Over middelmatigheid als deugd…

Dominicus Gent

Viering van zondag 24 september 2017

Over middelmatigheid als deugd

 

Welkom in de viering op een gemiddelde herfstzondag.

 

Gij die zegt “ik zal er zijn”

Maak ons open

voor u en voor elkaar

Wij vragen U,

Om tegenwind die ons in beweging zet

en bergen verzet

Om handen die oprichten en koesteren

Om uw aanwezigheid,

hier in ons midden

Om het vuur van uw geest

Om uw licht dat ons verwarmt

Daarom steken we de Paaskaars aan…

 

Vorige zondag en vandaag zijn voorbehouden voor de on-deugden van al die zoekers, zieners, zangers en zeggers en dit naar aanleiding van het verschijnen van het nieuwe boek ‘Gekkenwerk’ van Linus Van Laere en Roger Burggraeve. Hun eerste boek, Gekkenwerk, ging over kleine ondeugden voor zorgverleners, het tweede gaat over kleine ondeugden voor leraren. Twee werken die de overspannen verwachtingen in onze samenleving op een frisse manier bekijken.

Vorige week leerden we wankelmoedigheid waarderen, een ondeugd om te koesteren omdat ze de twijfel toelaat die ons tot mens en medemens maakt.

Vandaag vieren we… de middelmatigheid.

Het klinkt ongewoon, vind je niet? Uitblinken, streven naar idealen lijkt ons beter te passen bij onze bijbels-christelijke drive… en toch.

Misschien herkennen jullie de ervaring van alles gedaan te hebben wat kon, voor een kind, een vereniging, een situatie… maar dat de zaken anders lopen dan je had voorzien of had gewild. De resultaten blijven middelmatig of onder de maat.

  • Je zit bijna dagelijks naast je dochter die omwille van dyslexie moeite heeft met taalvakken, je betaalt logopedische ondersteuning en bijlessen, je neemt verlof in examenperiode om te ondersteunen…en dan nog slaagt je dochter niet in juni.
  • Soms heb je niet alles gedaan omdat je botst op grenzen van jezelf (je bent anderstalig of hebt geen talenknobbel); je stoot op grenzen van de andere (de leerkracht heeft zoveel leerlingen en kan geen individueel taalonderwijs geven aan jouw kind); of je botst op grenzen van het systeem (je staat zelf in het onderwijs en kan dus geen verlof nemen in de examentijd), enz.
  • Soms zie je nadien wat je had kunnen doen, had moeten doen…maar is het te laat.

We hebben gefaald en dat kan zorgen voor schaamte en pijn. We lopen aan tegen grenzen en worden geconfronteerd met de kwetsbaarheid van onszelf of de andere of van ons allebei. Dat is frustrerend, ontnuchterend, niet zoals we hadden gedroomd, eerder middelmatig dus.

Vreemd genoeg stemt dit stoten op grenzen niet altijd tot ‘een stapje terug doen’ maar reageren mensen in extremen: er zijn er die obsessief worden om het kost wat kost te laten slagen en daarvoor moet alles wijken (ze zeggen hun werk op, volgen elk congres en elke opleiding om beter met dyslexie om te gaan, lopen met de dochter bij alle specialisten langs enz…) en er zijn anderen die vervallen in moedeloosheid en defaitisme ‘er is toch niets aan te doen’,.

Hoe komt het toch dat we menselijke beperktheid ervaren als falen en daardoor risico lopen in extremen te vervallen?

Voor de auteurs van Gekkenwerk heeft het alles te maken met de negatieve connotatie die wij in de samenleving met middelmaat verbinden. De angst als ‘grijze muis’ weggezet te worden doet ons compenseren of camoufleren met die extremen.

Maar is middelmaat echt zo afkeurenswaardig? Is het alternatief van altijd en overal aan het ideaal beantwoorden of op de barricades te staan wel mogelijk of wenselijk?

Voor Professor Burggraeve is de middelmaat de juiste maat, de maat die ons behoedt tegen het vervallen in extremen, de maat die helpt om de spreidstand uit te houden tussen te veel en te weinig. Het gaat helemaal niet om gebrek aan ambitie of overal de kantjes aflopen maar om een voortdurend zoeken naar evenwicht dat nooit helemaal evenwichtig is. Middelmatigheid is het actief bewegen op het speelveld tussen te veel bezorgdheid, inspanning, overuren, … en te weinig van dat alles. De auteurs beschrijven middelmatigheid als een soort ethische spaarzaamheid die haar grenzen respecteert.

De joodse filosoof Emmanuel Levinas kan ons ontvankelijk maken voor een spiritualiteit van de middelmatigheid. Het Gelaat van de ander (en niet diens uiterlijk, diens gezicht) openbaart me zijn vreemdheid als onontkoombaar eigen. Het Gelaat van de ander doet appèl op mij, dwingt respect af en vraagt als het ware om ruimte – ruimte ook om niet aan mijn verwachtingen te voldoen.

Ingaan op dat appèl draait om aanwezig blijven en niet weglopen van het vreemde van die ander, niet weglopen van dat wat buiten mijn krachten valt. Het gaat om in relatie blijven, ondanks de vreemdheid van de ander.

Keren we terug naar de dyslectische dochter van daarnet die niet slaagde en de twee extreme reacties daarop: obsessief gedrag (zichzelf voorbijlopen en als het ware over lijken gaan opdat ze toch maar zou mogen slagen) of defaitisme, verlamming, handen eraf.  In beide gevallen gebeurt iets gelijkaardigs: de relatie met de mens waarover het gaat wordt verbroken, men geeft het ethisch engagement op. Er is geen contact meer met het Gelaat van de ander als vreemd aan mij, de ander wordt door mijn drive of defaitisme niet meer gezien en in de steek gelaten.

Daarom is het belangrijk om middelmatigheid te trainen, om ons te oefenen in de ethiek van het haalbare. Middelmatigheid toont zich in het omarmen van het kleinere ‘goed’, het best menselijk mogelijke. (Ik heb niet gezegd dat we ons oefenen in ‘het minste kwaad’, dan ben je ingesteld op vermijden van obstakels en aanvaard je uiteindelijk het onvermijdelijke uit een soort defaitisme)…

Oefenen in ‘het kleinere goed’ betekent dat ik mij niet uit het lood laat slaan door de grenzen maar blijf zoeken naar mogelijkheden om kleine stappen vooruit te zetten..

Middelmatigheid hangt nauw samen met de kunst van bescheidenheid en relationele nederigheid, zoals in het Engelse woord ‘careful’ – letterlijk ‘vol van zorg’ maar tegelijk ‘voorzichtig’… een weerhoudende liefde, een tederheid die durf vraagt maar zich tegelijk van die durf ontdoet.

Zo kunnen we misschien ook Gods nabijheid verstaan: als oorsprong die mijn eigenheid respecteert en mij vertrouwvol en careful laat gaan… maar me niet overlaat aan mezelf. God, het Gelaat dat aanwezig is, ook en vooral wanneer ik neerzit aan de kant of neerlig in het stof…

 

Die mij getrokken uit de schoot
mij mens genoemd hebt en geëigend
mijn ogen wende aan het licht

mijn voeten zette dat ik stond
mij hebt doen weten dat ik gaan kon
dat ik zou komen waar gij zijt

die als ik neerzit aan de kant
van weg en omweg, moe en dorstig
mij overschaduwt met uw naam

die toen ik neerlag in het stof
mij hebt omgeven met uw duister
dat geen gedierte mij verslond

die ongezien mij trekt tot u
u zal ik ongezien vertrouwen
laat mij niet over aan mezelf

 

 

Bijbellezing: Lucas 7, 1-10

Toen Hij ten aanhoren van het volk dit alles had gezegd, ging Hij Kafarnaüm binnen. Een centurio daar had een slaaf die veel voor hem betkende; deze was ziek geworden en lag op sterven. Toen hij over Jezus hoorde, zond hij Joodse oudsten naar Hem toe met het verzoek zijn slaaf te komen genezen. Bij Jezus gekomen deden zij een klemmend beroep op Hem. ‘Hij verdient het dat U hem deze gunst bewijst,’ zeiden ze, ‘want hij houdt van ons volk. De synagoge hier heeft hij voor ons laten bouwen.’ Jezus ging met hen mee. Toen Hij niet ver meer van het huis vandaan was, stuurde de centurio vrienden met de boodschap: ‘Heer, doe geen moeite. Ik ben niet waard dat U onder mijn dak komt. Daarom vond ik me ook te min om zelf naar U toe te komen. Maar zeg een enkel woord, dan zal mijn jongen beter worden. Want ik ben iemand die onder bevel staat, en soldaten onder zich heeft. Tegen de een zeg ik: “Ga!” en hij gaat, en tegen de ander: “Kom!” en hij komt, en tegen mijn slaaf: “Doe dit!” en hij doet het.’ Jezus verbaasde zich over hem toen Hij dit hoorde. Hij wendde zich tot de mensen die Hem volgden en zei: ‘Ik verzeker u, zo’n groot vertrouwen heb Ik zelfs in Israël niet aangetroffen.’ Daarop keerden de boodschappers terug naar het huis en troffen daar de slaaf gezond aan.

 

De Bijbel, daarin vind je zonder problemen extreme omstandigheden en straffe figuren. Toch zeker geen middelmatigheid… dat zou je zo voor de vuist weg kunnen beweren zonder dat iemand daar bezwaar tegen maakt. Alhoewel… is dat alleen zo op het eerste gezicht? Als je door de bovenste laag heen breekt, dan vind je ze wel de ondeugenden, de wankelmoedigen, de antipathieken, de hypocrieten, de woedenden en ongehoorzamen,… en ook de middelmatigen. Maar uiteindelijk leidt het via die figuren wel altijd ergens naartoe. Via de ondeugden van deze Bijbelse figuren krijgt het visioen van een nieuwe wereld vorm.

In het Oude Testament zijn deze ondeugenden gemakkelijk te vinden. Maar zouden we ze ook vinden in het Nieuwe Testament? Een uitdaging, zo leek het. Zou het verhaal over de honderdman iets in zich hebben? De tekst lezen. De versie van Mattheus en ook die van Lucas. Bij Mattheus spelen alleen Jezus en de honderdman mee. Bij Lucas zijn ze met 3 protagonisten: de honderdman, de Joden en Jezus. We kozen voor Lucas. Een “ménage à trois”, dat is altijd boeiender. En dan prutsen en toch weer twijfelen… maar wankelmoedigheid is een deugd, dat weten we sinds vorige week. En dan ontdekken hoeveel boeiende lagen er in die tekst steken. Plots gaat er een wereld open. Goed, ik begin er aan…

Ik stel de 3 protagonisten voor: de honderdman, de Joden en Jezus.

Eerste speler: De heidense honderdman. Boven hem staan de leiding van het cohort en de generaals. In het Romeinse legioen is de centurion of de honderdman een belangrijke officier. Het is de hoogste officiersrang die bereikt kan worden door mannen van gewone komaf. Zelf is hij dus misschien van gewone komaf. Hij heeft manschappen onder zich die uitvoeren wat hij beveelt. Maar de honderdman in de evangelietekst is een zorgzame militair en heel bekommerd om zijn knecht. Hij zegt van zichzelf dat hij een ondergeschikte is. Hij doet dus geen beroep op zijn militaire graad om een gunst te verkrijgen. Het is een brugfiguur. Een man van het midden. En hoewel ook bezetter, hij probeert voor de Joodse bewoners van Kafarnaüm het leven zo goed als mogelijk leefbaar te houden. Hij koestert in die zin een ethiek van het haalbare. Hij omarmt wat er in een dergelijke situatie mogelijk is. Hij houdt rekening met de eigen grenzen, maar ook met die van de anderen.

De tweede protagonist is eigenlijk een groep. Het zijn de Joodse inwoners van Kafarnaüm. Zij waarderen het respect en de bemiddelende houding van de militaire overste. De relatie tussen de honderdman en de Joodse bevolking is gegroeid uit een zoeken naar evenwicht. Niet het politieke evenwicht tussen de Romeinse landvoogd en de Joodse leiders. Maar een evenwicht tussen een militair, die ook maar ver van huis is, en de inwoners van het garnizoenstadje op de route van Damascus naar de Middellandse zee. Ze willen er samen het beste wil van maken. Daarom pleiten de Joden bij Jezus om zich het lot aan te trekken van die niet Joodse militair: ‘Hij verdient het dat U hem deze gunst bewijst,’ zeiden ze, ‘want hij houdt van ons volk. De synagoge hier heeft hij voor ons laten bouwen.’ 

En dan is er nog Jezus. Net zoals Petrus is Jezus thuis in Kafarnaüm. Hij woont in dat huis waar vrienden een verlamde man door het dak lieten zakken. Jezus is duidelijk gecharmeerd door de verbinding die er ontstaat. Hij bevestigt die verbinding. De honderdman en de Kafarnaümmers, ze leven in een ‘niet-ideale’ werkelijkheid. Het is geen ideale situatie, verre van. Maar op dat moment en op die plaats is er toch iets menselijks haalbaar. Zowel de honderdman als de Joden die hem aanbevelen bij Jezus vinden elkaar in het midden.

In deze tekst komt de ethiek van ‘het kleinere goed’ aan de oppervlakte. Het is een keuze voor het haalbare versus het grote ideaal. Uiteindelijk laten de protagonisten zich niet uit hun lood slaan. We ervaren in deze situatie een grote menselijkheid van alle kanten. Volmaakt? zeker niet. Middelmatig in de betekenis van de deugd in het midden? Jazeker… Het stelt de honderdman en de bewoners van Kafarnaüm in staat om in de relatie te blijven. En ook dat vergt een zekere dosis moed van iedereen.

En weet ge, die tekst heeft me iets geleerd. Ik ben ambitieus. Ik koester ambitie. Mijn grootste ambitie is excelleren in middelmatigheid. OK, er is nog werk aan de winkel. Dat besef ik nu wel…