Woorden die raken…

Dominicus Gent

Viering van zondag 10 september 2017  

Verbonden met elkaar en met God

 

Goedemorgen en van harte welkom op onze zondagsviering.

Elke zondag opnieuw komen we hier samen om te luisteren naar oude verhalen, woorden van lang geleden, en verhalen en woorden van nu. We komen niet zomaar luisteren naar iets moois, iets spannends, we komen hier samen om te toetsen of deze woorden ons iets laten proeven van hoe we willen leven. Of we het als zinvol ervaren, of we hier in voeling komen met het vuur dat in ons brandt, zoals het in de viering van vorige zondag werd genoemd. 
Maar ook om hier samen te zijn, samen met elkaar, en het doet er niet toe of je hier nu elke week bent, of toevallig langskomt. Want geloven doe je nooit alleen.
Marc en ik hadden het in de voorbereiding over welke van die oude woorden het vuur in ons doen branden en wat die met ons doen: maken dat we met elkaar en met wat we God noemen op weg blijven gaan. Woorden die zo diep in je gebed zijn, dat ze je doen en laten bepalen. 

Maar laat ons eerst de paaskaars aansteken: symbool voor onze verbondenheid met dat wat groter is dan onszelf, symbool voor de aanwezigheid van de Ene in ons midden.

 

Overweging rond psalm 139

Zoals Ingrid het in de inleiding al verwoordde: wat betekent het om hier samen te komen, wat doet dat met mij, en word ik er een ander mens door? Regelmatig op zondag samenkomen betekent voor mij: verbinden, vieren, bidden, zingen en teruggezonden worden… Maar mij verbonden weten overstijgt het alledaagse. Verbondenheid is daarbij het sleutelwoord. Godszoeker worden is geen solotrip.

Maar ik begrijp dat velen nu denken; ja, verbonden zijn… wat is dat nu juist? En dat was ook de aanleiding om bij de voorbereiding de vraag te stellen welke tekst, gebed dat het sterkst uitdrukt. Waar put ik mijn kracht uit?

Spontaan denk ik aan mijn lijflied, of noem het eerder een gebed. Ik heb dit al eerder verteld: Psalm 139. Uit een beduimelde vertaling van Oosterhuis. En al is het misschien wel een van de populairste psalmen, voor mij vat het mijn Godsbeeld samen. Straks zingen we deze Psalm.

Je merkt het, psalm 139 is mijn voorkeurpsalm…. Ik probeer me te verduidelijken. Het gaat over “een God met ons “, een nabije God, ook al lijkt dat niet altijd zo. Misschien heb je eerder het gevoel: dit is big brother, hij weet (te)veel van mij. Een die mij doorziet. Dat roept bij sommigen vast stress op. En toch, ik ervaar een God die heil brengt. Ondanks dat deze psalm ook andere stukken bevat waarin wordt gezegd dat God alwetend is, alomtegenwoordig en almachtig. Beelden die bij mij, maar ook bij anderen wat huiver opwekken, en waarvoor ik pas. Een godsbeeld dat moeilijk kan liggen.

Voor mij echter verwoordt de psalmist een andere visie. Het is maar hoe je het wil lezen. Geen verstikkende opdringerige God, maar een alomtegenwoordige aanwezige, betrouwbaar en subtiel. Een God die mij omgeeft met innerlijke rust en geborgenheid.

Wat betekent dat dan?  God-met-ons?  Dat wordt mooi bezongen in deze prachtige psalm. Je kan hier in alle geval geen verstoppertje spelen. De mens, misschien maakt hij zich groter dan hij is, misschien ook kleiner, of gewoon anders. Misschien veinst hij liefde, of hij drogeert zichzelf. Maar het wordt duidelijk. Bij de aanvang  wordt gezongen van God als dieper dan mijn diepste zelf, intiem met mij verbonden.  De nabije God, die me door en door kent. Het weten van God is van een onuitsprekelijke vertrouwdheid in mij. Het is niet bedreigend maar geruststellend. De God die mij kent, doorgrondt, doorziet en vertrouwd is met mij. Dàt kennen is groter dan mijn kennen. In de eerste zes verzen van de psalm komt trouwens het woord “kennen“ vier keer voor.

En er is meer. Bij God mag je zijn wie je bent. Doorheen de bijbel zijn woorden als barmhartig, goedertieren, vol ontferming, steeds aanwezig. God als de algoede. Het is als een “big mama“ die wil luisteren. Zij geeft stem aan wat werkelijk in onze geest en hart gaande is. Het is de psalm met een groot gevoel van dankbaarheid. Dankbaarheid omdat ik niet alleen sta, wat er ook gebeurt, wat er ook aan de hand is. Ik ben niet alleen. Ik ben gekend. Er is er een die van mij houdt. Ik mag er zijn. Het is deze God die getuigt van een groot vertrouwen. Een onvoorwaardelijk vertrouwen. En toch… is het niet een beetje een scheve verhouding?  Want deze God spreekt zijn groot vertrouwen, zijn barmhartigheid , zijn ontferming uit. En niet toevallig is het woord “ ontferming “ vrouwelijk. Hij is eerder een Zij: een baarmoeder die ons omgeeft en koestert, die ons warmte en geborgenheid geeft, een onontkoombare nabijheid, die ons niet oordeelt en veroordeelt, maar ons wel doorgrondt en peilt, die weet wat in ons gaande is. Ik ben met andere woorden in vertrouwde handen, in een schoot van ontferming.

Wat de psalmist ons vertelt, overstijgt in alle geval mijn kunnen en kennen.. Want wat weet ik van God?  Ik sta met mijn mond vol tanden. Sprakeloos. Niet in woorden te vatten.  Dat moet ik ook niet proberen. In het besef dat het ook niet gaat om weten. Maar in die geest van groot vertrouwen lees ik deze psalm. Want het is goed gekend te zijn. Beter dan je jezelf kent. Op het einde van palm 139 volgt een gebed om voort te gaan op de ingeslagen weg. Dat ik mij door niets of niemand laat weerhouden.

   Peil nu mijn hart, o God, en ken mij.

   Toets mij en weet wat er in mij omgaat.

   Ik ben toch niet op een doodlopende weg?

   Leid mij voort op de weg van mijn vaderen.

Een boodschap dat ik niet alleen sta. En dat ik steeds opnieuw kan beginnen, ondanks alles. Ik leef in een wereld en heb daarin een verantwoordelijkheid.  Het zijn enorme woorden. Beklemmend soms? Misschien wel, maar weten dat er vele medestanders zijn is pas kracht van mildheid voor mij. Groter dan ikzelf. Het gaat me te boven….en dan te weten dat velen van ons in diezelfde verbondenheid met mensen op weg willen gaan, dat schept verbondenheid.

 

Psalm 139

Mijn God, Gij peilt mijn hart en Gij kent mij,

Mijn God, Gij weet waar ik ga of sta.

Gij doorziet mijn gedachten van verre,

Gij hebt mij rusten en reizen bepaald,

En wat ik ook doe, Gij zijt ermee vertrouwt,

Ja, er komt geen woord op mijn lippen,

Mijn God, of Gij hebt het al gehoord.

Gij zijt voor mij en Gij zijt achter mij,

Gij hebt uw hand op mij gelegd –

Wonder van wijsheid dat mij te boven gaat,

Onbereikbaar, ik kan er niet bij.

Hoe zou ik ooit ontkomen aan uw geest

En waarheen vluchten, gij ziet mij overal.

Of ik nu uitroep: Duisternis bedek mij,

Laat het nacht worden om mij heen,

Voor u bestaat geen duisternis,

Voor u is de nacht even licht als de dag,

De duisternis even stralend als het licht.

Ik ben toch niet op een doodlopende weg?

Leid mij voort op de weg van mijn vaderen.

                                    (Uit “ 50 psalmen – Huub OosterhuisTweede overweging

Tweede overweging: “Ik zal er zijn voor jou…”

Geloven doe je nooit alleen. Je krijgt je geloof aangereikt door anderen die je voorgingen, die het op een of andere manier doorgeven. En je laat je als gelovige ook dragen en bevragen door anderen waarmee je samen op pad bent.

Toen ik jong was, was geloven een evidentie. God zat daarboven van ons te houden, en als je niet ‘braaf’ was werd je dat aangerekend (maar dat laatste woog bij mij niet erg door, want zo stout was ik nu ook weer niet dat de hel en de verdoemenis mijn deel zouden worden). De verhalen van de Bijbel (zowel oud als nieuw) waren echt gebeurd, en toonden ons aan dat we maar best leefden zoals God dat had vastgelegd in zijn 10 geboden. Er was immers geen betere manier van leven denkbaar dan deze. Ik stelde me daar niet echt vragen over, zolang ik in de lagere school zat. Dat God ons graag zag en voor ons zorgde was vanzelfsprekend, een grondlaag waarop ik leefde en waarvan ik me eigenlijk niet erg bewust was. Geloven was een soort natuurlijke bedding waarin het leven stroomde.

Pas in het KUC leerde ik kritischer kijken naar die verhalen en naar wat ik nu eigenlijk “geloofde”. Je werd er uitgedaagd door de wekelijkse vieringen, waar ook studenten mee voorgingen in de woorddienst. De evidenties vielen weg: de Bijbel was mensenwerk, neerslag van de zoektocht door de eeuwen heen. Daarom niet minder waardevol als gids, maar ontdaan van het aureool van Goddelijk woord, waardoor je je niet meer in bochten moest wringen om tegenstrijdige beelden met elkaar en met een Godsbeeld als liefdevolle Vader/Moeder te verzoenen. En je mocht nadenken, een eigen visie ontwikkelen over geloven in de traditie van Jezus. Geloven werd mensenwerk, werd mijn keuze en mijn werk. Samen met anderen getoetst en beleefd. 

Tot op dit moment is dit zich laten bevragen door wat anderen voorleven, meegeven als zienswijze (zoals bvb hier, elke zondag ), een belangrijk iets in mijn leven als gelovige.

Welke oude woorden zijn voor mij dan de sleutel waar alles om draait?
De kern van de hele Bijbel en van de boodschap van Jezus van Nazareth zit voor mij vervat in de woorden die Mozes van God kreeg bij het brandend braambos: Ik zal er zijn voor jou.
Ze heeft iets groots en tegelijkertijd iets ontroerend menselijks, deze belofte: Ik laat niemand in de steek… Zoals een mens belooft aan een ander: wat er ook gebeurt, ik zal naast je staan…
Het is me duidelijk dat dit geen toverspreuk is die God doet tussenkomen bij ieder mens persoonlijk als er iets misloopt. Het is geen garantie dat God elke tegenslag zal wegnemen en er ons een leven zonder zorgen te wachten staat.
Maar wel woorden waar ik wel telkens op terugval, zelfs al lijkt alles het tegendeel te bewijzen. Het niet te grijpen en te bewijzen gevoel dat er iets, iemand, mij graag ziet. Ik ben dat soms kwijt, ik vind dat soms flauwekul, maar toch dringt het zich telkens weer op.
Een beetje zoals je weet dat, wat er ook gebeurt, er mensen zijn die je graag zien en bij wie je terecht kan.
Dit is mijn drive, en deze ervaring doet me proberen om op mijn manier er te zijn voor anderen. Het is in de concrete realiteit van alledag niet altijd prominent aanwezig. Zo van ‘en nu zal ik eens dit of dat vanuit mijn geloof’… Het is eerder de bedding van mijn doen en laten.  De verbondenheid met wat me overstijgt, de verbondenheid met anderen. Het loopt in elkaar over, het beïnvloedt elkaar, het geeft zin en richting.

 

*

foto: G.Vanhercke, kunstwerk in Watou 2017