Woorden van verzet (3)

Dominicus Gent

Viering van zondag 16 mei 2021

Woorden van verzet (3): Simone Weil, pater Perrin en het uitspreken van de waarheid…

 

1

Mystici worden wel vaak als wereldvreemde rare snuiters weggezet. Simone Weil was in veel opzichten ‘raar’ maar allesbehalve wereldvreemd. En bij het lezen van het boek ‘Aan de lopende band’, een lang autobiografisch gedicht van de onlangs overleden Josephe Ponthus, heb ik vaak aan haar moeten denken. Het engagement van Simone voor menselijke waardigheid en betere arbeidsomstandigheden is nog altijd brandend actueel.

Een korte levensschets. Simone Weil wordt geboren in Parijs in 1909. Ze groeit op in een agnostisch joods milieu. Haar vader is arts. Ze heeft 1 oudere broer André die heel getalenteerd is en later een befaamd mathematicus wordt. Simone voelt zich erg de mindere van haar broer. Als klein kind toont ze een enorme gevoeligheid voor de ontberingen van mensen. En van kleins af aan ontzegt ze zichzelf fysiek wat anderen ook niet hebben. Dat blijft ze haar hele leven doen: met een materieel minimum leven, extreem ascetisch en haar inkomen weggeven. In weerwil van haar minderwaardigheidsgevoel, blijkt ze een briljante studente te zijn en ze studeert af aan de Ecole Normale Supérieure. Velen, leraren en studenten herinneren zich haar hartstocht voor de waarheid en haar onvermoeibare bewogenheid voor sociaal onrecht.

Vanaf haar twintigste heeft ze last van zware migraines. De hevige pijn doorstaat zij door zich te verbinden met de zovele andere manieren waarop mensen lijden. Ze engageert zich in de communistische vakbond maar wordt nooit lid van de partij. Van geen enkele partij. Ze gaat lessen filosofie geven in Le Puy, Auxerre, Roanne maar haar communistische sympathieën en haar engagement leiden vrij snel tot ontslag. In 1932 reist ze naar Duitsland en schat ze het gevaar van het nazisme scherp in. Ze breekt met de communistische partij omdat die op dat moment niet radicaal stelling inneemt tegen Hitler. Ze besluit haar solidariteit met de uitgebuite arbeidersklasse op een andere manier vorm te geven en gaat werken in een Renault-fabriek. De zware arbeid, het lawaai, de banaliteit, het is veel te zwaar voor haar fragiele lichamelijke conditie. Ze houdt heel die periode wel een dagboek met beschouwingen bij, dat na haar dood gepubliceerd zal worden: La condition ouvrière. Ze gaat er fysiek onderdoor. Over die ervaring, die ze overigen niet zou willen gemist hebben, schrijft ze: Ik heb daar definitief het slaventeken ontvangen. Sindsdien heb ik me altijd als slaaf beschouwd.

 In 1936 breekt de Spaanse burgeroorlog uit en Simone ziet het als haar plicht om aan te sluiten bij de linkse anarchistische syndicalisten. Zoals veel intellectuelen indertijd, oa ook de Gentse Robert Mussche als oorlogsjournalist.

Het Spaanse avontuur duurt evenmin lang want de fel bijziende Simone giet een pan kokende olie over haar been dat ternauwernood van amputatie kan gered worden. Ze moet terug naar Frankrijk. Tot zover ‘het brokken-parcours’ van een gepassioneerde filosofe en linkse activiste. Behalve haar studies, lijkt elke onderneming op een vorm van mislukking uit te draaien.

Toch zijn het andere ervaringen die haar leven definitief be-tekenen. Naast de brute realiteit tot niets of niemand herleid te zijn door afstompend hard werk en daardoor als slaaf gebrandmerkt te zijn, is er in 1938 in Assisi: Daar, terwijl ik alleen was in de kleine, 12de-eeuwse romaanse kapel (…) was er iets dat sterker was dan mijzelf, dat me voor het eerst van mijn leven, dwong om op de knieën te gaan.’

En een jaar later tijdens de Paasweek in Solesmes. Ze wordt geteisterd door heel hevige hoofdpijnen en concentreert zich op het Gregoriaans: ‘Tijdens die missen is de gedachte van het lijden van Christus, eens en voorgoed in mij binnengedrongen. (…) Het enige wat ik voelde was, dwars door de pijn heen de aanwezigheid van een soort liefde die lijkt op de glimlach op het gezicht van iemand van wie je houdt.’

 In 1940 verlaat het gezin Parijs en vlucht naar Marseille. In juni 1941 ontmoet Simone Weil daar pater Perrin. Ze houden contact met elkaar en voeren vele gesprekken. Perrin is van kinds af aan blind, ten gevolge van retinitis pigmentosa. Op een heel korte tijd ontstaat er een diepe zielsverwantschap waarin beiden heel veel aan mekaar bieden en ook van mekaar mogen en kunnen verschillen. De brieven in de geestelijke biografie van Simone Weil getuigen van een heel groot respect, een onvoorwaardelijk vertrouwen en een heel grote liefde voor pater Perrin. Hij nodigt haar uit tot het doopsel. Zij ziet haar roeping anders: ze wil christen zijn buiten de kerk.

Ze werkt samen met Jacques Loew, dominicaan en priester-arbeider voor Les Cahiers de Témoignage Chrétien, een clandestien tijdschrift van het Verzet.

Ze wil werken op een boerderij en Perrin beveelt haar aan bij zijn vriend Gustave Thibon, wijnboer en erudiet filosoof. Die ziet dat eigelijk niet goed zitten maar aanvaardt het toch. In het begin verloopt het contact zeer stroef. Maar die eerste antipathie voorbij, groeit er een heel diepe vriendschap. Later noemt Thibon de ontmoeting met Simone Weil dé ontmoeting van zijn leven.

Uiteindelijk neemt haar familie haar mee naar New York en bij haar vertrek geeft ze aan Thibon vrijwel al haar filosofische notities. Uit New York wil ze zo snel mogelijk weg want dat is voor haar een veel te geprivilegieerde situatie. Ze schrijft nog een lange brief aan een kloosterling. Vliegt naar Londen en biedt zich aan bij de regering in ballingschap. Die geeft haar de opdracht een visie uit te werken voor Frankrijk, eens het opnieuw bevrijd zal zijn. Dat doet ze. Later wordt dat gepubliceerd onder de titel: L’enracinement.

Ze wordt ziek, heeft tuberculose en na een korte opname sterft ze totaal verzwakt op 24 augustus 1943. Ze is 34 jaar oud.

Tijdens haar korte leven is er behalve enkele artikels niets van Simone gepubliceerd. Na de oorlog maken Thibon en pater Perrin er werk van om haar geschriften te boek te stellen. Het worden er 16, in meerdere talen.

Pater Perrin ontvangt op hoge leeftijd, hij is 95, van de staat Israël de titel: Rechtvaardige onder de volkeren. Dat is een eerbetoon voor mensen die hun leven geriskeerd hebben voor joden in nood.

Zonder pater Perrin zouden we vandaag Simone Weil niet kennen.  Blijkbaar was hij in staat vrijmoedig en onbevangen mensen te beluisteren en hen te laten schitteren. Er is een soort dienstbaarheid die hij in de talloze gesprekken met mensen beoefend heeft. Een dienstbaarheid die zo goed als geen aanwijsbare sporen nalaat en vaak ongezien is. Een werk van groot geloof en liefde dat omwille van zijn aard veel discretie vraagt en daarom meestal in de schaduw blijft maar dat vandaag niets aan belang heeft ingeboet. Als ik nu het verhaal van pater Perrin breng dat is dat als eerbetoon aan al die mensen die door deze dienst van het luisteren in de schaduw van de ‘groten’ Gods liefde present stellen.

 

 

Ik zal in mijn huis niet wonen, ik zal op mijn bed niet slapen,

ik zal niet rusten geen ogenblik, totdat ik heb gevonden:

een plek waar Hij wonen kan, een plaats om te rusten voor Hem die God is

de Enige Ware.

Ik zal in mijn huis niet wonen, ik zal mijn ogen niet dichtdoen,

ik mag versmachten van dorst, totdat ik heb gevonden:

een plek waar de doden leven, een plaats waar recht wordt gedaan,

aan de verworpenen der aarde.

Oosterhuis

Evangelie: Joh. 8,31-44

Tot de Joden dan die in Hem geloofden, zei Jezus: “Indien gij trouw blijft aan mijn woord, zijt gij waarlijk mijn leerlingen.  32Dan zult ge de waarheid kennen en de waarheid zal u vrijmaken.  33Men wierp op: “Wij zijn van Abrahams geslacht en nooit iemands slaaf geweest. Hoe kunt Gij dan zeggen: gij zult vrij worden?”  34Jezus antwoordde hun: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: al wie zonde doet, is slaaf van de zonde,  35en de slaaf blijft niet voor eeuwig in het huis. De Zoon blijft voor eeuwig.  36Als de Zoon u vrijmaakt, zult gij werkelijk vrij zijn.  37Ik weet dat gij van Abrahams geslacht zijt; niettemin zoekt gij Mij te doden, omdat mijn woord bij u geen ingang vindt.  38Ik verkondig wat Ik bij de Vader heb gezien, maar gij doet wat gij van uw vader gehoord hebt.”  39Zij antwoordden Hem: “Onze vader is Abraham!” Daarop zei Jezus hun: “Als gij kinderen van Abraham zijt, doet dan ook de werken van Abraham.  40Thans echter zoekt gij Mij, een mens te doden, terwijl Ik u de waarheid heb gezegd, die Ik van God heb gehoord. Zoiets deed Abraham niet.  41Gij doet de werken van uw vader.” Zij zeiden Hem: “Wij zijn niet uit ontucht geboren; één vader hebben wij en dat is God.”  42Jezus zei hun: “Als God uw vader was, zoudt gij Mij beminnen, want van God ben Ik uitgegaan en van Godswege ben Ik hier. Neen, Ik ben niet uit Mijzelf gekomen, maar Hij heeft Mij gezonden.  43Waarom verstaat gij mijn taal niet? Omdat gij niet in staat zijt mijn woord te aanhoren.  44De vader uit wie gij zijt is de duivel, en gij verkiest te volbrengen wat uw vader verlangt. Hij was een moordenaar van begin af aan en hij bevindt zich niet in de waarheid, omdat er in hem geen waarheid is. Wanneer hij leugentaal spreekt, spreekt hij uit zijn eigen wezen, want een leugenaar is hij, ja, de aartsleugenaar. 

 

2

Over de waarheid 

Het levensverhaal van Simone Weil ademt  uit wat we net zongen: ze kan niet rusten tot de aarde een plek is waar God, de minste kan wonen. Onderweg  daar naartoe valt haar niet aflatende zoektocht naar waarheid op en haar radicale manier van omgaan met wat ze als onwaarheid of leugen zag.   Voor haar geen politieke spelletjes, geen leugentjes om bestwil, geen reclame met psychologisch uitgekiende brede glimlach of smilies waaronder soms leegte of pure commercie schuilt.

De kunst om op zo’n manipulatieve  manier met mensen om te gaan zie  je nochtans soms al in heel jonge kinderen. Ze weten  precies wat ze hoe aan wie moeten vragen, soms met de nodige vleierij, om hun zin te krijgen. En ze leren al doende dat het werkt.  Hoe anders bij Simone die van jongsaf aan intens naar waarheid zoekt bij zichzelf en anderen. Zij leeft het antwoord op het openingslied: vrij  van angst voor pijn of zelfverlies, is zij mens, die  voor de minste kiezen.

Die `afwijking’ om ook een `inconvenient truth’  te brengen kost haar nochtans veel.   Ze verliest al vroeg haar job als leerkracht: ontslagen.  Ze kan niet aansluiten bij een politieke partij die haar remt  in het uiten van de waarheid. Op persoonlijk vlak vermijdt ze  oppervlakkige contacten door zich fysiek zo onaantrekkelijk mogelijk te maken.

De waarheid brengen is vandaag niet minder moeilijk dan toen. Lizz Cheney van de republikeinse partij verloor haar job net nog voor kritiek op Trump. Het is ‘in’ om slechts 1 kant van de werkelijkheid te laten zien. Een tijdlang gaf Google alleen kans om te liken, er was geen duim-omlaag icoontje. Ontwikkelingssamenwerking wordt voorgesteld als een win-win situatie, iedereen wint.  Boven een doctoraat dat ik onlangs mocht lezen schreef de student: `Ik verlies nooit. Ik kan alleen maar winnen of bijleren’.  Toch ging het over de studie van COVID-geneesmiddelen waarmee levens gered kunnen worden – of niet.   Geen winnaars of verliezers?  Het botst met de ervaring.  Veel zaken komen met een prijs, pijn, inspanning, verlies, vaak onevenredig zwaar bij de al kwetsbare mens.  Dit ontkennen is onecht en bevordert onrecht.

De illusie dat alles winst is  wordt gevoed als feedback nog alleen positieve zaken de hemel in prijst en over `werkpunten’ zwijgt.  Zeker als het op discriminerende wijze gebeurt: alleen lof voor de ene.  Is het niet juist een blijk van waardering en vertrouwen als je iemand de waarheid kan en wil zeggen – zoals je die ziet. Met de bereidheid om een wederwoord te horen  en je eigen blikveld aan te passen met voortschrijdend inzicht. Is het niet dat wat we in Dominicus zouden willen bereiken met  en voor elkaar: open spreken zonder angst op zoek naar waarheid voor onszelf, elkaar en de wereld. In  een omgeving van mensen die we vertrouwen met een engagement voor de wereld.

De vraag blijft wel, hoe doe je dat: in waarheid spreken? Hoe kon Jezus in uiteenlopende contexten de waarheid laten zien, met welk effect ? 

Doorheen de evangelies zien we een rijke diversiteit in vorm en aanpak: van heel direct tot met een omweg maar duidelijk, van confronterend  tot zalvend. Het publiek, de tijd en plek bepalen de benadering. Nooit echter valse schijn, naar de mond praten of discriminerende bejegening van de een tegenover de ander.

Soms speelt een verhaal zich af in een total andere situatie die de ontvankelijke luisteraar overduidelijk het onrecht laat zien:  dit kan echt niet. Veel parabels werken zo en het helende `venijn’ zit in de staart’ als de link met onszelf verschijnt. Zo druipt de rijke jongeling  af als hij hoort hoe hij al zijn geld zou moeten  afgeven om de schat te zoeken. 

In de omgang met zijn leerllingen is Jezus  al directer: “Het komt je niet toe te weten dag en uur…”. En toch perspectief bieden.
Ga weg Satan zegt hij, als ze om de eerste plaats kibbelen.
Of hij maakt een parallel, die niets aan de verbeelding overlaat: “Beter een molensteen om de hals dan een kind kwetsen”.

Als Jezus uiteindelijk naar Jeruzalem  trekt en daar duidelijke taal spreekt, moet hij het met zijn leven bekopen.             

Wie overweegt om de waarheid te spreken, om al dan niet tussen te komen in een bepaalde context, kan zich bezinnen over het doel en de middelen. Maar is de waarheid een doel of is ze een weg, een manier van zijn? Een weg tot verandering? Om verandering bij jezelf en een ander in gang te zetten moet de waarheid kunnen binnenkomen, beluisterd en uiteindelijk aanvaard worden. Ze kan ook weerstand oproepen die het inzicht of de verandering in de weg staat.  Zien we de splinter in het oog van de ander, maar niet de balk in ons eigen oog? Jezus  noemde zichzelf de weg, de waarheid en het leven. Ook in de tekst van Johannes klinken ze als synoniemen. De waarheid maakt ons vrij om de weg ten leven te gaan.

Dat kunnen we hier vieren in dit uur en alle dagen van ons leven. Dat de ongemakkelijke waarheid verteld mag worden,  de ene keer al meer uitdrukkelijker dan de andere. Dat ze levengevend is en niet verpletterend. Dat het een opdracht inhoudt en dat we elkaar daarin kunnen bemoedigen, onze grote voorbeelden achterna. Dat er een kracht tot verandering in zit die niet te  stuiten is, ook al heeft verandering tijd nodig. En dat we mogen weten dat iemand ons waarachtig Liefheeft – welke waarheid we ook met ons meedragen.

Over die opdracht en de kracht om ze te volbrengen gaat het lied: dat wij als wachters op de muren zijn…

           

 

Dat wij als wachters op de muren zijn

geroepen om het zwijgen te verbreken

een klein begin van opstanding, een teken.

Nog heerst verhuld de slavernij

van man en macht: een maatschappij

die in haar schild het onrecht voert

van leven dat wordt ingesnoerd.

Maak God om Christus’wil ons vrij.

Nog wordt het gouden kalf vereerd

van nooit genoeg en altijd meer.

Maar schrijnend is het tegendeel:

de rekening voor ons teveel.

God zegen wie het onrecht keert.

Nog heerst het drogbeeld van de staat:

er is een vijand die men haat,

nooit is een wapen sterk genoeg.

O God bevrijd ons van die vloek

die eens geen leven overlaat.

Nog zucht de schepping doodsbenauwd,

aan onze zorgen toevertrouwd.

Het spansel rond de aarde barst

door mensenhanden aangetast.

Bekeer ons, God, tot haar behoud.

René van Loenen

 

 

 

Blijf verbonden met de gemeenschap van Dominicus Gent:
via de nieuwsbrieven: https://www.dominicusgent.be/nieuwsbrief/
via Facebook ( https://www.facebook.com/Dominicus-Gent-324436994242688/)
Abonneer u nu op ons Youtube-kanaal ( https://www.youtube.com/channel/UCBCXMCRb0cNw8Dd3tMc9elQ)

Indien u meent dat voor een bepaald object het auteursrecht van de auteur of zijn/haar erfgenamen, of het recht op afbeelding geschonden werd, neem dan contact op met ons zodat de situatie kan worden rechtgezet.