Dominicus Gent
Witte Donderdag 2020 (in corona-tijden…)
Op het youtube-kanaal van Dominicus Gent
staat de opname van een lied
dat we ooit zongen op Witte Donderdag,
en trouwens nog steeds in vele vieringen.
De tekst van het lied staat erbij als onderschrift.
Het gaat om ‘Rondgang bij het delen’.
Het is een mooie gelegenheid tot meditatie,
als inleiding op Witte Donderdag
in deze bizarre corona-tijden.
Vandaag willen we stilstaan bij een passus uit het Evangelie van Sint-Jan. Eerst de Schrifttekst zelf (Joh. 6, 48-59).
Jezus sprak: “Ik ben het brood des levens. Uw vaderen, die het manna gegeten hebben in de woestijn, zijn niettemin gestorven; maar dit brood daalt uit de hemel neer, opdat wie er van eet niet sterft. Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald. Als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid. Het brood dat Ik zal geven, is mijn vlees, ten bate van het leven der wereld.” De Joden geraakten daarover met elkaar in twist en zeiden: “Hoe kan Hij ons zijn vlees te eten geven?” Jezus sprak daarop tot hen: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: als gij het vlees van de Mensenzoon niet eet en zijn bloed niet drinkt, hebt gij het leven niet in u. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag. Want mijn vlees is echt voedsel en mijn bloed is echte drank. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem. Zoals Ik door de Vader die leeft, gezonden ben en leef door de Vader, zo zal ook hij die Mij eet, leven door Mij. Dit is het brood, dat uit de hemel is neergedaald. Het is niet zoals bij de vaderen, die gegeten hebben en niettemin gestorven zijn: wie dit brood eet, zal in eeuwigheid leven.” Dit zei Jezus bij zijn onderricht in de synagoge van Kafarnaüm.
In de eerste eeuw van zijn bestaan stond het christendom onder zware verdenkingen. In de volksmond waren christenen vreemde wezens: ze keuren alles af wat hun in de samenleving niet bevalt, preken naastenliefde en houden geheime bijeenkomsten, zei men. En op die bijeenkomsten, zo ging de volksmond verder, drinkt men bloed en houdt men kannibalistische orgieën. Ik vermoed dat ook vandaag nog velen onder ons zich onwennig voelen bij het beluisteren van Jezus’ woorden over het drinken van zijn bloed en het eten van zijn vlees. We zijn toch geen menseneters, denken we dan, en we nemen maar al te graag de reactie van de twistende joden over: ‘Hoe kan hij ons zijn vlees te eten geven?’. En toch, bij nader inzien is deze uitdrukking misschien niet zo bevreemdend. Wanneer men met een gezin aan tafel zit, dan kunnen de ouders in een bepaald opzicht zeggen: wat hier op tafel staat, wat wij hier straks zullen eten of drinken – dat is eigenlijk een stuk van ons leven. Wij hebben ervoor gewerkt, we hebben er een heel stuk energie in gestoken, we hebben ervoor moeten sparen, we hebben het moeten klaarmaken. In dat voedsel hier op tafel, in die drank steekt een stuk van ons leven, van ons vlees en bloed. “Vlees en bloed” is gewoon een uitdrukking ter aanduiding van “mijn hele persoon”, “ik helemaal”. In het Vlaams gebruiken wij eerder de uitdrukking “hart en ziel”. Wanneer wij thuis aan tafel zitten dan mogen we als kind beseffen dat het aangeboden voedsel het leven van onze ouders vertegenwoordigt. Wij eten hun zorgen, hun arbeid, hun slapeloze nachten, hun levensenergie, hun liefde. Wij eten hun vlees en bloed.
Ik denk dat we op deze manier ook de woorden van Jezus mogen begrijpen. Hij geeft zich aan ons als voedsel, waardoor wij kracht vinden om te leven. Of, met Jezus’ woorden, waardoor wij eeuwig leven ontvangen. Wat betekent dat? Dat betekent het leven waarop de tijd niet kan invreten, een leven waarop de verveling geen macht heeft, een leven dat altijd de moeite waard is om geleefd te worden en dat uiteindelijk sterker is dan de tijd en dan de dood. Net zoals de ouders a.h.w. het voedsel zijn op hun gezinstafel, zo is Jezus het levende brood. Zijn voedsel dat hij ons aanreikt is zijn leven. In dit voedsel wil hij uitdrukken: ik leef enkel voor jou, ik breek mijn bestaan als brood voor jou. Ik vergiet mijn bloed opdat jij zou leven. Geloven in die Jezus, dat is kwaliteit van leven vinden, dat is eeuwig leven vinden. In die zin omschrijft Jezus zichzelf als ‘het brood dat uit de hemel is neergedaald’. En dat is niet het manna dat de joodse voorvaderen in de woestijn in leven heeft gehouden, want die voorvaderen zijn gestorven.
Wij kennen allemaal het vervolg van het verhaal, nl. dat veel mensen en ook meerdere leerlingen omwille van die woorden Jezus verlaten hebben. Het leek hun onmogelijk dat het vergankelijk leven van een sterfelijke mens het middel werd tot onvergankelijk leven. En aan degenen die overblijven, zijn naaste leerlingen, vraagt Jezus: ‘Wilt ook gij weggaan?’ Waarop Petrus antwoordt: ‘Naar wie zouden we gaan? Gij alleen hebt woorden van eeuwig leven.’
Alleen wanneer wij er echt op durven vertrouwen dat God er is zoals Jezus hem gebracht heeft, wanneer wij dus Jezus’ woorden aanvaarden als brood uit de hemel, als woorden die van God zelf komen, dan blijft God niet langer een ongekend, onpersoonlijk, onzijdig mysterie. Uiteraard blijft God altijd, ook voor ons christenen, een mysterie. Hij of zij is altijd groter dan onze woorden, onze begrippen, onze symbolen. God is groter dan Jezus. Maar van de andere kant, zo geloven wij, is God in Jezus ons tegemoet getreden om iets op te lichten over zijn bestaan. Hij licht een tipje van de sluier op over wie hij eigenlijk is. Hij is als God niet meer de louter onnoembare, waar men alle kanten mee uit zou kunnen. Een totale onbekende kan mij niet redden. Voor een totaal onnoembare kan ik niet knielen. Tot iemand van wie ik niks, maar dan ook niks begrijp, kan ik niet bidden. Ik voel mij er niet gerust bij, ik weet niet wat ik eraan heb. Vertrouwen in iemand moet mij aangezegd worden door de betrouwbare. Het is dankzij Jezus dat wij ons bij God gerust kunnen voelen, dat wij God kunnen vertrouwen en dat wij op een zeer bepaalde manier met mekaar kunnen omgaan in een wederkerige liefde op grond van gelijkwaardigheid en gelijkberechtiging.
Zo leven is kwaliteit van leven en dat is natuurlijk de betekenis van het woord: eeuwig leven. Het eeuwig leven begint niet pas als we gestorven zijn. Het eeuwig leven kunnen we nu al hebben, als we de woorden van Jezus aanvaarden als brood uit de hemel en als voedsel en drank om nu reeds van te leven. Hoe vaak zegt men niet: dat is heerlijk, daar leef ik van. Mensen leven van muziek en poëzie, mensen leven van kunst, mensen leven van een andere mens. Zo leven wij, gelovigen, van Jezus van Nazareth. Hij is ons voedsel en onze drank. Hij geeft ons kracht en sterkte om zelf voedsel en drank te zijn voor elkaar.
Wie zijn leven niet wil geven,
niet wil delen met zo velen,
met een ander, gaat verloren
Wie wil geven wat hij heeft,
die zal leven opgegeten,
die zal weten dat hij leeft.
Volg hier de gedachtenis aan Jezus’ laatste avond:
Jezus Messias,
die onze weg is naar het leven,
nam de laatste avond
dat hij met zijn vrienden samen was,
wat brood,
liet het in zijn handen rusten
en koesterde het met een eerbiedig zwijgen.
Hij dankte God ervoor
en brak het toen om het te verdelen:
Neem allen een stuk, zei hij, en eet het maar.
In dit gebaar kom ik naar jullie.
Want voedsel moet gemeenschap stichten
van lichaam en ziel,
van lichaam en bloed.
Neem en eet het, dit is mijn lichaam.
Toen vulde hij een beker met wijn en liet hem rondgaan.
Want hun dorst naar diepe verbondenheid was groot.
Drink ook hieruit, zei hij,
en voel dat leven sterven is
en een nieuwe geboorte pijn doet.
Deze wijn moet liefde worden; verwantschap in hetzelfde bloed:
dit is mijn bloed.
Dan is het stil geworden
als bij een afscheid dat er geen is.
De tekens hadden nieuwe hoop gewekt.
We leven niet naar een verre toekomst.
We leven naar de meest nabije mensen.
Geef jezelf als voedsel,
geef het voedsel als jezelf.