAJ, en die op het einde van zijn leven nog tot kardinaal werd benoemd. Als je zijn toespraken nu beluistert, dan klinkt de stijl gedateerd maar niét de boodschap en het was revelerend voor veel arbeidersvrouwen die hij bezwoer dat ze evenveel waard waren als de Prinses van Laken.
Deze pauselijke wereldbrief Rerum Novarum klaagt in striemende bewoordingen de sociale onrechtvaardigheid aan. Hij zegt nog weinig over de structurele oorzaken van de sociale ellende. Dat gebeurt wel in kerkelijke documenten van de jaren zestig van vorige eeuw: ‘Pacem in Terris’ over de rol van de staat, de mensenrechten en de vrede; de concilietekst ‘Gaudium et Spes’ over de roeping van de kerk in de wereld van vandaag; en ‘Populorum Progressio’ over de ontwikkeling van de derde wereld.
Onze vorige paus Franciscus zei het zo: ‘Een kerk die geen eucharistie viert, is geen kerk. Maar een kerk die zich in de sacristie verbergt, is ook geen kerk. Je wegsteken in de sacristie is geen correcte eredienst. Als je de eucharistie viert, heeft dat zijn gevolgen. Er is het breken van het brood. Dat houdt een sociale verplichting in, de verplichting om voor anderen te zorgen. Gebed en inzet gaan dus samen.’
Sociale inzet is ruimer, sterker en structureler dan liefdadigheid. Naastenliefde verstaan we gemakkelijk als iets individueels. Je bent een hulp en steun voor je nabije naaste. Dat blijft natuurlijk overeind.
Maar sociale achteruitstelling en onrecht vergen een structurele aanpak: een eerlijk loon, toegankelijke huisvesting, goede gezondheidszorg en onderwijs voor iedereen, de oorzaken aanpakken van het vluchtelingenprobleem en van de klimaatverandering, ongelijkheid wegwerken. Ook dat is naastenliefde.
Dat is zo essentieel, dat het de maatstaf is waarop ons leven door God zal worden beoordeeld. Zowel het evangelie als deze documenten en uitspraken maken ons vandaag duidelijk dat het ‘niet-om-het-even’ is.
Het is niet om het even hoe we omgaan met elkaar.
Het is niet om het even hoe we omgaan met onze planeet.
Het is niet om het even hoe we solidariteit en vrede inkleuren.
Het is niet om het even hoe we sociale rechtvaardigheid invullen en vorm geven.
Daarom doen we er iets aan, als individu, maar ook als beweging, als netwerk van partners, en als kerkgemeenschap.
Bij deze keuze om te bouwen aan een rechtvaardiger, meer solidaire en duurzamere wereld waar mensen gelukkig zijn, krijgen we met Hemelvaart een belofte van Jezus: ‘Zie, ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding der wereld’. Jezus gaat heen, hij neemt afscheid van zijn leerlingen. Maar tegelijkertijd is hij hen meer dan ooit nabij. Want hij blijft tastbaar aanwezig in zijn werk dat zijn leerlingen verder zetten. Van voedselbanken, tot huizen voor vluchtelingen. Van verenigingen waar mensen in armoede het woord nemen, tot eerlijke handel. Van het voorrang geven van solidariteit op eigen gewin, tot rechtvaardige belastingen, zeker ook op grootkapitaal. Zo staan we niet onverschillig in het leven, want het is niet om het even! Hemelvaart is voor ons ‘op weg gaan’. Net als de vrienden en vriendinnen van Jezus, werk maken van goedheid en gerechtigheid, solidariteit en vrede. En God zal met ons zijn.
Zoveel jaar geleden was Rerum Novarum een vertrekpunt. Dit schrijven was een pleidooi voor een rechtvaardig loon, voor solidariteit met de zwakkeren, voor het middenveld en het recht op vereniging. Vandaag mag een nieuw begin zijn: want er kan geen sprake van zijn om bij de pakken te blijven neerzitten.
Lied : Niet als een magische kracht
Niet als een magische kracht,
niet op de wijze der goden,
baant onze God zich zijn weg,
niet als een ark van triomf.
Maar als een voetspoor vooruit,
altijd op weg naar bedreigden,
zwervend om vrede en recht,
tegen de loop van het lot.
Niet als de Heer van hierna,
niet als de Man van hierboven,
wil onze God zijn geëerd,
niet als een hoofdstuk apart.
Maar als mens onder ons,
speurend naar hoop voor de minsten;
iemand die doet wat hij zegt,
liefde is hij metterdaad.
T Jan van Opbergen – M Bernard Huijbers
TAFELDIENST
Welkom aan tafel
We weten ons over grenzen van tijd en ruimte heen verbonden met allen die brood van leven waren voor velen en die er nu niet meer zijn maar die we niet vergeten.
Van hieruit zijn we ook wereldwijd solidair verbonden met allen die in dezelfde gezindheid bijeenkomen en vieren.
Hier begint de dienst van de tafel, viering van de eucharistie, laat ons bidden.
Herschep ons hart heradem ons verstand,
dat wij elkaar behoeden en doen leven.
Maak ons tot uw gemeente.
Wees de stem die ons geweten wekt.
Verberg u niet, verberg u niet
Honderd bloemen mogen bloeien,
zee van kleuren deze dag.
Bloemen, weerloos, zelf-vergeten,
spreken ons van leven
tegen dood en duister,
in spelonken, op de vaalten
en de graven deze dag.
Ze wuiven naar de vrijheid,
Getuigen stil van vrede
en breken in versteende winterhoofden
een nieuwe lente los.
Bloemen zijn de paasgetuigen
van de mens die licht van licht
en mens voor mens geworden is;
die onder ons gewoond heeft
en ten einde toe met ons heeft meegeleefd,
die de mens genoemd heeft: lelie van het veld
en die ons heeft gezien in onze ogen,
tranen, bijna blind van zoeken
naar een plek die water geeft.
Herschep ons hart heradem ons verstand,
dat wij elkaar behoeden en doen leven.
Maak ons tot uw gemeente.
Wees de stem die ons geweten wekt.
Verberg u niet, verberg u niet
Die voor ons een bron van leven werd,
drinkbaar, breekbaar voor vriend en vreemde,
voor wie gezond heet en voor wie ziek is aan dit leven.
Die honderdvoudig werd wat bloemen zijn:
hij zaaide niet, hij maaide niet
en spaarde niets voor zich alleen,
maar was te vinden, dag in dag uit,
bij kleine mensen, broos en kwetsbaar,
en zorgde wel dat hij het geknakte riet niet breken zou,
en werd een wonder van kracht en vindingrijkheid
voor al wie leven op kleine voeten, brekebenen.
Herschep ons hart heradem ons verstand,
dat wij elkaar behoeden en doen leven.
Maak ons tot uw gemeente.
Wees de stem die ons geweten wekt.
Verberg u niet, verberg u niet
Hij zei, te midden van hen:
wie leven zoekt voor zichzelf alleen,
die zal het verliezen;
alleen wie geeft en deelt,
die zal leven vinden,
eens en voorgoed.
Dat woord nam hij niet terug,
niet voor goud en niet voor macht,
en zo werd hij die mens,
die op de avond voor zijn dood
als een ultiem teken van vriendschap en trouw,
brood nam en het brak voor zijn verzamelde vrienden
en zei:
Dit is mijn lichaam.
Neem het, eet het.
En denk aan mij.
Rond dezelfde tafel nam hij de beker,
schonk hem vol met wijn en gaf hem rond.
Hij zei:
Dit is mijn bloed, om liefdes-wil.
Neem het, drink het.
En denk aan mij.
Brood en wijn, lichaam en ziel.
Zachte kracht in deze wereld.
Doe ons herleven, onuitsprekelijke God,
doe ons leven, sterven en herrijzen
naar het woord van deze mens, uw kind,
de eerste uit de doden.
Dan nemen wij uw schutkleur van gerechtigheid en vrede aan,
en gaat de wereld ruiken naar uw onsterfelijkheid, –
honderd bloemen zullen bloeien,
grond en lucht genoeg voor iedereen
en wij allen licht van uw licht,
zoals door U gehoopt
van in den beginne. Amen.
Onze Vader
Vredeswens: Vrede zij met ons allen, vrede wensen we voor deze wereld. Geven we elkaar een teken van hemelse vrede.
Communie
ZENDING
‘Vrome uitsmijter’ ( Toon Hermans-kalender – tekst van OLH-Hemelvaart)
Niemand kan over het leven iets allesomvattends zeggen.
Wie dat wél kan, mag nu zijn vinger opsteken.
Wat ik vertellen kan zijn alleen maar ervaringen of belevenissen.
Dingen die ik onderweg zo links en rechts ben tegengekomen en nog dagelijks tegenkom.
Ik zou heel graag pogingen willen doen ook iets te zeggen over het leven
als het meest wonderbaarlijke verschijnsel op deze planeet,
maar daar durf ik mij niet aan te wagen.
Ik laat het wonder maar geschieden, ieder uur van de dag, iedere dag van de week,
iedere week van de maand, iedere maand van het jaar en ieder jaar van mijn leven.
Onder alle omstandigheden ben ik mij van het wonder bewust.
Een bewustwording die niet het resultaat is van wetenschappelijk onderzoek
maar die onopvallend in mij is gegroeid zoals de takken en de bladeren
groeien aan de boom.
Lied : Nu nog met halve woorden
Nu nog met halve woorden, hier en daar,
kijkend in donk’re spiegels, bijna waar,
blijven wij vreemden die zien en weer vergeten,
doen in den blinde wat moet, maar ongeweten.
Dan, eenmaal, wordt wat niet bestaat:
wij zullen open gaan
en zien en horen, oog in oog,
van mens tot mens verstaan.
Weten voorbij aan alle angst en schijn,
en liefde, liefde zal geen woord meer zijn.
Lichaam en zwijgen genoeg, en onze namen
rusten in licht als leeuw en lam tezamen.
Nu nog verslaafd, dan waar en vrij,
ontketend, onverbloemd.
Nu nog in tranen, dan getroost
en met mijzelf verzoend.
tekst: Huub Oosterhuis; muziek: O Heer die daar