Hemelvaart 2021

Dominicus Gent

Viering van Hemelvaart

Donderdag 13 mei 2021

 

Handelingen 1, 1-12

Het eerste boek, dat ik geschreven heb, Teófilus, ging over alles wat Jezus gedaan en geleerd heeft  tot aan de dag waarop Hij zijn opdracht gaf aan de apostelen die Hij door de heilige Geest had uitgekozen, en ten hemel werd opgenomen.  Na zijn sterven toonde Hij hun met vele bewijzen dat Hij in leven was. Hij verscheen hun gedurende veertig dagen en sprak met hen over het Rijk Gods. 
Terwijl Hij met hen at, beval Hij hun Jeruzalem niet te verlaten maar de belofte van de Vader af te wachten, “die gij van Mij vernomen hebt:  Johannes doopte met water, maar gij zult over enkele dagen gedoopt worden met de heilige Geest.”  Toen zij eens bijeengekomen waren stelden zij Hem de vraag: “Heer, gaat Gij in deze tijd voor Israël het koninkrijk herstellen?”  Maar Hij gaf hun ten antwoord: “Het komt u niet toe dag en uur te kennen die de Vader in zijn macht heeft vastgesteld.  Maar gij zult kracht ontvangen van de heilige Geest die over u komt, om mijn getuigen te zijn in Jeruzalem, in geheel Judea en Samaria en tot het uiteinde der aarde.”  Na deze woorden werd Hij ten aanschouwen van hen omhooggeheven en een wolk onttrok Hem aan hun ogen.  Terwijl zij Hem bij zijn hemelvaart gespannen nastaarden, stonden opeens twee mannen in witte gewaden bij hen,  die zeiden: “Mannen van Galilea, wat staat ge naar de hemel te staren? Deze Jezus die van u is weggenomen naar de hemel, zal op dezelfde wijze wederkeren als gij Hem naar de hemel hebt zien gaan. ” 

Toen keerden zij van de berg naar Jeruzalem terug.

 

Commentaar bij de lezing

Ik weet niet of u het goed hebt kunnen volgen. De openingstekst uit de handelingen van de apostelen haspelt een hele resem gebeurtenissen door elkaar.   Heel verwarrend is dat. Jezus is er “eigenlijk” niet meer, maar dan komt hij toch nog bij zijn leerlingen en eet hij samen met hen. Johannes de doper wordt er bij gehaald, maar zijn functie lijkt achterhaald. Nu lijkt de komst van de Geest het evenement waarnaar uitgekeken wordt. Dringend is ook de vraag omtrent de installatie van het koninkrijk: wanneer komt dat nu, want daar kijken sommige leerlingen vol verwachting naar uit. Maar dan worden deze weer tot de orde geroepen door die mannen  in witte gewaden. Zij manen hen aan hun aandacht en inzet te focussen op het hier en nu. En tot slot, Jezus die zal wederkeren zoals zij hem naar de hemel hebben zien gaan. Veel te veel om het op een ordelijke manier te kunnen vertellen.

Is deze verwarrende berichtgeving misschien kenmerkend voor de nieuwe mindset die zich in Lucas’ dagen aan het doorzetten is? Het blijkt namelijk dat de verwachte komst van het rijk Gods uitblijft. U herinnert zich Paulus in de jaren 40-50: voor hem stond de doorbraak van het rijk Gods voor de deur. Hij geloofde dat de meeste in zijn dagen levende mensen het nog zouden meemaken. En ook Jezus sprak duidelijk in die zin. Zo staat het toch bij Marcus : “Ik verzeker jullie: sommigen die hier aanwezig zijn zullen niet sterven voordat ze de komst van het koninkrijk van God in al zijn kracht hebben meegemaakt.” (9,1)

Het houdt mensen bezig. We bevinden ons ergens in de jaren 80 van de eerste eeuw. De beweging van Jezusvolgelingen schuift steeds meer op naar de niet-joodse wereld. De verwoesting van de tempel in het jaar 70 is noch min noch meer een mokerslag die de joodse gemeenschap vernietigend treft. Ook christenen en Romeinen verstaan elkaar nauwelijks. Dat de christenen de keizer niet vereren als een goddelijke gestalte veroorzaakt irritatie bij de Romeinen. Het maakt christenen gehaat en verwerpelijk. Waren dit misschien tekenen dat de tijd voor de komst van het rijk Gods nog niet rijp was? Een en ander dwong de christenen om een ander perspectief als realistisch onder ogen te zien. Neen, dat rijk Gods kwam er niet als een nieuwe rijksorde. Geen nieuw koninkrijk naar het model van koning David.

Maar wat dan wél? Zo te zien biedt de geschiedenis geen antwoord. Christenen hebben hun verwachtingspatroon opgerekt tot een leven voorbij de dood. Christus zal terug komen – wanneer weten we niet – om uiteindelijk recht te doen aan zijn getrouwen. Rond de eeuwwisseling is het perspectief op een hiernamaals de invulling van het verwachte rijk Gods. Hierin vinden christenen troost en soelaas. Jezus’ terugkomst wordt verschoven naar een virtuele toekomst.

Dat ligt anders bij Lucas. Voor Lucas is de gemeenschap van gelovigen, de kerk, het antwoord. Door in het voetspoor van Jezus te treden maakt zij het rijk van God ervaarbaar binnen de geschiedenis. Dat is de sleutel die hij ons in handen geeft. Op de vraag van de leerlingen naar het hoe en waar en wanneer zegt Jezus: “Het komt u niet toe dag en uur te kennen die de Vader in zijn macht heeft vastgesteld. Maar gij zult kracht ontvangen van de heilige Geest die over u komt, om mijn getuigen te zijn in Jeruzalem, in geheel Judea en Samaria en tot het uiteinde der aarde”. Voor Lucas is de kerk het antwoord. De geloofsgemeenschap. We weten genoeg over Jezus van Nazareth om te beseffen dat elk escapisme hem vreemd was. Jezus stuurt niemand naar het hiernamaals als troost.

Het is ook de taal van de mannen in witte gewaden die Lucas ten tonele voert. Zij wijzen de leerlingen ondubbelzinnig terug naar de aarde. Dit is de plek waar we leven. Waar we ons, geïnspireerd door Jezus’ voorbeeld inzetten voor menselijk geluk en gerechtigheid. En natuurlijk beseffen we dat het ons nooit lukt een rijk van volkomen gerechtigheid te realiseren. Maar deze aarde is ons huis. Speculaties over toekomstige tijdperken die ons nog te wachten staan en de miljarden jaren dat deze wereld nog zal bestaan … het kan ons niet ontslaan van onze verantwoordelijkheid voor onze medemens en voor de plek waar we leven als een thuis voor allen samen. 

 

Toepassing

Ignace beklemtoonde hoe  de taal van de mannen in witte gewaden de leerlingen terugwijst van de hemel naar de aarde.  Maar die beweging maken  is niet vanzelfsprekend.   Er is immers sprake van ontreddering en moedeloosheid bij de leerlingen van Jezus.  Zij staan daar maar te staren, naar iemand die voorgoed weg is.   Juist  dan, doorheen  hun gezamenlijk staren, hun verbijsterd zwijgen en hun niet-meer-weten, breekt iets als een stem door:    “Wat staat ge naar de hemel te staren? “ De stem doet vervolgens ook een belofte, nl.  dat die Geest van God die in Jezus was, ook in hen  zelf zal komen.   Daarop moeten ze wachten. Blijkbaar kunnen ze dat niet afdwingen.   

Wat een vreemd perspectief brengt dit verhaal binnen:  juist wat mensen moedeloos maakt, daarin kunnen ze een perspectief ervaren en daarvoor  kunnen ze dankbaar zijn.  Kunnen wij zo’n omwenteling ook ervaren?  

Ik geef een voorbeeld, het is lang geleden, het was op een vergadering van de werkgroep vluchtelingen.   We hoorden daar tot onze verbijstering dat een vluchteling en zijn vrouw  geen asiel kregen.   De man had zich nochtans  moedig verzet tegen het leger dat zijn 13 -jarige leerlingen als kindsoldaten wilde rekruteren.  Hij werd met de dood bedreigd, net zoals zijn vrouw.

Ik herinner mij dat we op die vergadering stil werden, we zaten daar voor ons uit te staren,  als geslagen honden. Als deze politieke vluchtelingen geen recht hadden op asiel, wie dan wel?    Ik voelde een loodzware vermoeidheid in mijn hoofd, mijn armen en benen.  We zagen niet wat we  konden doen.

In de dagen daarna  bracht ik de hoogzwangere vrouw naar de kliniek.  Ik merkte hoe zij de hoop niet opgaf.  Dat gaf mij steun.  Wij dachten dat wij aan hen hoop moesten geven, maar zij bleken het te zijn die ons hoop gaven.   Jan Rombouts en Carla Ronkes opperden het voorstel om een persconferentie te organiseren en om opnieuw contact op te nemen met het commissariaat.  Ik herinner dat er onverwacht iets van  dynamiek groeide.   We organiseerden de persconferentie.

De dag dat we de moeder en de pasgeboren baby uit het Jan Palfijn-ziekenhuis naar huis voerden, was een moment van bijzondere vreugde en dankbaarheid.  Later  kregen ze beiden uiteindelijk de papieren waar ze recht op hadden. Wij wisten niet dat het zo zou aflopen, en soms loopt het ook zo niet af, maar we wisten wel wél dat onze stappen zinvol waren geweest.

De  geest  van God zie ik als iets dat het staren van mensen , het blindstaren op  problemen doorbreekt. Iets als een scheur, een breuk die iets nieuws laat ontstaan.   Ik weet- vanuit de ervaring van deze gemeenschap-  dat samen moedeloos zijn zo anders is dan alleen moedeloos zijn.    De geest zie ik als  iets dat  juist in momenten van gezamenlijke ontreddering een  perspectief kan laten  binnenwaaien.  Laten we geduld opbrengen om te wachten totdat die geest komt.   Zo’n woord van belofte is niet te zwaar voor ons.

 

Hemelvaart en actualiteit

Hemelvaart is wellicht een gelegenheid om onze verantwoordelijkheid concreet te maken met een blik op de toekomst.  Niet dat we hopen zo vlug mogelijk in de hemel te komen. Wél dat we nadenken over onze mogelijke bijdrage voor een toekomst binnen de geschiedenis die kan bijdragen tot het geluk van komende generaties.

Zijn we goede voorouders?” luidt de vertaling van het boek van Roman Krznaric “The good ancestor. How to think long term in a short-term world”. Welke wereld geven we door aan de volgende generaties. Het boek is een pleidooi voor een denken op lange termijn en voor een zorg dragen in duurzaamheid. De auteur verwijst naar Amerikaanse stammen die aan zevendegeneratiedenken doen en over een bos in Noorwegen waar bomen groeien die moeten dienen voor boeken die pas in 2114 gedrukt zullen worden. Hij houdt een pleidooi om goede voorouders te worden en daarmee bedoelt hij mensen die in staat zijn aan kathedraaldenken te doen. Hij geeft voorbeelden van culturele en politieke aard die onze geschiedenis hebben veranderd.

Een van zijn favoriete voorbeelden van kathedraaldenken speelt zich af in het Londen van de 19e eeuw. Heel wat toeristen wandelen dagelijks langs de rivier Thames zonder te beseffen dat net onder de grond een rioleringsnetwerk ligt dat in de 19e eeuw gebouwd werd en vandaag nog altijd in gebruik is.

“Een cholera-epidemie  die zich via het drinkwater verspreidde, kostte tussen 1848 en 1854 het leven aan meer dan 20 000 mensen, maar de overheid deed er niets aan , door een gebrek aan centen en onder druk van waterleveranciers die het probleem van zich afschoven. Tot zich in de hete zomer van 1854 een rottende rioolgeur over de hele stad verspreidde, tot in de parlementsgebouwen. De geur was zo verschrikkelijk dat de parlementariërs uit hun vergaderruimtes vluchtten met doeken voor hun gezicht. Wat bekend werd als de “Grote Stank” zette de regering er eindelijk toe aan om te handelen. Over een periode van achttien jaar en onder leiding van ingenieur Joseph Bazalgette werd onder de stad een netwerk aan rioolbuizen en pompstations aangelegd dat zijn tijd ver vooruit was. Bazalgette voorzag dat de Londense bevolking nog sterk zou groeien en maakte de buizen tweemaal zo groot als op dat moment nodig was. Bovendien gebruikte hij de beste materialen van het moment, ook al waren die duurder.”

De auteur legt graag de link naar de coronacrisis. Welke regeringen nemen momenteel gezondheidsmaatregelen waar de burgers over 1000 jaar nog iets aan hebben ?

Vanaf een bepaalde leeftijd begint een mens na te denken over wat hij/zij wil nalaten na de dood. Een testament schrijven is één zaak, maar wellicht niet voldoende. Het ware goed een transcendente erfenis na te streven, iets groters dat ons verbindt met mensen van de toekomst.

 

Blijf verbonden met de gemeenschap van Dominicus Gent:
via de nieuwsbrieven: https://www.dominicusgent.be/nieuwsbrief/
via Facebook ( https://www.facebook.com/Dominicus-Gent-324436994242688/)
Abonneer u nu op ons Youtube-kanaal ( https://www.youtube.com/channel/UCBCXMCRb0cNw8Dd3tMc9elQ)

Indien u meent dat voor een bepaald object het auteursrecht van de auteur of zijn/haar erfgenamen, of het recht op afbeelding geschonden werd, neem dan contact op met ons zodat de situatie kan worden rechtgezet.