Waarom ik lekendominicaan geworden ben… (reeks Horen bij… 2)

Dominicus gent

Viering van zondag 28 oktober 2018

Waarom ik lekendominicaan geworden ben

(tweede viering in een reeks “Horen bij…”)

 

Welkom in deze zondagsviering, de tweede viering in de reeks “horen bij, ergens toe behoren”. Vandaag gaan Antoinette en ikzelf voor in deze viering en willen we samen met u reflecteren over onze keuze om lekendominicaan te worden en dus te willen horen bij de wereld-wijde familie van dominicanen, een zeer diverse familie, zoals de meeste.
Maar stellen we ons aan het begin van deze viering eerst onder het teken van de Ene, de Eeuwige, kwetsbaar licht dat het duister verdrijft en hoop in ons hart levend houdt.
Die ons aangezegd heeft de aarde te bewonen, vertes te belopen met het hoofd geheven naar de zon, maar niet in de wolken, die ons opgedragen heeft om elkaar te zijn tot zegen
Zingen we samen:

Dat ik aarde zou bewonen,
niet op vleugels als een arend
niet in schamen als een nachtuil,
niet kortstondig als een bloem

niet op vinnen onder water,
niet gejaagd en niet de jager,
niet op hoeven, niet met klauwen,
maar op voeten twee

om de verte te belopen,
om de horizon te halen
en met handen die wat kunnen: kappen,
ruimen, zaaien, oogsten

met een neus vol levensadem,
met een buik vol van begeren,
met een hoofd niet in de wolken,
wel geheven naar de zon

Om te overzien die aarde,
haar te hoedenlas een kudde,
haar te dienen als een akker
en te noemen bij haar naam.

Dat ik ben, niet meer of minder,
dan een mens, een kind van mensen,
Een van velen, een met allen,
Groot en nietig, weerloos vrij

om te zijn elkaar tot zegen,
om te gaan een weg van dagen,
liefdes weg, die ooit zal leiden
naar een menselijk bestaan.
(H. Oosterhuis)

 

1

Op 8 augustus verbonden Geert Laleman, Nora Vandeweghe, Jo en ik ons tot de Dominicaanse lekenorde. Het jaar hieraan voorafgaand hadden we met een 15-tal andere geïnteresseerden een vorming gevolgd met betrekking tot de eigenheid van de dominicaanse orde. Op woensdag 8 augustus spraken 14 mensen van die groep hun engagement uit. Twaalf voor altijd. Twee voor de komende 3 jaar.
De groep bestond uit iemand uit Schilde, drie mensen uit Knokke, iemand uit Lubbeek, iemand uit Genk, drie uit Heverlee en 4 uit het Gentse en de jongste was een Nederlandse vrouw die in Leuven werkt aan een doctoraat in theologie. Behalve deze jonge vrouw zijn allen zijn reeds tientallen jaren verbonden met een of ander dominicaans initiatief, een parochie of een andere gemeenschap. Zo lang reeds dat we er konden voor kiezen het engagement voor altijd uit te spreken. Wat de meesten ook deden.
Na het feestelijk gebeuren in Knokke waaraan vele getrainde zangers van deze Dominicusgemeenschap flink hebben bijgedragen, werd ons door velen de vraag gesteld waarom we dit deden, wat dat nu precies inhield ‘lekendominicaan’ worden? wat we nu moeten doen en niet (meer) mogen doen? enz….. De feestviering had daarop duidelijk geen antwoord gegeven. Dat hadden jullie dus nog te goed.
En op die vele vragen proberen Jo en ik vandaag een antwoord te geven. We hebben dit samen met Geert Laleman voorbereid omdat we die weg samen zijn gegaan- ook letterlijk: telkens het traject naar Heverlee heen en terug. En omdat hij één van de initiatiefnemers was. Hij kan hier vandaag jammer genoeg niet bij zijn omwille van een herdenkingsviering voor zijn ouders. Hetzelfde geldt uiteraard voor zijn echtgenote Nora.

Lekendominicaan, waarom?
We zijn zeer dankbaar voor wat we van de dominicaanse traditie gekregen hebben. Heel concreet is het KUC (het voormalige katholiek universitair centrum in Gent) voor elk van ons op verschillende wijzen heel belangrijk geweest. Geert zegt letterlijk: ‘Ik had de deur van de kerk dichtgeslagen om daar nooit nog iets meer mee te ma-ken te hebben. Via Nora kwam ik in Het KUC en wat ik als student daar mocht meemaken was niet minder dan een openbaring. De grote vrijheid in denken, de eerlijke confrontatie als gelovige met de wereld rondom. Dat heeft voor mij een weg geopend waar ik heel gelukkig mee ben. Die 4 paters, Guus, Ignace, Jos en Bernard zijn eigenlijk mijn geestelijke vaders’.

Ook Jo kwam als student in contact met de werking in het KUC, kreeg er meteen als was het vanzelfsprekend, veel vertrouwen en kon zich daar van bij het begin inzetten in de werking. De grote en hartelijke openheid en de dynamiek in die werking maakten dat hij bleef en zich later aansloot bij de voorgangersploeg van de zondagsvieringen.

Zelf kwam ik er niet als student maar als deelnemer aan de vieringen op zondag, toen nog met een 30-tal mensen in de Leiezaal en ben er gebleven. Het zoeken naar een eigentijdse geloofstaal, de geloofsverdieping in samenhang met een sterke maatschappelijke betrokkenheid, de samenzang, het gezamenlijk voorgaan van paters en leken, de vele vormingskansen, de ruimte om te experimenteren, … er was zoveel waardoor ik mij helemaal deel van deze los-vaste groep voelde worden en waardoor het KUC een ankerplaats werd waar ik graag naar toe trok. Dominicaan, Franciscaan, Jezuïet of wat dan ook, het zei mij allemaal niets maar wat daar gebeurde sprak mij enorm aan en al heel snel engageerde ik mij in tal van werkgroepen en activiteiten.
Ik ben heel dankbaar voor de weg die ik daarin met zoveel mensen mocht gaan.

Toen we een 10-tal jaar geleden voor de vzw die deze vieringen structureel ondersteunt een naam zochten, werd een beetje out of the blue gekozen voor ‘Dominicus’. Nogal verrassend, alsof we ons ineens realiseerden dat heel deze manier van werken, vieren en met mekaar omgaan inderdaad ‘dominicaans’ was. Voordien had ik geen oog of aandacht gehad voor het breder verband waarin het KUC en onze vieringen en destijds ook het vormingswerk, ingebed lagen.

Wanneer we als lekendominicaan ons engagement uitgesproken hebben, dan gaat het voor elk van ons allereerst om een bevestiging van deze geschiedenis. Het is een gerijpte keuze om ons meer uitdrukkelijk religieus te verbinden. ‘Voor altijd’ uitspreken doet ook op mijn leeftijd een beetje huiveren maar dat is niet per se ongezond. Het gaat in tegen onze tijdsgeest en in die zin is het ook een statement. Het gaat er niet om lid te worden van een bijzondere club, of ons aan een of andere structuur te verbinden maar wel om een luidop en publiek uitgesproken keuze voor een manier van leven die getekend wordt door de dominicaanse spiritualiteit. En het is ook getuigen van de hoop dat deze dominicaanse traditie mag doorgaan.

 

Wij gaan de weg van oude woorden,
van overlevering,
die wij van onze ouders hoorden,
in eigen luisterkring,
verhalen uit geloof geboren
om onze weg te gaan,
en tekens die ons veel beloven,
Als wij ze nieuw verstaan.

Wij zijn een schakel van de keten,
verbintenis van hoop,
mensen op zoek naar beter weten,
oprechte levensloop.
Er is geen God aan onze zijde,
Die zegt: zo ga je goed.
Wel één die roept door alle tijden:
zoek verder, het komt goed.
(J. Van Opbergen)

 

2

Zoals Antoinette al aangaf, kwam ik hier dertig jaar geleden eigenlijk een beetje bij toeval terecht. Een studiegenote had me gevraagd of ik het niet zag zitten om mee te werken aan de onthaaldagen voor eerstejaarsstudenten die door ’t KUC werden georganiseerd. Ik worstelde op dat ogenblik met een stevige geloofscrisis en stond bijgevolg een beetje huiverig tegenover katholieke organisaties, maar ging uit nieuwsgierigheid toch eens luisteren. Het feit dat de zaak gerund werd door paters stemde me iets gunstiger. Mijn geschiedenis had me immers geleerd dat die over ’t algemeen iets meer tot heel erg down to earth, met de voeten op de grond of zelfs met de botten in de modder stonden, veel meer dan veel van de seculiere geestelijken die ik toen kende. Maar dominicanen kende ik van haar en nog minder van pluimen.
Het bleek echter een schot in de roos. De taal die er gesproken werd, de manier waarop omgegaan werd met de bijbel, het samen zingen van verstaanbare liederen en vooral de aandacht voor het levensnabije, het paste me als een warme jas in de winter. Het was voor mij als religieus thuiskomen na jarenlange omzwervingen. Die jas zit nog steeds goed en ik zou mezelf niet zijn indien ik niet heel lang en heel diep zou nagedacht hebben over waarom dat zo is.
Ik ontdekte gaandeweg dat dit alles te maken had met het typische van de Dominicaanse spi-ritualiteit. Zoals u ongetwijfeld weet – u zou het toch moeten weten – is die gebaseerd op vier pijlers die er samen moeten voor zorgen dat de zoektocht naar waarheid (de veritas) goed kan gevoerd en gevoed worden. En het is die zoektocht die me bijzonder aan het hart ligt. Die spiritualiteit is dus op vier pijlers gebouwd. Er is duidelijk over nagedacht. Er is het gebed, de studie, het gemeenschapsleven en de verkondiging van het goede nieuws, de boodschap van het evangelie. Je mag die vier pijlers trouwens niet gewoon los van elkaar zien. Ze beïnvloeden elkaar en moeten elkaar in evenwicht houden. Neem je er één weg, dan stort het hele geval als een kaartenhuisje in elkaar en kan je de zoektocht niet meer goed voeren.

Dat studie een belangrijke bezigheid is, was me al heel vroeg duidelijk. Als ik me in ‘t KUC al eens op de werkkamer van een pater waagde, dan was het steevast een huzarenstuk om niet te struikelen over de stapels boeken die overal lagen en stonden, in kasten, op de vloer, op tafels en stoelen. Uit de doorrookte meters papier kon ik opmaken dat er hard gestudeerd werd. Die studie, zo heb ik begrepen, is echter geen doel, maar een middel ter ondersteuning van de verkondiging. Toen me een paar jaar later de vraag gesteld werd of ik hier voorganger wilde worden, wist ik dan ook direct dat ik heel veel boeken zou moeten gaan lezen. Het roken heb ik wel gelaten.
Die studie moet heel ruim begrepen worden: kijken wat zich in de wereld rondom aan jou aandient en daarover reflecteren op zoek naar het ware. Dominicus probeerde door gesprekken bijvoorbeeld eerst goed te begrijpen hoe de katharen leefden en dachten om daarna met hen daarover in dialoog te gaan. Hij legde een soort bedachtzaamheid aan de dag, ging niet onmiddellijk in de aanval, maar probeerde te begrijpen waarover het gaat. Je moet je dus laten confronteren en beschouwen (contemplare) wat je denkt en waarom. Het is helemaal mijn ding.
Ik doe het niet zoveel met katharen, maar wel bijvoorbeeld met vindingen uit de positieve we-tenschappen of probeer de mechanismen die in de wereld spelen te begrijpen en te onderscheiden (onderscheiding, sorry, resterend jezuïtisch trekje😊) wat waar is en wat niet en wat ons weghoudt van de waarheid.
Die studie, die zoektocht naar waarheid gebeurt overigens niet alleen in de boeken, maar ook in gesprekken. Wie sprak ook alweer de gevleugelde woorden: “du choc des idées jaillit la lumière”. Het is denk ik één van de redenen waarom we hier met twee voorgaan. De waarheid wordt immers gevonden in het gesprek, wordt gevonden tussen mensen, of tussen de lezer en de schrijver. In de manier waarop ze met elkaar in dialoog gaan (met of zonder woorden) kan de waarheid aan het licht komen, zonder dat één van hen de waarheid bezit. En altijd blijft er ruimte voor twijfel. Die wordt niet weggemoffeld.
Dat heeft in de dominicaanse geschiedenis trouwens geleid tot de meest uiteenlopende theologische concepten en maatschappelijke vindingen. Dat die allemaal een plaats vinden en krijgen binnen dezelfde orde, zegt me dat ik er mijn plaats ook wel zal vinden.

Dat is op zich al niet min, maar het idee trekt me des te meer aan omdat die studie geen louter rationele bezigheid is, studeren doe je ook met je hart. Je gaat hartstochtelijk op zoek naar de waarheid. Het is daarom dat het studeren in evenwicht gehouden moet worden door de gemeenschap waarin je als dominicaan leeft en door je gebed. De gemeenschap is essentieel. Ze is onze eerste toetssteen. Ze laat je toe je gedachten te verfijnen, te corrigeren en aan te vullen. De waarheid moet niet alleen begrepen maar ook consequent en consistent geleefd worden en dat wordt wellicht het beste getest door dat te doen in het gezelschap van mensen die je niet zelfgekozen hebt, maar die dezelfde weg willen gaan. Geritualiseerd ligt dat aan de basis van de vrije inbreng in onze vieringen. Iedereen die iets wil en kan toevoegen, ook door stilte en gebed, zoekt mee. Het woord is niet alleen aan de voorgangers, maar aan iedereen die de zoektocht mee wil gaan. We hebben allemaal andere talenten, zodat we elkaar nodig hebben.

Zoals ik al zei, wordt de studie ook in op het juiste spoor gehouden door gebed. Dat klinkt oubollig, maar eigenlijk is het hypermodern wanneer je kijkt hoeveel succes meditatiecursussen hebben. De initiële insteek is dezelfde: Dominicus legde bijzonder weinig regels op voor het gebed, want die zouden alleen maar de creativiteit, het avontuur en het persoonlijke in de weg staan. Gebed is ruimte scheppen in jezelf en in dialoog gaan met het diepste in jezelf. Luisteren, je laten doorstromen en voelen waar het op aankomt.

Dat alles zorgt ervoor dat de verkondiging op het juiste spoor blijft. De waarheid laat zich zeggen, laat zich horen, laat zich zien. En dat kan op vele manieren, met spreken, met zingen, in het omgaan met elkaar, in het opkomen tegen alles wat het gerechte geweld aandoet. Ik hoorde vorige week daarvoor een mooi beeld: in het verkondigen zijn we als een oude roestige kraan: ze ziet er niet uit, maar toch kan er helder water uit komen en door het water dat er door stroomt wordt de kraan van binnen gezuiverd.

Die vier pijlers zijn ondertussen al heel lang in min of meerdere mate deel van mijn leven. De warme winterjas blijkt uit die stof geweven, dat heb ik gezien toen ik er naar aanleiding van de vraag om lekendominicaan te worden, eens de wasvoorschriften op nalas. Het antwoord op de vraag om de belofte te doen te leven volgens de Dominicaanse spiritualiteit, heb ik al lang geleden gegeven, nog voor ik van het bestaan van lekendominicanen afwist. Maakt die formele belofte om die oude jas te blijven dragen en hem nooit meer uit te doen dan nog wel iets uit? Ik zou “neen” kunnen antwoorden, want ik zou perfect zonder verder gekund hebben, ongebonden, vrij om te gaan en te staan, zoals dat heet.
Maar ik antwoord toch “ja”, want een belofte – elke belofte – verandert een mens. Het maakt hem, haar verantwoordelijk voor het houden ervan. Een belofte stelt ook een teken. En misschien is deze belofte zelfs wel verkondiging. Verkondiging dat zich verbinden en echte vrij-heid geen tegenpolen zijn.
Dat die adem van vrijheid ons moge blijven doorstromen.

Gij adem van vrijheid
adem in mij en in heel de wereld.

Gij stroom van leven
stroom in mij en in heel de wereld.

Gij flits van een nieuwe wereld
licht op in mij en in heel de wereld.

Gij donder van gerechtigheid
Dreun in mij en in heel de wereld.

Gij levend in geweldloosheid
leef in mij en in heel de wereld.

Gij roos van vrede
bloei in mij en in heel de wereld.

Gij frisse wind
waai in mij en in heel de wereld.

Gij goddelijke aandrang
doordring mij en de hele wereld.
(A. Rotzetter)

 

3

De vorming die we gevolgd hebben gebeurde in samenkomsten op zaterdag. Zes of zeven keer, ik herinner het me niet precies. Het was boeiend om met een groep vanuit alle Vlaamse provincies samen te komen, te luisteren en uit te wisselen. De verschillen zijn groot maar toch is er een niet te omschrijven of benoembare gemeenschappelijkheid. Voor het vervolg zullen we
samen met de dominicaanse familie een tweetal keer per jaar samen komen.

Vele lekendominicanen komen in een vaste groep één keer per maand samen. Geert en Nora en vele anderen vormen al enkele jaren zo’n groep in het Gentse. Jo en ik maken daar geen deel van uit.

Vorige zaterdag kwamen we in Schaarbeek samen met de Waalse lekendominicanen. Het was wel even opkijken : in die groep van meer dan honderd deelnemers waren we met een minidelegatie Vlamingen, maar we werden er hartelijk verwelkomd en verwend : simultaanvertaling bij elke toespraak en inbreng. Zoveel luxe zijn we niet gewoon. En dan merk je: dit doet deugd. Oprechte interesse voor datgene waarmee je aan de andere kant van het land bezig bent, spontane uitwisseling, enthousiaste en geëngageerde mensen ontmoeten die op heel veel verschillende terreinen bezig zijn. Je voelt een bruisende dynamiek en je voelt ook dat we met de weg die we in het KUC en Dominicus-Gent gegaan zijn iets belangrijks te bieden hebben. De belangstelling voor onze manier van vieren is heel groot.

Is er op 8 augustus in Knokke voor ons iets veranderd? Ja, ook al is er niets zichtbaar, tastbaar anders dan voorheen. En doen we ook niets anders. Maar met uw aanwezigheid of betrokkenheid van hieruit, door uw meevieren, kreeg deze, onze lokale gemeenschap een plaats in een veel rui-mer verband, bezield en bezielend.

 

Evangelie : Lucas 10, 1-9

Hierna wees de Heer nog tweeënzeventig anderen aan en zond hen twee aan twee voor zicht uit naar alle steden en plaatsen waar Hij zelf nog komen zou. Hij zei tegen he: ‘De oogst is wel groot, maar arbeiders zijn er weinig. Vraag daarom de eigenaar van de oogst om arbeiders in te zetten voor zijn oogst. Ga nu, maar weet wel, Ik stuur jullie als lammeren onder de wolven. Neem geen beurs mee, geen reistas en geen schoenen, en groet onderweg niemand. Als je bij iemand in huis komt, zeg dan eerst: ‘Vrede aan dit huis.’ Woont daar een vredelievend mens, dan zal jullie vrede op hem rusten; zo niet, dan zal die naar jullie terugkeren. Blijf in dat huis en eet en drink wat men je aanbiedt, want de arbeider is zijn loon waard. Trek niet van het ene huis naar het andere. Als je in een stad komt waar men je ontvangt, eet dan wat men je voorzet. Genees er de zieken en zeg tegen hen: ‘Het koninkrijk van God is nu dichtbij u gekomen’.

Gij wacht op ons totdat wij opengaan voor U.
Wij wachten op uw woord dat ons ontvankelijk maakt.
Stem ons af op uw stem, stem ons af op uw stem,
op uw stilte.
(H. Oosterhuis)

 

Inleiding op de tafeldienst

We gaan aan tafel
om brood te breken en wijn te delen
in Naam van Jezus.
Deze samenkomst is het kloppend hart van alle christenen
die zich geroepen weten hun levensweg af te stemmen op zijn evangelie.
We weten zoveel afwezigen toch dicht bij ons: de mensen uit onze gemeenschap die hier vandaag niet kunnen zijn omdat moeten werken; we denken vandaag in het bijzonder aan Ignace D’hert. De mensen die zorgen voor anderen of zelf ziek zijn. En we denken vandaag in het bijzonder aan Jos Smeets. We weten ook onze dierbare overledenen hier aanwezig: voor hen steken we de kaarsjes aan in de herdenkingsschaal. We denken vandaag in het bijzonder aan Guus Snijkers. We brengen ook alle mensen hier aanwezig die zich in Jezus’ spoor engageren waar ook ter wereld.

Tafelgebed : Niemand heeft U ooit gezien

Niemand heeft U ooit gezien.
Liefde is uw naam.
Brood des levens
Heet die knecht
Die uw kind genoemd wordt,
Jezus, kind uit Nazaret.
Liefde, zegt Gij, is te doen.
Werk in ons, dat wij U doen.
Licht ons op, dat wij U zien.
Dat wij leven wat geleefd moet.
Dat wij doen wat moet gedaan:
Recht voor ieder mensenkind.
Brood voor ieder kind van mensen.
Vrede, en een nieuwe wereld.
En de dood zal niet meer zijn.
(H. Oosterhuis)

God zie ons hier bijeen,
wij allen aan deze tafel
wij die in ons leven meer willen dan eten voor ons alleen
en eten alleen voor ons genoeg.
Wij allen aan deze tafel die in ons leven dienstbaarheid voorrang willen geven op succes
of functies met veel aanzien
Wij die ons leven laten inspireren Jezus van Nazareth
die in het breken van brood en delen van wijn
de roepstem is
die ons bestaan wil openen
naar een leven als broers en zusters van elkaar.
Wij bidden u
zegen dit samenzijn,
zegen deze maaltijd

 

Vredeswens

“Waar ge ook maar een huis binnenkomt,
zegt eerst: vrede voor dit huis!
en als daar een ‘zoon van vrede’ is,
dan zal uw vrede op hem rusten;”
Het is Jezus’ opdracht aan de leerlingen die hij uitzond. Dat er vrede zij, vrede waarin plaats is voor dialoog, vruchtbare grond voor het zoeken naar waarheid. Wensen we elkaar de vrede.

 

Slotlied

Zoals Ikzelf gezonden ben
zo moet ook gij op weg gaan.
Geen knechten, vrienden noem Ik u,
mijn woord zal door uw mond gaan.

Wat gij gehoord hebt en gezien
Moet gij bekend gaan maken:
wat Ik in stilte tot u sprak
roept dat vanaf de daken.

Neemt onderweg geen reiszak mee
maar gaat met lege handen
en boodschapt als een vredesduif:
‘Gods Rijk is nu op handen’.

Leert van de duif de simpelheid,
weest waakzaam als de slangen
en, vreest niet hoe gij spreken zult
Al neemt men u gevangen.

Zo zal het Rijk der Hemelen
onder de mensen komen:
op aarde zal hernieuwde hoop
En goede vrede wonen.
(H. Jongerius)