Wankelmoedigheid (de deugd van sommige ondeugden…)

Dominicus Gent

Viering van zondag 17 september 2017

Wankelmoedigheid (de deugd van sommige ondeugden…)

 

Van harte welkom op deze viering.
Het doet goed dat we elkaar mogen vinden om samen te vieren.
Samen zijn we geraakt door de grote Bijbelse Belofte “Ik zal er zijn voor jou”,
die in onze wereld een diepe bedding heeft uitgesleten,
waarin we, kleine mensen als we zijn, mee mogen stappen.
Laten we vandaag, zoals elke week, die Hoop uitdrukken
in woord en gebaar, in liederen en stille overweging.
En laten we, terwijl we de Paaskaars aansteken,
vandaag ook diegenen meenemen in deze viering
die het moeilijk hebben,
die zich verloren voelen,
die ziek zijn…

En laten we bidden:

Gij Ene

Gij Eeuwige

Gij Licht dat ons aansteekt

Gij Stem die ons draagt

Gij Vader en Moeder

Gij Diepste ontmoeting

Gij Diepste vertrouwen

Wees ons nabij

Zegen de ogen en handen en voeten van mensen

Die Uw liefde uitdragen, U hebt ze nodig.

Maar wij hebben ook U nodig,

Uw droom én kracht

van gerechtigheid,

van genezing,

van nieuw leven.

Overweging: over wankelmoedigheid

“Ik mag het hopen gekend te zijn”, zongen we. En tegelijk is het een vreemde gedachte dat alles van mij gekend zou zijn.

Het alziend oog dat we kennen van de oude caféprent ‘God ziet mij. Hier vloekt men niet’,  heeft zijn effect niet gemist in de opvoeding van vele generaties en ik neem aan dat ik niet de enige ben die dat herken. Het geloof in een alziend goddelijk oog kan resulteren in een verlangen naar deugdzaam leven maar het kan ook een leiden tot onophoudelijk streven naar perfectie, kicks, uitblinken…,  met verhoogd risico op ontevredenheid, cynisme, faalangst. Soms leidt het tot depressie en burn-out  -de ziekte van deze tijd- omdat je aan de hoge eisen van een alziend beoordelend oog nimmer kan voldoen.

Langzaam maar zeker komt er een tegenstroom in onze samenleving. In 2010 brak Brené Brown, een professor sociale wetenschappen in Houston, een lans voor ‘de moed van imperfectie’, enkele jaren later gevolgd door een pleidooi voor ‘de kracht van kwetsbaarheid’. Haar Ted Talks over dit thema worden wereldwijd gesmaakt.

In Vlaanderen zijn gelijkaardige signalen waar te nemen. Zo kwam in 2013 een eerste boek op de markt van Linus Van Laere & Roger Burggraeve: Gekkenwerk, kleine ondeugden voor zorgdragers. Deze week stelden ze een tweede boek voor: Gekkenwerk, kleine ondeugden voor leraren.

Zorg en onderwijs, twee terreinen waar christenen al eeuwenlang het voortouw nemen. Zorgdragers en leraren, twee beroepsgroepen waarrond hoge verwachtingen leven, beroepen met een voorbeeldfunctie, … én –wellicht niet toevallig- komen in deze beroepen de meeste burn-outs voor. Kortom om in de zorg of het onderwijs te willen werken moet je goed gek zijn, het is gewoon gekkenwerk.

De zorgdrager en de leraar, ‘het zijn ook maar mensen’ noteren de auteurs. Tegenover de onmenselijk hoge verwachtingen om een ideale zorgdrager of leraar te zijn stellen zij dat net het cultiveren van on-deugden als antipathie, woede, hypocrisie, middelmatigheid tot een beter en gelukkiger leven kan leiden.

Let op: ze houden geen pleidooi om luie, onbetrouwbare mensen te worden maar focussen op recht doen aan de condition humaine van onszelf en het herkennen van die (klein)menselijkheid in elkaar. Niet blijven staan bij het gezicht -het oppervlakkige van ‘de eerste indruk’-, maar het ware gelaat bij elkaar zien. Het accent ligt op ‘in relatie blijven met elkaar’ en dit met de nodige –zeg maar gerust onmisbare- relativering en humor.

Het is een beetje ongewoon om rond on-deugden te vieren… In februari zijn vieringen voorzien rond deugden en dat klinkt iets gepaster voor een zondagsviering, maar nu zetten we twee zondagen na elkaar on-deugden centraal. Volgende week de middelmatigheid, vandaag de wankelmoedigheid.

Wankelmoedigheid. Ik vind het een heel mooi woord: de moed om te durven wankelen, te durven twijfelen. De auteurs van de kleine ondeugden omschrijven de ondeugd van de wankelmoedigheid als een zoeken naar een houding tussen het ene extreem van blinde overtuigingen, het grote gelijk en het andere extreem van besluiteloosheid en gebrek aan daadkracht. Van de zorgdrager en van de leraar verwacht men wel degelijk iets, het twijfelen kan geen doel op zich zijn.

Wankelmoedigheid ligt vandaag niet voor de hand als levenshouding. Eerder het tegenovergestelde is dominant aanwezig: het heldhaftig streven naar perfectionisme. Neem nu sociale media (Facebook, Instagram…) daar tonen mensen zich op hun mooist, ze delen hun successen en hoogtes: familiefeesten met lachende gezichten, schone landschappen, heerlijke maaltijden. Men houdt als het ware een façade in stand die ingaat tegen onze natuur met alle gevolgen van dien.

Naast dat perfectionisme is snelheid een hedendaags obstakel dat twijfel in de weg staat: er wordt een mening verkondigd of er gebeurt iets en via sociale media krijg je onmiddellijk reacties die vooral oppervlakkigheid gemeen hebben. Politici als Donald Trump en Theo Francken zijn meester in quotes en het beoordelen a la carte. Iemand noemde het de kwebbel- en tatercultuur: ‘liever snel en oppervlakkig dan traag en met nuance’.

Wie de moed heeft om te durven wankelen, te durven twijfelen, wie een barst durft maken in haar zekerheden of de scheur durft zien in de vermeende vaste grond die kan een nieuwe ruimte ontdekken voorbij die scheur: een ruimte voor vragen, een ruimte waar nieuwe betekenissen oplichten. Zoals Leonard Cohen zingt “There is a crack in everything, that’s how the light gets in”.

Twijfel geeft ademruimte, er is niets mis met het even niet weten of het antwoord schuldig blijven in zorg en onderwijs. Integendeel, er is moed en geduld nodig om een antwoord te laten rijpen en discussies ten gronde te voeren.

Prof. Roger Burggraeve haalt zijn mosterd bij Levinas en legt de oorsprong van de wankelmoedigheid bij het Gelaat van jezelf en de ander. In de ontmoeting met het Gelaat verschijnt de ander als uniek en kwetsbaar en dat roept respect en verantwoordelijkheid op. Op het terrein van zorg en onderwijs is wankelmoedigheid daarom onontbeerlijk.

In onderwijs en zorgverlening zijn evalueren, labelen en diagnosticeren nl. essentieel. Het interpreteren van parameters helpt om een ziektebeeld te benoemen en aan te pakken. Het oefenen en checken van vaardigheden en kennis helpt leraren om gericht studie- en beroepsadvies aan leerlingen te geven.

Maar naast –en soms tegenover- de professionele drang om mensen te labelen en te diagnosticeren roept de wankelmoedigheid me op het gelaat te blijven zien en de ander geen geweld aan te doen: de ander valt nl. niet samen met zijn etiket en/of haar diagnose. De ander is net als ik een kwetsbaar mens.

Wankelmoedigheid helpt om bescheidener te zijn in uitspraken en om bedachtzamer met de leerling of de zorgvrager om te gaan. Een ondeugd die helpt om met elkaar in relatie te blijven, een ondeugd om te koesteren.

God, voor ons ben je geen alziend beoordelend oog maar een warmhartig oog dat minzaam, stimulerend, ja soms met bewondering kijkt naar wat een klein wankelmoedig mens vermag… Wek mijn wankelmoedigheid, wek mijn zachtheid, geef me terug de ogen van een kind, dat ik het gelaat van de ander zie en me toevertrouw aan het licht.

Wek mijn zachtheid weer
Geef mij terug de ogen van een kind

dat ik zie wat is
en mij toevertrouw
en het licht niet haat

Jezus’ houding tov wankelmoedige mensen

Zo vol als het Oude Testament zit met kleinmenselijke gebreken en grote menselijke fouten, zo weinig kleinmenselijkheid vinden we bij Jezus in de evangelies. Hij lijkt zo perfect. Soms is zijn gedachtewereld te eng gesloten, maar dan stelt hij zich open voor verandering, zoals gebeurde toen de Kananitische vrouw bij de bron op hem begon in te praten. Soms wordt zijn woede te groot, en laat hij alle voorzichtigheid varen, zoals in de Tempel. Soms lijkt hij weg te vluchten van angst, zoals in de Hof van Olijven.

Maar meestal blijft hij zo beheerst zichzelf, blijft hij zo bewust zijn weg gaan. Daarom moeten we onze blik anders focussen. En dan valt op hoeveel kleinmenselijkheid er rond Jezus is, en hoezeer hij daar aandacht voor heeft, hoe bevrijdend hij daarmee kan omgaan. Hij veroordeelt die kleinmenselijkheid niet, maar ziet de mens erachter, zijn hunker, zijn verwarring. Zacheus de tollenaar lijkt hypocriet zoals hij zich verbergt, maar Jezus ziet zijn verlangen om te veranderen. Als een prostituee zich ogenschijnlijk aanstelt door in het openbaar luid en lang te wenen, en zijn voeten veel te duur te oliën, ziet hij het grote verdriet in haar en verdedigt hij haar. Als Nicodemus hem de eerste keer komt bezoeken, doet hij dat stiekem, bang voor zijn positie als joodse leidende figuur. Je kunt dat veroordelen, dat gebrek aan durf. Maar dat gesprek tussen hem en Jezus is blijkbaar van dien aard geweest, dat diezelfde Nicodemus Jezus later wel openlijk verdedigde bij de andere machthebbers van het Sanhedrin, en hem verzorgde na zijn dood.  

Maar de meest kleinmenselijke, in de evangelies, was voor ons toch de figuur van Petrus. Laten we luisteren naar twee passages waarin we Petrus bezig zien…

Johannes 13,
3
In het bewustzijn dat de Vader Hem alles in handen had gegeven en dat Hij van God was uitgegaan en naar God terugkeerde, 4stond Hij van tafel op, legde zijn bovenkleren af, nam een linnen doek en omgordde zich daarmee.5Daarop goot Hij water in het wasbekken en begon de voeten van de leerlingen te wassen en ze met de doek waarmee Hij omgord was af te drogen. 6Zo kwam Hij bij Simon Petrus, die echter tot Hem zei: “Heer wilt Gij mij de voeten wassen?” 7Jezus gaf hem ten antwoord: “Wat Ik doe begrijpt ge nu nog niet, maar later zult gij het inzien.” 8Toen zei Petrus tot Hem: “Nooit in der eeuwigheid zult Gij mij de voeten wassen!” Jezus antwoordde hem: “Als gij u niet door Mij laat wassen, kunt gij mijn deelgenoot niet zijn.” 9Daarop zei Simon Petrus tot Hem: “Heer, dan niet alleen mijn voeten, maar ook mijn handen en hoofd.”

Matteus 36
Toen sprak Jezus tot hen: “In deze nacht zult ge allen aanstoot aan Mij nemen. Want er staat geschreven: Ik zal de herder slaan en de schapen van de kudde zullen verstrooid worden. 32Maar na mijn verrijzenis zal ik u voorgaan naar Galilea.” 33Toen zei Petrus: “Al zouden allen aanstoot aan U nemen, ik nooit.” 34Jezus zeide: “Voorwaar, Ik zeg u: nog deze nacht voor het kraaien van de haan, zult gij Mij driemaal verloochenen.” 35Petrus antwoordde hem: “Al moest ik met U sterven, in geen geval zal ik U verloochenen.” In diezelfde geest spraken ook al de leerlingen.
36Toen Jezus met hen aan een landgoed kwam dat Getsémane heette, sprak Hij tot zijn leerlingen: “Blijft hier zitten, terwijl Ik ginds ga bidden.” 37Petrus en de twee zonen van Zebedeüs nam Hij echter met zich mee. Hij begon bedroefd en beangst te worden. 38Toen sprak Hij tot hen: “Ik ben bedroefd tot stervens toe. Blijft hier en waakt met Mij.” 39Nadat Hij een weinig verder was gegaan, wierp Hij zich plat ter aarde en bad: “Mijn Vader, als het mogelijk is, laat deze beker Mij voorbijgaan. Maar toch: niet zoals Ik wil, maar zoals Gij wilt.”40Toen ging hij naar zijn leerlingen en vond hen in slaap; en Hij sprak tot Petrus: “Ging het dan uw krachten te boven een uur met Mij te waken? 41Waakt en bidt, dat gij niet op de bekoring ingaat. De geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak.” 4

Petrus: dat is toch wel een geweldig personage, in al zijn opvliegendheid, zijn koppigheid, zijn grote mond, zijn overenthousiasme, zijn bangheid als van een kleine jongen, zijn grote schaamte als hij weer eens te ver is gegaan, de schuldgevoelens dat hij zelfs in staat is tot verraad. Het is me nogal een kerel, die Petrus. Soms denkt hij zelfs helemaal niet meer na: hij ziet Jezus over het water staan en hup, dat wil hij ook. Hij springt, en zinkt als een baksteen. Een kind soms, zo lijk Petrus wel.

En net op dat kind met zijn grote mond en zijn klein hart wil ik mijn kerk bouwen, zegt Jezus. Dat wil toch iets zeggen. Dat wil heel veel zeggen over de goede boodschap voor ons, kleine mensen. En de goede boodschap die van onze kleinheid kan uitgaan. Dat de evangelies en alle eeuwen nadien bevolkt worden door kleine beperkte mensen, die toch een bedding hebben kunnen uitgraven voor het visioen van rechtvaardigheid, dat zou ons moeten troosten. Zo klein is onze kleinheid dan ook weer niet. Het grote bestaat alleen maar uit vele vele kleintjes…

 

 

*

(foto G.Vanhercke: uitgestrekt hand van Petrus, Gentse kathedraal)