Woorden van eeuwig leven

Dominicus Gent

Viering van zondag 2 september 2018

Woorden van eeuwig leven

 

Goedemorgen en iedereen van harte welkom in deze viering,

onze wekelijkse afspraak aan de tafel met brood en wijn en de Schrift.

We ontsteken de Paaskaars en bidden:

Wees hier aanwezig,
dat het goed mag zijn wat wij hier doen:
het woord ter harte nemen
dat Gij in Israël gesproken hebt
en ons in Jezus te verstaan gegeven.

Dit woord spreekt ons toe,
doe ons tezamen horen, uw gemeente.
Wees hier aanwezig, nu,
als toen in Jezus,
een zoon van uw Thora,
in U geworteld,
die ons geworden is tot licht der wereld.
(Huub Oosterhuis)

We zingen het lied

Wees hier aanwezig, woord ons gegeven,
dat ik U horen mag met hart en ziel.
Wek uw kracht en kom ons bevrijden.

Woord ons gegeven, God in ons midden,
toekomst van vrede, wees hier aanwezig.
Uw wil geschiede, uw koninkrijk kome.

Zie ons, gedoog ons, laat ons niet vallen.
Dat wij niet leven, gevangen in leegte.
Dat wij niet vallen terug in het stof.
Zend uw geest, dat wij worden herschapen.

Dat wij U horen, dat wij U leven,
mensen voor mensen, alles voor allen.
Dat wij volbrengen uw woord, onze vrede.
Wek uw kracht en kom ons bevrijden.

 

1 Woorden van eeuwig leven

Sommigen onder ons waren er bij op 8 augustus op het feest van Sint-Dominicus in de Dominicanenkerk te Knokke. Daar hebben 14 mensen een openlijke verbintenis uitgesproken dat ze zich als lekendominicaan uitdrukkelijk verbinden met de Dominicaanse familie. Allen hebben ze reeds een jarenlange geschiedenis met een Dominicaanse gemeenschap in Knokke, Leuven, Genk, Schilde of hier in Dominicus Gent. Verschillende gemeenschappen met elk een eigen karakter, maar toch met een gezamenlijke spiritualiteit.
Omdat de meesten reeds jarenlang verbonden waren met de dominicanen, was het ook bij sommigen de vraag of het dan nog nodig was om dat ook nog eens op een formele manier te bevestigen. Er was bij sommigen weerstand. Ze zouden sowieso hun activiteiten blijven verder zetten zoals ze tot dusver hadden gedaan.
Maar nu was het toch tot een publieke verbintenisverklaring gekomen. En dan doet het toch iets met een mens. Want dan worden woorden gesproken die toch een soort richtingwijzer worden voor je verdere leven. Zo gaat het met woorden die uitdrukking zijn van een keuze die niet alleen privé wordt gemaakt of in intieme kring, maar die ook publiekelijk wordt uitgesproken. Dan voel je dat woorden een betekenis hebben die niet zomaar kan worden terug genomen. Woorden als verklaring van presentie “hier ben ik”, als aanwezigheid. Zoals we vandaag zingen: woord ons gegeven…

 

Evangelielezing

Woorden. We hebben er voortdurend mee te maken in onze religieuze beleving. Het geldt voor hen die woorden uitspreken net zo goed als voor hen die ze ontvangen. Zo zongen we het reeds in het openingslied. Het geldt ook voor de woorden die Jezus spreekt en voor hen tot wie ze gericht zijn. Zo zijn we hier ook samen. Daarover gaat het ook in de lange toespraak die de evangelist Johannes Jezus in de mond legt en die de voorbije weken te beluisteren was in de zondagse lezingen van de normale kerken. Het fameuze zesde hoofdstuk van Johannes met het verhaal van de broodvermenigvuldiging en de vreemde toespraak die daaraan gekoppeld wordt. We luisteren naar de ontknoping van die toespraak die aansluit op het commentaar die volgt op de zgh. broodvermenigvuldiging.

Lezing Jo. 6

Jezus begaf zich naar de overkant van het meer van Galilea, bij Tiberias. Een grote menigte volgde Hem, omdat zij de tekenen zagen die Hij aan de zieken deed. Jezus ging de berg op en zette zich daar met zijn leerlingen neer. Het was kort voor Pasen, het feest van de Joden.

De Joden morden over Hem, omdat Hij gezegd had: “Ik ben het brood dat uit de hemel is neergedaald,” en zij zeiden: “Is dit niet Jezus, de zoon van Jozef, en kennen wij zijn vader en moeder niet? Hoe kan Hij dan zeggen: Ik ben uit de hemel neergedaald?” Maar Jezus sprak tot hen:
Ik ben het brood des levens. Uw vaderen, die het manna gegeten hebben in de woestijn, zijn niettemin gestorven; maar dit brood daalt uit de hemel neer, opdat wie er van eet niet sterft. Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. Als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid. Zoals Ik door de Vader die leeft, gezonden ben en leef door de Vader, zo zal ook hij die Mij eet, leven door Mij. Dit is het brood, dat uit de hemel is neergedaald. Het is niet zoals bij de vaderen, die gegeten hebben en niettemin gestorven zijn: wie dit brood eet, zal in eeuwigheid leven.”

Toen zij dit hoorden, zeiden velen van zijn leerlingen: “Deze taal stuit iemand tegen de borst. Wie kan daar naar luisteren?” Ten gevolge hiervan trokken velen van zijn leerlingen zich terug en verlieten zijn gezelschap. Waarop Jezus aan de twaalf vroeg: “Wilt ook gij soms weggaan?” Simon Petrus antwoordde Hem: “Heer, naar wie zouden wij gaan? Uw woorden zijn woorden van eeuwig leven en wij geloven en weten dat Gij de Heilige Gods zijt.”

Harde woorden. “Wie kan daarnaar luisteren”.
We lezen uit het evangelie van Johannes. Dit evangelie dateert van het jaar 98. We zijn dan al een heel stuk opgeschoven sinds de dood van Jezus, en ook sinds de start van de beweging die zijn naam draagt. Eén van de punten die gaandeweg scherper is komen te liggen betreft de relatie van de christenbeweging tot de joodse traditie. Jezus van Nazareth belijden als Messias is onverteerbaar voor traditionele Thoragetrouwe joden. Die overtuiging hoort echter tot de kern van de christelijke beweging. Begrijpelijk dus dat er spanningen ontstaan. Tegen het einde van de eerste eeuw leiden deze tot een open conflict. Het evangelie van Johannes draagt er duidelijke sporen van. De christenen zijn uitgesloten geworden uit de synagoge. Dat betekent niet alleen religieuze discriminatie, het brengt ook sociale en maatschappelijke achteruitstelling met zich mee.

De harde woorden waarvan sprake in het evangelie hebben hier uiteraard mee te maken. Johannes voelt zich als het ware tussen twee stoelen. Enerzijds vertelt hij een verhaal van iemand die geboren en getogen is in de joodse traditie, en die deze traditie ook ten diepste genegen is, anderzijds heeft hij ook weet van de uiterst persoonlijke manier waarop Jezus deze traditie beleefd heeft. Deze beide dimensies monden uit in een ambivalente houding eigen aan Johannes.

Enerzijds grijpt hij de joodse traditie aan, meer bepaald de grote joodse feesten, om Jezus daadwerkelijk te verankeren in die traditie. Het is in de context van die feesten, met name vooral het paasfeest, het loofhuttenfeest en het Chanoekafeest van de reiniging van de tempel, dat hij Jezus’ optreden situeert. Tegelijk presenteert hij Jezus als iemand die de betekenis van deze feesten niet alleen tot vervulling brengt, maar ze ook overstijgt.

In die context dienen de fameuze “Ik ben”-woorden gesitueerd te worden. Woorden die oppervlakkig gezien een uitermate zelfvoldane figuur voorstellen. “Ik ben het brood van het leven; ik ben het licht van de wereld; ik ben de goede herder; ik ben de weg naar de waarheid en het leven; ik ben de verrijzenis en het leven” enz. Stuk voor stuk thema’s uit de joodse traditie die Johannes in de persoon van Jezus in vervulling ziet gaan. Denk aan het thema van de uittocht uit Egypte, de tocht door de woestijn waar de mensen het manna uit de hemel ontvingen: in het evangelie van Johannes wordt dit doorgetrokken in de broodvermenigvuldiging; denk aan de stad Jeruzalem die boven op een berg gelegen is en bestemd is om een boodschap van daadwerkelijke vrede uit te stralen naar alle volkeren maar dan toch weer gevangen zat in de oorlogslogica van de joodse koningen en Jezus die tot zijn leerlingen zegt: jullie zijn het licht van de wereld; denk aan het herderschap waar de joodse priesters zich nauwelijks iets van hebben aangetrokken en Jezus die als de goede herder ervaren wordt, enz.

Deze ”Ik ben”-woorden –zeven zijn het er – worden bovendien nog eens bevestigd door zeven “tekenen” : geen mirakelen! Onze gangbare betekenis van mirakel is nergens in de evangelies terug te vinden. Er is enkel sprake van dunameis en semeia: machtsdaden en tekenen. Tekenen wijzen over zichzelf heen. De broodvermenigvuldiging, de genezing van de blindgeborene, Jezus die als leraar de voeten van zijn leerlingen wast. Ze verwijzen naar Jezus’ messiaanse zending.

Harde woorden inderdaad. Maar tegelijk worden ze erkend en herkend als woorden die een ruimer perspectief openen dan alleen de joodse traditie. Dat horen we dan ook in de woorden van Petrus: Naar wie zouden wij gaan?! Gij hebt woorden van eeuwig leven!

Het zijn woorden die grenzen openbreken. Samen zijn we geroepen het lichaam van Christus te worden. Zingen we: “Nooit heeft iemand God gezien. Wie naar de liefde leeft, zal in Hem wonen. Wij zullen jood en Griek zijn lichaam worden.” 

 

2 Woorden zijn daden

Voor het prachtige lied dat we zo net zongen baseerde Oosterhuis zich op een tekstfragment uit de brief van Paulus aan de Korintiërs.
Ja, diezelfde Paulus wiens uitspraken over de onderdanigheid van de vrouw aan de man, deze week een heuse mediarel veroorzaakten. Voor wie het toch gemist mocht hebben: in de televisiemis vorige zondag vanuit de abdij in Grimbergen werd een fragment voorgelezen uit de brief van Paulus aan de Efeziërs. Nu ja, een brief die wellicht niet van Paulus is, maar onder de naam Paulus wel is opgenomen in de canon van het Nieuwe Testament.
Op die uitzending kwam een stortvloed aan reacties : te beginnen met onze Vlaamse minister voor Cultuur, Media, Jeugd en Brussel, Sven Gatz, die er een goede reden in vond om voor te stellen de zendtijd voor derden af te schaffen, geen erediensten meer uit te zenden en het aan de VRT zelf over te laten levensbeschouwelijke uitzendingen te programmeren. De abt van Grimbergen zag zich genoodzaakt verantwoording af te leggen, bisschop Bonny eveneens en uiteraard volgde een trits aan opiniestukken in kranten en sociale media.

Ik vond het een interessant gegeven om velerlei redenen.

Het geeft aan wat er gebeurt wanneer tekstfragmenten zonder context of duiding gepresenteerd worden. En dat is helaas wat er zich heeft voorgedaan.
Het is iets wat dikwijls zonder enige gène gebeurt met passages uit het Eerste/Oude Testament om zich ten aanzien van de joodse traditie als superieur te profileren en de laatste tijd nog meer met ‘vrouwonvriendelijke teksten’ uit de Koran.
Het gebeurt dus courant in een positionering ten aanzien van de religieuze traditie van een ander dat tekstfragmenten zonder degelijke achtergrond uit de context gelicht worden.
Dat is in alle opzichten een oneerlijke manier van omgaan met dergelijke teksten. Het is echter nogal pijnlijk dat het zondag ging over een onbevangen en vroom maar ook wel onnadenkend voorlezen van voorgeschreven lezingen in de eigen eredienst.

Een ander aspect aan deze heisa is de vraag naar het statuut van de ‘heilige teksten’. Annemie Dillen pleegde in De Standaard een behartigenswaardig artikel over heel deze kwestie.

Maar bovenal toont de commotie scherp aan dat woorden nooit alleen maar woorden zijn. Woorden zijn daden. Dabar, zegt het Hebreeuws. Een woord is een daad.
En dat beseffen ook de twitteraars van deze wereld maar al te goed en dat gebruiken ze in het snelle en vluchtige twittermedium veelvuldig.
Daarover ging dan weer een ander ‘incident’ dat deze week de gemoederen fel beroerde, met name de tweet waarmee Theo Francken de holebi- en transgendermilieus schoffeerde. Onze staatssecretaris schuwt geen straffe uitspraken of grof taalgebruik in zijn tweets. Ze zijn zowat zijn huismerk. Het is een heus systeem: eerst een flinke mep uitdelen en na een pak verontwaardigde reacties verwijdert hij de beledigende uitspraken, als leek hij tot inzicht gekomen te zijn, als had hij berouw. Vergis u niet, ondertussen is het gezegd en hebben zijn uitspraken in de wereld hun werk gedaan. Woorden zijn daden.

Woorden zijn daden die oprichten of neerslaan.

De evangelielezing vandaag eindigt met de woorden van Petrus: ‘Heer, naar wie zouden wij gaan?
Uw woorden zijn woorden van eeuwig leven en wij geloven en weten dat Gij de Heilige Gods zijt’
Deze geloofsbelijdenis van Petrus spreekt over woorden van eeuwig leven, en hiermee wordt een volkomen andere sfeer opgeroepen dan de vaak platte en ruwe omgangstaal die zo breed verspreid de toon aangeeft. Een totaal ander register gaat open. Het gaat immers over woorden die leven geven, die ruimte schenken, die spreken van een bijzondere kwaliteit van leven, scheppende woorden, heilzame woorden, woorden die duurzaam zijn, de erosie en schimmel van de tijd weerstaan
Woorden als een belofte.
Dat is wat een belofte wil doen, zich als toewijding verankeren in de toekomst, de toekomst openen, richting kiezen en gaan, verder gaan. De huwelijksbelofte, de vernieuwing van de doopgeloften, de geloften bij toetreding tot een religieuze gemeenschap, ….. zij doen in zekere zin wat niet kan, je engageren tegenover het onbekende, je verbinden met het onvoorziene en met het niet te overziene,…
Is dat overmoed of diep vertrouwen? is dat roekeloosheid of overgave? Wij weten toch hoe broos en bijna niets mensen zijn…. Misschien dat er daardoor een moment komt, een markering in de tijd, dat je daar andere mensen wil bij betrekken, dat je getuigen nodig hebt, een kring van mensen die je in dat engagement helpen verder te gaan, verder dragen, een ritueel/een ceremonietje/een plechtigheid, noem het zoals je wil maar iets wat je over de weerstand en twijfel heen tilt en je een beetje meewind geeft.

Woorden zijn daden en kunnen misschien maar uitgesproken worden als ze al een beetje daad zijn geworden: ik denk aan woorden van vergeving maar ook aan woorden van liefdevolle confrontatie of vermaning. Aan uitgesproken blijken van erkenning, van bevestiging, van zegen. Aan oprechte dankwoorden en aan de moeilijke maar o zo belangrijke woorden van afscheid.

Soms kan degene tegenover wie ze zijn uitgesproken, deze woorden niet ontvangen. Dat doet niets af van hun belang. Zij zijn werkzaam ook al moeten ze nog een lange weg gaan om de ander te bereiken, om toegelaten te worden. Soms zijn we zelf bang woorden om van leven te spreken, bang ons belachelijk te maken, bang niet begrepen te worden, bang verkeerd over te komen. Bang voor onze eigen kwetsbaarheid.

Bidden we daarom voor woorden waarin we kunnen wonen, waarin we onszelf thuis weten komen in een woonst waar altijd ruimte is voor anderen. Woorden waarin we onder dak komen, mogen schuilen, veilig zijn voor onszelf en voor mekaar, waarmee we mekaar behoeden en doen leven.

 

We zingen het lied:

De woorden die wij spraken tot elkaar,
haastige harde lieve onverstane,
de nacht die wij verzwegen voor elkaar,
de bange dromen, de doorlichtte wanen,
de dagen die wij gingen met elkaar
in donker woud door schaduwlicht lanen.

de mensen die wij werden een voor een,
spelende handen helderziende ogen,
lichamen stromend water steen een been,
vurige zielen vonken mededogen,
die ene die wij zijn en anders geen,
die anderen die wij nog worden mogen

dit niets dat overleeft ternauwernood,
dit alles dat ik ben in vrees en beven,
dit enig hier-nu tegen doem en dood,
dit korte lichte lange eigen leven
dat wij ontvangen als genadebrood,
dat ons gegeven is en blijft gegeven.

 

Tafeldienst

Aan de vooravond van zijn dood verbeeldde hij zijn leven in deze gebaren:

Hij nam wat brood dat overbleef van de maaltijd
brak dit stukje brood en gaf het rond met de woorden:
neemt gij allen hiervan
dit is mijn lichaam, gegeven voor u.

Hij nam de beker met wijn en dankte God die hij als vader aansprak
en deelde hem rond met de woorden:
drinkt hieruit
dit is de beker met mijn bloed, mijn leven, gegeven voor u.

Dit doen is mij gedenken.
Woorden van eeuwig leven

 

*

foto Guido Vanhercke (Watou 2017)