Dominicus Gent
Viering van zondag 25 augustus 2019
Onderweg…
Bijbellezing Lucas 9 : 51-62
Toen de dagen van zijn verheffing hun vervulling tegemoet gingen, aanvaardde Hij vastberaden de reis naar Jeruzalem en zond boden voor zich uit.
Dezen kwamen op hun tocht in een Samaritaans dorp om er zijn verblijf voor te bereiden. Maar de Samaritanen ontvingen Hem niet, omdat Jeruzalem het doel van zijn reis was. Toen de leerlingen Jakobus en Johannes dit gewaar werden, vroegen ze: ‘Heer, wilt Gij, dat wij vuur van de hemel afroepen om hen te verdelgen?’ Maar Hij keerde zich om en wees hen op strenge toon terecht. Daarop vertrokken zij naar een ander dorp.
Terwijl zij onderweg waren, zei iemand tot Hem: ‘Ik zal U volgen, waar Gij ook heen gaat.’ Jezus sprak tot hem: ‘De vossen hebben holen en de vogels hun nesten, maar de Mensenzoon heeft niets waar Hij zijn hoofd op kan laten rusten.’ Tot een ander sprak Hij: ‘Volg Mij.’ Deze vroeg: ‘Heer, laat mij eerst teruggaan om mijn vader te begraven.’ Jezus zei tot hem: ‘Laat de doden hun doden begraven; maar gij, ga heen en verkondig het Rijk Gods.’ Weer een ander zei: ‘Ik zal U volgen, Heer, maar laat mij eerst afscheid nemen van mijn huisgenoten.’ Tot hem sprak Jezus: “Wie de hand aan de ploeg slaat, maar omziet naar wat achter hem ligt, is ongeschikt voor het Rijk Gods.”
Eerste overweging : mensen van de weg…
Of Jezus ooit zo’n abrupte antwoorden heeft gegeven aan mensen die toch eigenlijk het beste met hun leven voor hebben, weten we niet. Waarschijnlijk niet. We weten heel weinig met zekerheid over hetgeen Jezus zelf gezegd heeft. Met grote waarschijnlijkheid mogen we hier de hand van Lucas herkennen. Het is de evangelist die Jezus deze woorden in de mond legt. En hij doet dat heel bewust. Hij schrijft zijn verhaal namelijk voor een geloofsgemeenschap omstreeks het jaar 80-85. Dat is ruim 50 jaar na de dood van Jezus. Er doet zich in die jaren een probleem voor dat steeds nijpender wordt. Het was namelijk de algemene overtuiging in die dagen dat er een nieuw tijdperk zou aanbreken: een tijdperk dat een einde zou maken aan al de ellende die ze hadden doorgemaakt. Het is niet niks geweest: de bezetting door de Romeinen, de joodse oorlog die duizenden slachtoffers had gemaakt, de vernietiging van de tempel, Jeruzalem leeggeplunderd door de Romeinen. Al die miserie: het kon alleen maar het einde van een tijdperk zijn.
De nieuwe tijd die moet komen wordt ingeluid worden door de wederkomst van de verrezen Christus. Gezeten op de wolken des hemels spreekt hij een eindoordeel uit waardoor een scheiding wordt gemaakt tussen uitverkorenen en verworpenen: een soort laatste oordeel zoals we het kennen van talloos vele schilderijen. Maar dat gebeurt niet. Er komt geen nieuwe tijd, geen terugkeer van een verrezen Christus, gezeten op de wolken des hemels. En dat veroorzaakt een gevoel van ontreddering en ontgoocheling.
Het is de eerste grote crisis die zich in de christelijke beweging laat gevoelen. Er komt geen nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Integendeel: alles gaat gewoon door. Zoals vroeger. En toch : tegelijk is er de hoop die levend blijft. Hoop die ze putten uit de herinneringen uit het verleden waarin mensen bemoediging vinden. De uittocht uit Egypte, de terugkeer uit de Babylonische ballingschap. En vooral de opstanding van Jezus die niet in het graf kan worden opgesloten. Dat vooral doet hen vertrouwen. Wat Jezus gedaan heeft kan niet worden teniet gedaan. Die overtuiging blijft overeind.
Maar tegelijk is er die onzekerheid. De nieuwe wereld is niet gekomen. Het wordt een prangende vraag hoe de gemeenschap hiermee kan omgaan. Er worden verschillende antwoorden gegeven. Eén daarvan is het bekende relativeren van de tijd: “voor God is duizend jaar als één dag en één dag als duizend jaar” (2 Petr.3,8). Met andere woorden : wij kunnen niet meten met onze maatstaven om Gods presentie te berekenen.
Daarnaast is er het antwoord dat Lucas geeft. Zijn hele evangelie is zo’n antwoord. En dat ziet er heel anders uit. De wederkomst van Christus is geen uiterlijk gebeuren, iets wat als een zichtbaar waarneembaar event plaats grijpt. De wederkomst van Christus is reeds gebeurd. Hij is teruggekeerd als de actieve presentie in het leven van de geloofsgemeenschap. Wij zijn geroepen zijn aanwezigheid waar te maken in deze wereld. Voor Lucas is de gemeenschap de tastbare realiteit van zijn terugkeer. Door haar inzet en verantwoordelijkheid is zij geroepen Jezus’ levende aanwezigheid waar te maken in deze geschiedenis. Vandaar die voortdurende oproep tot waakzaamheid: de terugkeer is er reeds.
Het is dan ook niet te verwonderen dat het thema van “de weg” zo’n centrale plaats inneemt in het evangelie van Lucas. Christenen zijn mensen van “de weg”. Dat is ook de naam die ze krijgen. Het onderweg zijn wordt de grote metafoor voor een gelovige houding. Laat de doden hun doden begraven. Wie de hand aan de ploeg slaat kijkt niet meer achterom. De beelden ademen radicaliteit. Lucas heeft daar wel meer beelden van. Denk maar aan de parabel van de barmhartige Samaritaan, de verloren zoon. Het is de radicaliteit van de barmhartigheid. Niet van het fanatisme of het fundamentalisme. Graftomben uit de tweede eeuw in Noord Afrika dragen het opschrift “Ecclesia mater”. De kerk wordt er als moeder voorgesteld. Dat is niet toevallig. Dat mag gelden als een concrete voortzetting van het kerkbeeld dat Lucas voorhoudt. Kerk als gemeenschap voor wie het moeilijk heeft, wie warmte zoekt en beschutting. Barmhartigheid is inderdaad een sleutelwoord dat het hele evangelie van Lucas typeert. Kerk als plek voor mensen van wie wij de naaste willen zijn.
“De weg” is ook voor de geloofsgemeenschap de grote metafoor. Zij zal zich oefenen in openheid voor allen die werk willen maken van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Zij zal in dialoog treden met allen die hun leven begrijpen als “op weg zijn”. En die op die weg wijsheid putten uit het eerlijk gesprek, die bemoedigd worden door deugddoende ontmoetingen, die leren van elkanders hoop. Ze zal zich niet terugtrekken in een burcht van groot gelijk, maar de rijkdom waarderen van zoveel verschillende stemmen die zoveel met elkaar gemeen hebben. Toch een beetje “een nieuw begin”.
Tweede overweging : te voet…
De dagen die wij gingen met elkaar, in donker woud door schaduw lichte lanen. De mensen die wij werden één voor één, spelende handen helderziende ogen… Dit zijn de laatste twee lijnen van de eerste strofe en de eerste twee van de tweede strofe van het lied dat we daarnet zongen.
Ik vraag me af wat het effect zou geweest zijn moest Jezus de afstand tussen Galilea en Jeruzalem zou afgelegd hebben in een pausmobiel of het persoonlijke vliegtuig van de één of andere bizarre Amerikaanse predikant.
Alle verplaatsingen van Jezus verliepen te voet. Zijn stapvoets onderweg zijn sluit aan bij de spiritualiteit van het wandelen, kuieren, struinen of stappen. Het is een ongekende spirituele ervaring van bevrijdend geloof dat onderweg is en nog niet is aangekomen. En wellicht nooit zal aankomen…
Hoe kunnen we ‘mensen van de weg’ worden? Dat kan bijvoorbeeld wandelend. Ik heb uit enkele interviews en essays met en van wandelende filosofen gedachten geplukt en samengebracht. Ik wil deze zomerse inspiratie graag met jullie delen.
Kan je met de auto wandelen?
Reis je met de auto en stap je uit om het landschap te bekijken, dan blijft het landschap slechts een afbeelding. Wandel erdoor en het wordt deel van je lichaam, zegt wandelfilosoof Frédéric Gros. Wandelen laat je het zachte van de traagheid herontdekken, tegenover de dronkenschap van de snelheid.
Wandelen als een daad van verzet
Wandelen heeft ook een dimensie van radicaliteit en verzet. Dat was bij Jezus zeker ook zo. De politieke lading daarvan zie je bij protestmarsen. Wandelen is een manier van de dingen ter discussie stellen en jezelf en anderen uit te dagen.
Dat deed Gandhi tijdens de zoutmars. Het was een protestactie tegen de Britse belasting op zout. Op 12 maart 1930 begonnen Gandhi en 78 aanhangers aan hun voettocht naar Dandi. Op het einde van de eerste dag sprak hij 4000 mensen toe. Zijn aanhang groeide snel, tot uiteindelijk de stoet mensen meer dan twee kilometer lang was. Tegen de tijd dat de groep in Dandi aankwam was dit aantal aangegroeid tot 50.000.
Wandelen in de stad of in de natuur?
Wandelen en denken gaan hand in hand. Dat kan vanzelfsprekende in de natuur, maar wandelen dat kan ook in de stad zegt Frédéric Gros. Wandelen in de stad houd je geest wakker. In de stad moet je tekens lezen. De stad houdt je geest alert en en wakker.
De stadswandelaar faneert. Hij is is een flaneur en kijkt nieuwsgierig rond. Hij wordt omringd door mensen die zich te voet verplaatsen van hot naar her. Hij niet. De flaneur is anders. Wandelen in de stad prikkelt zijn verbeelding. Hij observeert en beschouwt. Wandelen in de stad en de natuur, het zijn gewoon twee verschillende wandelstijlen.
Alleen wandelen of in groep?
Ook daarover heeft Frédéric Gros zo zijn mening. Hij adviseert om met niet meer dan 4 te lopen. Maar misschien is de ideale groep voor anderen wellicht drie of zes of twaalf. Wandelen kan je bevrijden uit de sociale rollen die je krijgt opgelegd. Loop je met velen, dan ontstaan er nieuwe rollen en krijg je een gemeenschap van wandelaars. Een groep maakt je misschien ook minder ontvankelijk voor het landschap. Maar alleen wandelen is ook een bron van onrust. Je voelt je kwetsbaar.’
Wandelen om meer te begrijpen
Alicja Gescinska maakte voor Canvas het programma ‘Wanderlust’. Ook zij is een vurige promotor van het wandelen. Al wandelend ontvouwt zich de wil en het verlangen om de wereld te ontdekken.
Zo stappen we uit onze eigen beslotenheid de wereld in, en dat is een voorwaarde om die wereld te kunnen begrijpen. Misschien omdat het wandelen, zowel in de weide natuur als in de duizelingwekkende drukte van een grootstad, ons confronteert.
Met ons al te overvloedig stilzitten staat meer op het spel dan louter de gezondheid van onze lichamen. Ook de vitaliteit van onze geest heeft eronder te lijden. Daarom moeten we meer wandelen. Om meer te begrijpen.