Vruchten plukken… Voor iedereen?

Dominicus Gent
Viering van zondag 1 september 2019
Vruchten plukken… Voor iedereen…?

 
Welkom deze voormiddag in de viering van 1 september.
De zomer begint op zijn laatste voeten te lopen, 21 september, het begin van de herfst is niet meer zoveraf. Op de akkers en velden is het graan al afgemaaid, de graankorrels zitten veilig in silo’s opgeborgen, het hooi is verhakseld en wordt naar de schuren gebracht. De oogst is binnen, kan je zeggen.
In de maand mei heb ik mij weer gewaagd aan het exploiteren van een kleine moestuin. Enkele tomatenplanten, komkommer, pompoen, aardbeien, paprika’s, meer is er niet in terechtgekomen. Kleine plantjes die ik met zorg heb omringd. Meststof, water en ook een klapke of aanmoediging van tijd tot tijd zijn onmisbaar.
Maar kijk, er kwam schot in de zaak en ondanks de hevige hitte en droogte bijgevolg heb ik mijn plantgoed zien groeien, bloemen zien ontluiken, vruchten dragen, rijp worden. Ik kan er soms niet bij dat plantjes met zo weinig tevreden zijn en dan als dankbaarheid aan de zon en de insecten zoveel teruggeven door een mooie opbrengst.
Wie mij iets beter kent weet dat ik ‘tomaten’ als de lekkerste groenten op deze aardkluit beschouw. Voor het avondeten had ik dan meermaals ook het geluk een rijpe tomaat te kunnen plukken. Op je bord krijg je dan een lekkere groente met een mooie rode kleur. De warmte van de zon krijg je zo cadeau bij de eerste hap die je neemt. Dan welt in mij een gevoel van dankbaarheid op, wat heb ik veel gekregen voor zo weinig. De smaak van je eigen vruchten, wat een rijkdom, wat een weelde. Verder zie ik de pruimenboom in de tuin die dankbaar zijn vruchten paars laat kleuren en de appelboom die dit jaar helemaal gebukt gaat door zijn vele appels die hij moet dragen. Wat een overvloed die we kunnen krijgen in het leven…

Maar die overvloed en gulheid en het meezitten van de oogst in het leven zijn niet voor iedereen weggelegd. Straks spreken we over mensen die dat geluk niet mogen kennen omdat ze uit de boot vallen, anders zijn, aan de rand van de maatschappij staan, hun draai niet kunnen vinden in het leven, op zoek zijn naar warmte en geborgenheid en geen rustpunt vinden om te verankeren. Die mensen komen we in verschillende verhalen tegen in het evangelie, Jezus heeft brengt ze vaak in beeld, begrijpt ze, heeft compassie maar helpt ze ook recht te staan om menswaardig te leven en ook die oogst willen we onder ogen zien en bespreken.

Laat ons eerst de Paaskaars aansteken als teken van Aanwezigheid van die Ene die we ‘God ‘ noemen en nabij willen voelen.

 

 Evangelie: Marcus 5, 24-34
Toen Jezus weer met de boot overgestoken was, stroomde veel volk bij Hem samen. Terwijl Hij zich aan de oever van het meer bevond, 22kwam er een zekere Jaïrus, de overste van de synagoge. Toen hij Hem zag viel hij Hem te voet en smeekte Hem met aandrang: 23“Mijn dochtertje kan elk ogenblik sterven, kom toch haar de handen opleggen, opdat ze mag genezen en leven.” 24Jezus ging met hem mee. Een dichte menigte vergezelde Hem en drong van alle kanten op. 25Er was een vrouw bij die al twaalf jaar aan bloedvloeiing leed; 26zij had veel te verduren gehad van een hele reeks dokters en haar gehele vermogen uitgegeven, maar zonder er baat bij te vinden; integendeel het was nog erger met haar geworden. 27Omdat zij over Jezus gehoord had, drong zij zich in de menigte naar voren en raakte zijn mantel aan. 28Want ze zei bij zichzelf: “Als ik slechts zijn kleren kan aanraken, zal ik al genezen zijn.” 29Terstond hield de bloeding op en werd ze aan haar lichaam gewaar, dat ze van haar kwaal genezen was. 30Op hetzelfde ogenblik was Jezus zich bewust dat er een kracht van Hem was uitgegaan; Hij keerde zich te midden van de menigte om en vroeg: “Wie heeft mijn kleren aangeraakt?” 31Zijn leerlingen zeiden tot Hem: “Gij ziet dat de menigte van alle kanten opdringt en Gij vraagt: Wie heeft mij aangeraakt?” 32Maar Hij liet zijn blik rondgaan om te zien wie dat gedaan had. 33Wetend wat er met haar gebeurd was, kwam de vrouw zich angstig en bevend voor Hem neerwerpen en bekende Hem de hele waarheid. 34Toen sprak Hij tot haar: “Dochter, uw geloof heeft u genezen. Ga in vrede en wees van uw kwaal verlost.”

 

Overweging

Je zou iedereen toewensen wat Paule in het begin van de viering zei: de warme voldoening om de zomer vrucht te zien dragen, soms van zaden die je zelf hebt geplant. De voldoening een vervuld leven te kunnen leiden, waar de zomer een symbool van is, een leven dat met aandacht, zorg, verwondering geleefd kan worden.
Maar we willen in deze viering ook de mensen centraal zetten die geen vruchten kunnen plukken, of toch met veel moeite. Mensen die soms het gevoel hebben dat het leven aan hen voorbij loopt, hen vergeet. Het is moeilijk het leven te ervaren als volheid, als je opgesloten zit in de pijn van een chronische ziekte, of in een verslaving die je niet overwinnen kunt. En wat doe je als er geen einde komt aan de knagende armoe, met altijd weer die geldzorgen, die schaamte? Wat doe je als je leven plots helemaal op zijn kop wordt gezet, door een ongeval, misschien door oorlog? Wat doe je als de eenzaamheid je helemaal ontwricht? Als je psychisch lijdt en je daar geen greep op krijgt, of niemand helpt je als het nodig is? Waar is dan dat zomergevoel dat je vruchten kunt plukken, dat het leven je welwillend en goedgunstig is, in overvloed zelfs?
In deze viering willen we de onzichtbaren en namelozen even in het licht zetten, en voor hen bidden. Zij die niet meer kunnen kiezen, of nooit hebben kunnen of mogen kiezen. Vaak is er voor hen gekozen, zijn ze in een hok, een cel gestopt waar ze nooit meer uit konden. De cel van hun handicap, van hun huidskleur, van hun geaardheid, van hun sekse. Ofwel koos het lot voor hen en raakten ze opgesloten in agressie en corruptie en misdaad.

Het is opvallend dat de evangelieverhalen vol staan zulke onzichtbaren, met hun vaak beschadigde of vreemde lichamen, met hun gedrag dat anders is. En allemaal komen ze naar de man uit Nazareth, allemaal zoeken ze de opstanding die hij uitstraalde en doorgaf.

De vrouw waarover we net hoorden, die 12 jaar bloedingen had. Wie is ze, de evangelist heeft haar naam niet willen of kunnen opschrijven. Net zoals de lamme die tot bij Jezus wordt gedragen. Of de man die schreeuwt in zijn psychisch lijden, Jezus wegduwt, wegschreeuwt zelfs. Jezus moet hem twee of drie keer opnieuw aanspreken vooraleer hij contact krijgt. Of de Griekssprekende vrouw, dus geen Joodse vrouw, die bij Jezus komt smeken voor de demonen in de kop van haar dochter en door hem nogal brutaal afgescheept wordt (toen hij zei dat de hondjes niet het brood mochten afpakken van de kinderen van Israël…). Of de vrouw die dreigt gestenigd te worden. Gestenigd, wat een gruwelijke dood. En toch heeft ze geen naam, geen gezicht. Zo is het met velen die langskomen bij Jezus. Nicodemus, de schriftgeleerde, wordt wel met zijn naam genoemd, net als nog andere schriftgeleerden en farizeeën. Het dochtertje van Jaïrus heeft geen naam, haar vader wel. Zaccheus de tolenaar ook, maar niet de schoonmoeder van Petrus die door Jezus uit haar zware koorts gehaald wordt.

Want dat is toch een rode draad door die evangelies: het zijn de namelozen, de gezichtslozen, de beschadigde lichamen die de Nazareeër zoeken, en smeken dat hij hen wel zou zien. Dat hij zich niet zou laten afschrikken door hun uiterlijk, zoals dat van de melaatse, of de schreeuwende bezetene. En was Jezus bij die Griekssprekende vrouw nog het slachtoffer van zijn vooroordelen, het spontane slimme antwoord van de moeder haalde hem toch vlug uit zijn blindheid, toen ze zei dat de kruimels van de tafel wel voor de hondjes zijn. Veel meer dan alle schone parabels en woorden zijn voor mij de evangelieverhalen indrukwekkend door die diepe aandacht voor geschonden, uitgestoten, naamloze lichamen van mensen.

Wat er dan gebeurt, wordt in de evangelie genezing genoemd. Maar stel je voor dat het je zelf overkomt, wat daar gebeurt is toch niet met één woord te vatten: het is lichamelijke verbetering, maar ook het terugvinden van eigenwaarde, het is gezien en gehoord worden en misschien voor het eerst mens worden, zich mens voelen. Het is, voor het eerst misschien, de ervaring dat ook jij als anderszijnde mens vruchten kunt plukken. Dat het leven ook jou goedgunstig gezind is, zich niet inhoudt en ook jou overvloed wil en mag geven…

Jezus maakt verbinding met andere lichamen, de meest geschonden en uitgestoten het eerst. Als ik theoloog was, dan maakte ik daar een theologie van: de theologie dat mensen niet alleen in hun eigen lichaam wonen, maar ook in een groter lichaam van liefde. En schreeuwen om hulp als ze het contact met dat grotere liefdeslichaam verloren zijn.

De evangelies vertellen indrukwekkende verhalen over het diepe verlangen van ieder mens om opgericht, opgetild te worden. Zoals Jezus het deed, was het soms het resultaat van een enkel woord. Zo gemakkelijk gaat het niet in het echt, denk ik dan. Het is zoals in het lied dat we vaak zingen: mensen roepen red mij, en ze roepen dat “op genade en ongenade”. Niet altijd komt de genade, vaak is er toch die ongenadigheid. Daarom denk ik de laatste tijd vaak aan de Helper die Jezus beloofd heeft: de Geest, met hoofdletter. Over de Geest weet ik, sorry, niets te zeggen, ik ben geen theoloog. Maar ik zou het wel goed vinden mochten we in het zien en horen van de ongeziene mens een beetje steun krijgen, zoals een elektrische fiets ook makkelijker rijdt met zo klein moteurke.

En ik kan alleen maar zeggen dat er veel werk ligt te wachten voor die helper. Kracht wekken, dat we geloven dat we het kunnen. Hartstocht aanvuren, om mensen tegemoet te gaan. Herademen, als het moeilijk wordt en we beginnen twijfelen. Want het sprakeloze bidden van veel mensen is groot, en vaak weten ze het zelf niet. Daarom, laten we zingen tot Gij die ons ziet zoals geen mens… Die ons hebt geschapen naar elkaar, en naar u toe… Gij het geheim van de overvloed waarnaar we hunkeren, en die we ook zien in deze zomer rondom ons…
Zingen wij over dat sprakeloze bidden…

Slotbedenking : Van duizend seizoenen, Kris Gelaude

Niet de kwistige wind
Uit het zuiden,
Of een verleiding
Achter de horizon,
Maar een plek
Hier in de zon
Waar men van leven
De nectar kan proeven
En van duizend seizoenen
De poëzie.

Want alles,
Het fluisterend water,
Mijn adem,
De stroom van gedachten,
Het licht in de kerselaar,
Behoort tot een eeuwig bewegen.
Zelfs stilstaan mondt uit
In uitkijken wachten
Op wat op komst is.
En naar het heilige
Trage gebaar van voltooiing.

 foto G.Vanhercke