Goede Vrijdag 2020 – in coronatijden…

DOMINICUS GENT

VIERING VAN GOEDE VRIJDAG 2020

 in coronatijden…

 

Goede avond en welkom,

De huidige coronamaatregelen laten ons niet toe om op zondag en andere dagen samen te vieren in onze mooie Blaisantkerk. Daarom zijn we heel blij vanavond een moment van bezinning samen te kunnen doorbrengen.

We kozen voor een tekst uit een nieuw boek van Guido Vanhercke ‘De zoom van zijn kleed’. Hij herschreef de evangelies als verhalen. “Het hele leven ademt erin: pijn van vlees en verlangen, macht en onmacht, verlorenheid en geborgenheid, en zoveel meer dat mensen drijft, doortrekt, optilt en soms verweesd soms achterlaat. In die verhalen staat een man centraal op wie je niet uitgekeken raakt. Vrouwen volgen hem, mannen volgen hem, massa’s volgen hem, zoveel hoop draagt hij mee”.

De tekst die we kozen gaat over Maria. Stabat Mater: zij staat als moeder van Jezus onder zijn kruis, gaat kapot aan verdriet voor haar stervende zoon.

Zij is het die spreekt in de dagen nadien, omringd door Jezus’ vrienden en geliefden.
We onderbreken het verhaal met momenten van meditatie…

Bekijk hier de video met onze Goede Vrijdagbezinning: 

 

 

 

 

 

Er staat een moeder….

 

“Ze zorgen wel voor mij. De ene vraagt hoe het is, misschien vraagt ze het zelfs teveel. De ander glimlacht of legt zijn arm om mijn schouders. Er zijn er ook die het zien als ik ween van binnen, en dan zelf tranen in de ogen krijgen.

Maar ik kan mezelf niet troosten. Ik ben een willoos kind geworden. De dagen lopen me voorbij, soms roept het verdriet hard in mijn hoofd, soms zoemt de hele tijd een zeurderige toon. En ik laat het maar gebeuren. Wat kan ik doen? Ik ken het leven, ik weet wat doodgaan met mensen doet, ik probeer het niet nog erger te maken door tekeer te gaan. Niet erger voor onze vrienden, niet erger ook voor mezelf. Ik hou mezelf staande als een boom na een blikseminslag.

Maar dat het zo moest gebeuren, zoveel pijn. Ons lichaam kan moe worden, beginnen haperen, het opgeven. Dan is dat zo. We zijn ook maar kinderen van de Allerhoogste, uit liefdevolle handen losgelaten en weer opgevangen. Ik zing met de psalmen om daar woorden voor te hebben. Maar mijn zoon is kapot gemaakt, terwijl hij gezond was, een mens van goedheid. Waarom? Waarom al die gruwel?”

 

Groot Mysterie, wat als de weg blijkt dood te lopen? Op de innerlijke pelgrimstocht is een etappe gekomen die niet voorzien was, de doodlopende weg. Vandaag, Goede Vrijdag, komen we op deze onherbergzame wrede plek. Het kwaad heeft gewonnen, het verdict om de dood van Jezus maar ook de manier waarop en de reden waarom is verpletterend, zeker voor alle moeders en vaders, voor alle kinderen. Ontferm U over ons.

 

“Het ergste zijn de nachtmerries. Als ik de beelden terugzie, en niets meer kan doen dan de ontzetting voelen, de verlamming die mij mee doet doodgaan. Als ik weer door mijn knieën zak, zelf naar de grond trek, omdat ik het niet meer verdraag te staan terwijl hij daar doorhangt, leegbloedt. Dan schiet ik wakker, lopen de tranen over mijn gezicht, bonst mijn hart.

Altijd weer zie ik mezelf daar onder dat kruis, mijn zoon nog een vlek tegen het wegtrekkende licht. Ik zie mezelf ineengezakt, steunend tegen de benen van Johannes, want ik wilde niet gaan liggen, ik wilde kunnen opkijken en hem zien, dat was de enige aanraking die ik hem nog kon geven. En toen ik haar, Maria van Magdala, op mijn schoot had, toen zij naast mij ineengezakt was en ik haar hoofd tegen mij aantrok en streelde, voelde het alsof ik van zijn hoofd de haren wegstreek, zijn warmte nog beschermde met mijn handen.”

 

Groot Mysterie, ook vandaag, niet ver van ons: mensen die vechten voor hun leven. We zijn niet zeker of er hulp zal zijn en of iedereen in aanmerking komt voor hulp. Het is niet enkel Corona: de oorlog gaat door, bezetting gaat door, vluchtelingen, kampen, honger, uitbuiting, kanker… blijven bestaan. Wij voelen ons machteloos tegenover zoveel onrecht en leed. Ontferm U over ons.

 

“Het gebeurde allemaal rond mij, de soldaten die rondliepen, die riepen, die mensen wegjoegen, die gingen zitten terwijl ze wachtten, die dobbelden alsof hun werk even tijd over had. Het gebeurde allemaal rond mij, andere veroordeelden die luid huilden, een paar honden, de lucht die betrok, het zou gaan regenen misschien. Maar ik zag alleen dat witte gezicht van hem, die vlek die kleurloos werd en schimmig, dat lichaam dat nog hoog op aarde stond, maar eigenlijk zijn geest en wil al weg had laten gaan.”

 

Groot Mysterie, wat kunnen we doen als we op deze plek gekomen zijn? We kunnen enkel betrokken aanwezig zijn en kijken wat er gebeurt. Ons niet afwenden, niet de knop omdraaien, niet weggaan. Bij dit leed blijven en van als het mogelijk is: doen wat gedaan kan en moet worden. Ontferm U over ons.

 

“Ik weet hoezeer een lichaam zorgt voor al zijn delen. Voor armen, handen, vingers, kootjes, nagels. Voor de honger en de dorst die het kan voelen. Ik weet hoezeer mensen elkaars lichaam delen, hoezeer het hen aangrijpt als bij iemand naast hen die handen pijn doen, de dorst niet gelest kan worden. Van waar die gruwel om een mensenlichaam toch bewust pijn te doen, te slaan, te scheuren? Die vraag blijft me maar achtervolgen.

Ik ben maar een moeder. Maar moeders weten van lichamen. Hoe ze die op de wereld moeten zetten, hoe kleine vingertjes grote handen kunnen worden, die huizen bouwen, tekenen kunnen, oppakken en wegdragen en terugbrengen. Moeders weten hoe kleine lichamen groot kunnen worden, elke dag hebben ze ervoor gezorgd, elke dag zijn ze er moe van geworden. Maar een grotere wil hielp mee, duwde dat kleine lichaam in de hoogte en liet het groeien en bloeien, leren en stralen. Ook dat zie ik veel, de jongste tijd: kleine herinneringen van toen hij kleiner was. Beelden van een moment samen aan tafel, of hoe hij mij iets vroeg, of iets kwam tonen. Momenten van niets, maar voor mij zeggen ze alles.

Maar de wil om kapot te maken, die bewuste wil, zo tegengesteld aan alles waar ik als moeder voor geleefd heb. Die vraag achtervolgt mij. De onverschilligheid om je werk te doen, en dat werk bestaat erin iemand te kruisigen. De afstand om een oordeel te vellen, en niet bij de veroordeling de vernietiging te moeten zijn. Je handen te kunnen wassen en aan tafel te kunnen gaan, terwijl niet ver daar vandaan iemand leegbloedt door jouw beslissing. Er zijn grotere lichamen dan alleen de mensenlichamen, dat is wat ik denk. En ik ben maar een eenvoudige volksvrouw, mij wordt veel verborgen gehouden. Maar ik zie wel het lichaam van de macht, die niets ontziende verslaving. Ik zie wel de macht van het snijdende zwaard, van de zweep, daar kunnen geen vingers tegenop. Ik zie wel de laster en de dreiging.

Maar zijn die onverschilligen, die dobbelaars niet ook kinderen geweest, met angst voor het donker ’s nachts?”

 

Groot Mysterie, met al het leed dat we zien en horen in de wereld is het wezenlijk om onze betrokkenheid te behouden op situaties en mensen die in grote en kleine miserie zitten. Elk van ons heeft een grens van wat we aankunnen, wat we zelf al doorleefd hebben. ‘Dit is wat ik nu kan helpen dragen’. Help ons aan te zien en te doen wat we kunnen om tegen dit leed in protest te gaan of nabij te zijn en te helpen waar het kan. Help om onze manier van leven te onderzoeken hoe we indirect dit leed mee veroorzaken en dit veranderen Ontferm U over ons.

 

“Mijn lichaam is moe. Laat mij slapen en niets meer zien.

Het wordt plots zo oud, mijn kleine lichaam. Ik geef het water en brood en kleren en een bed. Maar het kan niet alles aan wat het ziet. Het wil zijn ogen dicht doen en niets meer zien.

Maar ik kan niet weg. Er zit koorts in mijn lichaam, en dat is de oorlog die zich nu naar binnen verplaatst. En ook hier moet ik toekijken.

Maar ze zijn zo lief voor mij. Ze komen mij een warme drank brengen Ze komen me toedekken. Ze komen en gaan zitten en luisteren, niet meer dan dat, maar het is goed bij hen. Ik zie dat ook hun lichaam bloedt. En toch laten ze het even alleen, om bij het mijne te komen zitten.”

 

Muziek

 

(…)  “Het heeft mijn zoon gemaakt tot wie hij was. Ach, niet was. Is. Hij is niet weg. Hij zal nooit weg zijn. Hij is mijn zoon. Zoals de redding nooit weg zal zijn, dat geloof ik. Voor twee die slaan, zijn er drie die verzorgen. Ik zing weer mijn lied, hoe vreemd is dat, ik nu in mijn geschonden lichaam. Het zijn de woorden van Job, mijn lichaam herkent ze. Schepping groter dan vernietiging.

Het heeft mijn zoon gemaakt tot wie hij is. Zijn onverwoestbaar geloof in een redding die kleine mensen ziet. Ziet en optilt. Zijn haat tegen machten die kleine mensen vertrappelen. Maar vooral: de overdaad in zijn geven. Zijn gedrag was overdaad: genezing, bevrijding van kwelling in hoofd en lichaam. Zijn voorbeelden waren overdaad, honderdvoudige vrucht. Zijn gedrag was overdaad: dwars door alle sociale afspraken, aan tafel met verschopten en misbruikten en beroddelden, zelf de gastheer voor de straat. Het moest mis aflopen. Dat wist ik al heel lang. Maar het was een vrees die ik niet toeliet. Maar je weet het als moeder, je weet het.

Niet dat ik er hem iets over zei. Dat verdroeg hij niet. Hij verdroeg geen vraag om voorzichtig te zijn, om rekening te houden met, om aan zichzelf te denken. Als zoon ben ik hem al heel vroeg kwijtgeraakt. Hij ging zijn weg. En ik bleef achter met mijn angsten van moeder, met mijn slapeloze nachten soms. En ik zei tegen mezelf: jubel vrouw, in plaats van zorgen te maken. Jubel over wat je ziet, je ziet de psalmen aan het werk, chaos die rust vindt, verlorenheid die opgenomen wordt en weer gekoesterd, onvrijheid die zijn vrijheid vindt. En ik volgde hem vanop afstand, zelfs al zat ik met hem aan tafel, zelfs al stond ik naast hem. En ik jubelde, vaak zwol mijn ziel van vreugde. Want de gezichten die hij zag, zag ook ik. Raakten mij ook. De lammen in geest en lichaam. De ogen die niets durven vragen en daarom zo hard vragen. De kleinen van gestalte, letterlijk en figuurlijk.

En ik zei tegen mezelf: wees dankbaar, want je hebt het hem zelf geleerd. Jij was de meid die men mocht gebruiken, voor alle werk, ook dat werk. En iemand heeft je gezien, je bent opgestaan en je hebt leven gekregen. Hoe groot is dat. Wees dankbaar dat hij dat begrepen heeft, wees niet bang voor hem, hij trekt gewoon wat hij van jou geleerd heeft door tot het uiterste.

Maar moeders en vaders houden niet van uitersten. Voor hen eindigt hun kind bij de rand van zijn vel. Over dat vel wrijven ze, warmte die ze geven en krijgen. Die wereld is voor moeders en vaders de grootste, veel groter dan die andere wereld, die bol die warrelt en roept, muziek maakt maar ook schreeuwt, brood breekt maar ook achterhoudt. Als hun kind dan stapjes leert zetten in die andere wereld, schuurt en wrijft het, niet alleen onder de voetjes van het kind, of aan de handjes als het valt, maar ook in het hoofd van zijn ouders. En dat blijft zo, zelfs al is hun kind grote mens geworden en allang weg op al die wegen van die andere wereld.”

“Ik ben moe. Mijn hoofd beukt. Die andere wereld heeft mij kapot gemaakt. En ik stond erbij, ik zijn moeder, ik kon hem niet redden”.

 

Groot Mysterie, help ons samen in machteloosheid te blijven. Blijf bij ons om deze moeilijke tijden samen te dragen zonder dat we weten hoelang het duurt en hoeveel het wordt. Ontferm U over ons. Laat ons niet alleen.

 

 

 

Even stilstaan (Kris Gelaude)

Dit is de avond van de weemoed
Om al het goede dat geen kansen krijgt.
De droom van de menswording geminacht.
De bloesem en de groene twijgen
In hun onschuld geen levensdag gegund.

Dit is de avond van de liefde die geen woorden vindt.
Zij die in dienstbaarheid alleen maar
Machteloos kan waken en nabij blijven.

Dit is de avond van de grote stilte,
Waarin de hemel schreit
Over het duizendvoudig onrecht.
En waarin God, eeuwige lotgenoot,
Iedere mens die rouwt lijdt
Omarmt met sprakeloos erbarmen.

 

*

Foto’s G.Vanhercke: fresco Cantabria (Sp), graflegging Normandië, treurend ouderpaar Käte Kollwitz op Duits soldatenkerkhof Vladslo