VIERING: ZEGENEN, BEHOEDEN… HET IS TE DOEN

Dominicus Gent

Viering van zondag 1 januari 2023

Zegenen – behoeden … het is te doen…
 

Goedemorgen en allemaal hartelijk welkom in deze viering,
jullie hier in de kerk aanwezig, jullie thuis die bij onze gemeenschap in deze viering aansluiten.

Vanuit de voorgangersploeg mag ik jullie een vreugdevol en zegenrijk nieuw jaar 2023 toewensen.
Mogen we vandaag en dit nieuwe jaar stellen onder het licht van de Paaskaars.
Mogen we het nieuwe jaar inwandelen en ons veilig omgeven weten door licht,

behoed door de Eeuwige.
Mogen we ons leven richten en afstemmen op Jezus van Nazareth, onze broeder, de Levende.
 

Zo vriendelijk en veilig als het licht,
zoals een mantel om mij heengeslagen,
zo is mijn God, ik zoek zijn aangezicht,
ik roep zijn naam, bestorm Hem met mijn vragen,
dat Hij mij maakt, dat Hij mijn wezen richt.
Wil mij behoeden en op handen dragen.

Want waar ben ik, als Gij niet wijd en zijd
waakt over mij en over al mijn gangen.
Wie zou ik worden, waart Gij niet bereid
om, als ik val, mij telkens op te vangen.
Ik leef niet echt, als Gij niet met mij zijt.
Ik moet in lief en leed naar U verlangen.

Spreek Gij het woord dat mij vertroosting geeft,
dat mij bevrijdt en opneemt in uw vrede.
Ontsteek die vreugde die geen einde heeft,
wil alle liefde aan uw mens besteden.
Wees Gij vandaag mijn brood, zowaar Gij leeft –
Gij zijt toch zelf de ziel van mijn gebeden.

T: Huub Oosterhuis / M: Bernard Huijbers

 

WOORDDIENST

Op het elan van ons feestjaar gaan we verder met vieringen, vorming, engagementen, …..
Verder met het uitbouwen van deze kerk en van onze gemeenschap, betrokken op onze onmiddellijke omgeving, deze wijk, deze stad en op mensen ver daarbuiten.
Onder het motto: ‘het is te doen’.
In de dubbele betekenis van deze uitspraak: een vredevolle, rechtvaardige en duurzaam samenleven uitbouwen is een kwestie van aanpak, inzet, daadkracht. Het kan zich alleen voltrekken doordat mensen actie ondernemen, individueel en samen.
Het is te doen betekent ook: het is mogelijk, een goed wijd land waar de dood niet heerst, die droom van een samenleven als een Rijk Gods is geen onmenselijke, onhaalbare opdracht. Het kàn, wij kunnen…

Getuigt zo’n uitspraak niet van teveel optimisme? Van teveel voluntarisme: als je maar genoeg wilt, dan lukt het? Overschatten we hiermee niet onze draagkracht? Vergeet ik misschien de statistieken die aangeven dat er in België, bij de actieve bevolking 500 000 langdurig zieken zijn waarvan een heel groot deel ten gevolge van depressie en burn-out? Zag ik het jaaroverzicht van het nieuws dan niet waar in beeld gebracht wordt hoe we als samenleving falen in het realiseren van de meest fundamentele mensenrechten?

Nee, daarom zongen we ook dat lied bij het begin. Een gebed met vele vragen: dat God ons wezen zou mogen richten, mij zou behoeden, over mij waken en mij op handen dragen opdat telkens wanneer ik val opgevangen wordt.
Mijn draagkracht heeft een steviger draagvlak nodig dan enkel mijn eigen inzet en veerkracht, een grotere adem dan wat mijn hart en longen aankunnen. Een meer duurzame vrede dan welke ik uit de reusachtige solidariteit van zoveel mensen kan putten.

Daarom richten we ons met het eerste lied ook tot dat grote mysterie dat we vermoeden, zoeken, aanroepen en waarop we vertrouwen in de weg die we gaan.
Het liturgisch leesrooster biedt ons op deze eerste dag van het jaar enkele prachtige Schriftteksten aan.
Allereerst is er de zegenspreuk uit het boek Numeri. Op hun moeizame tocht vol ontberingen, door de woestijn, krijgen de leiders de opdracht het volk te zegenen met de volgende woorden:

Numeri 6,22 :
De Heer sprak tot Mozes:
Zeg tegen Aaron en zijn zonen:
Als u de Israëlieten zegent, doe het dan met deze woorden:
Moge de Heer u zegenen en u behoeden!
Moge de Heer de glans van zijn gelaat over u spreiden en u genadig zijn!
Moge de Heer zijn gelaat naar u keren en u vrede schenken”
Als zij zo mijn naam over de Israëlieten uitspreken, zal Ik hen zegenen’

Geen leven wordt tevergeefs geleefd want er is iemand die het zegent. Geen enkele situatie is definitief uitzichtloos en zonder perspectief want er is iemand die ons behoedt.
Wat een prachtgeschenk biedt de traditie ons in deze woorden aan!
Mogen ze ons aanraken en bemoedigen in wat ons te doen staat.
Wat een cadeau zit in die oude woorden verpakt.
Een rijkdom die ons over ontelbare generaties heen, door de eeuwen wordt aangereikt.
Mogen we die schatten blijven delen totdat we ooit van aangezicht tot aangezicht, in elke mens een broeder en een zuster herkennen, de zegen over elk leven respecteren en recht doen en samen vrede ontdekken.

 De Levende zegene en behoede u.
De Levende doe zijn aangezicht over u lichten, en zij u genadig.
De Levende verheffe zijn aangezicht over u, en geve u vrede.
Zegen ons en behoed ons,
doe lichten over ons uw aangezicht en wees ons genadig.
Zegen ons en behoed ons,
doe lichten over ons uw aangezicht en geef ons vrede.

T: Numeri 6, 24-27 / M: Gert Bremer

Herinneren speelt een belangrijke rol in de Joodse traditie. Terugblikken op doorleefde ervaringen van zegen en nabijheid, helpt om toekomst te zien en daarnaartoe te werken. Twee uitzichtloze periodes in hun traditie zijn goed gekend: de woestijntocht om Egyptische slavernij te ontvluchten en de Babylonische ballingschap. Hoe heeft het Joodse volk dat ‘behoeden’ ervaren toen het leven zo moeilijk was, zeg maar gerust zonder toekomst? Hoe kunnen we ‘behoeden’ in deze religieuze context begrijpen, dat beschermen tegen gevaren, dat vermijden dat fouten gemaakt worden…?

Het boek Deuteronomium -waaruit we een passage gaan lezen- kreeg haar eindredactie tijdens de Babylonische ballingschap. Hun vaderland is bezet door vreemde machten, volksvertegenwoordigers zijn naar Babel gedeporteerd, het ooit Beloofde Land is ver weg. De tempel van JHWH, is die er nog? En zo nee, waar is JHWH dan? Hoe kunnen ze geloven dat JHWH behoedt wanneer ze omgeven zijn door vreemde Goden en gebruiken?

Hoe? Ze vertellen elkaar de familieverhalen. Ze herinneren elkaar aan de nabijheidsbelofte van JHWH ooit gegeven aan hun aartsvaders en Mozes. Die geschiedenis werd opgetekend in Deuteronomium.
Mozes leert het volk het Sjema Israël, een kort verbondsgebed. Hij toont hoe ze dat verbond met JHWH ook letterlijk dichtbij kunnen houden door de tekst in een mezoeza aan de deurstijl te hangen of ze in doosjes te binden op de arm en het voorhoofd. Mozes kent echter de menselijke aard. Hij weet dat formules en uiterlijkheden leeg kunnen worden. Zelf zal hij het Beloofde Land niet binnengaan. Wie zal er dan voor zorgen dat het volk JHWH in het hart draagt en niet alleen in doosjes op het lijf of aan de deur? Daags voor het binnengaan in het Beloofde Land vraagt hij het volgende: Noteer bij aankomst de wetten van JWHW op stenen en plaats ze op de berg Ebal tegenover de berg Gerizim. De helft van het volk gaat op de Gerizim staan en noemt Gods zegeningen, de andere helft moet op de Ebal Gods vervloekingen uitspreken. De priesters moeten tussen beide staan en duidelijk de geboden roepen, waarop het volk telkens ‘amen’ terugroept.
Een filmische scene die duidelijk wil maken dat het niet uit de lucht valt maar in eigen handen ligt of het al dan niet de goede kant opgaat. Mozes beschrijft de zegeningen wanneer ze zich aan de geboden houden, maar ook de vervloekingen wanneer dat niet zal gebeuren. Die vervloekingen zijn wreed. Het lijkt alsof Mozes de daaropvolgende eeuwen al ziet gebeuren… en dan nog blijft JHWH nabij.
Luisteren we naar een daaropvolgende passage uit het boek Deuteronomium.

Deut 30, 11-20
De geboden die ik u vandaag geef, zijn niet te zwaar voor u en zij liggen niet buiten uw bereik. Ze zijn niet in de hemel en u hoeft niet te zeggen: “Wie zal naar de hemel gaan om ze voor ons te halen en ze ons te laten horen, zodat wij ze kunnen volbrengen?” Ze zijn niet overzee en u hoeft niet te zeggen: “Wie zal de zee oversteken om ze voor ons te halen en ze ons te laten horen, zodat wij ze kunnen volbrengen?” Nee, het woord is dicht bij u, in uw mond en in uw hart. U kunt het dus volbrengen. Ik houd u vandaag leven en geluk voor, maar ook dood en ongeluk. Als u luistert naar de geboden van de heer uw God, die ik u vandaag geef, als u de heer uw God bemint, zijn wegen gaat en zijn geboden, voorschriften en bepalingen nakomt, dan zult u leven en talrijk worden en zal de heer uw God u zegenen in het land dat u in bezit gaat nemen. Maar als uw hart afdwaalt, als u niet luistert en u laat verleiden, zodat u zich voor andere goden neerbuigt en die vereert, dan kondig ik vandaag aan dat u zult omkomen en dat u niet lang zult leven op de grond die u na de overtocht over de Jordaan in bezit gaat nemen. Ik neem vandaag de hemel en de aarde tot getuigen tegen u. Leven en dood houd ik u voor, zegen en vloek. Kies het leven, dan zult u met uw nakomelingen het leven bezitten, door de heer uw God te beminnen, naar Hem te luisteren en aan Hem gehecht te blijven. Want dat betekent voor u leven en lengte van dagen, op de grond die de heer uw vaderen, Abraham, Isaak en Jakob, onder ede heeft toegezegd.’

 

We beamen de schrifttekst met de acclamatie

Het woord dat ik jou geef is niet te zwaar,

is niet te hoog, jij kunt het volbrengen.

T: Deuteronomium 30, 11.14 / M: Ad de Keyzer

  

We focussen op twee zaken in de bijbeltekst: het belang van duurzame verbondenheid en een bijbelse kijk op ‘geboden & verboden’. Laat ons met dat laatste beginnen.

De Griekse naam van het bijbelboek Deuteronomium betekent ‘woorden’, in het Hebreeuws ‘devarim’, meervoud van ‘dabar’. De ‘tien woorden’ in dit bijbelboek kennen wij als ‘tien geboden’.
‘Dabar’ betekent echter zowel ‘woord’ als ‘daad’. Het slaat op werkelijkheid die te doen is. Voor het Joodse volk is dit onmiddellijk duidelijk: de woorden die je hoort zijn ‘te doen’ in beide betekenissen: ‘het ligt binnen jullie mogelijkheden’ én ‘begin eraan, doe maar’. Helemaal in lijn met de acclamatie die we daarnet zongen.
Als moderne autonome mens zijn we gevoelig – zeg maar gerust allergisch- aan geboden en verboden. We staan op onze vrijheid. De gelezen tekst lijkt daar haaks op te staan.
Dat heb je goed begrepen.
Hebben we daarnet de allergie bezworen door ‘geboden’ als ‘woorden’ te vertalen, lijkt het ons toch belangrijk om die bijbelse ‘mitswot’ goed te verstaan. Die geboden en verboden komen niet van overzee én ze vallen niet uit de hemel. Ze zijn dichtbij, in ons hart en onze mond. Ze zijn ons vertrouwd. Ze zijn ofwel gestolde ervaringswijsheid van mensen die uit ondervinding weten dat het verkeerd afloopt. Of, ze liggen in het verlengde van de goddelijke scheppingsact die chaos ordent. Op beide manieren wordt een ondergrens aangegeven die de kwetsbaarsten behoedt en het samenleven op zich beschermt. Een bovengrens is er niet, the sky is the limit. JHWH-getrouwen respecteren benedengrenzen omdat die het volle leven toegankelijk maken voor allen. Ze betreden vrijmoedig het oneindig speelveld van menswaardig samenleven dat boven die ondergrens wenkt.

Een tweede lijn in de tekst lees ik als een zegen voor ons allen. We zijn niet aan onszelf overgelaten bij de keuzes die al dan niet tot leven leiden. Mozes spreekt de tekst uit voor het volk, niet voor elk individu apart. Boven ‘zelfbeschikking’ plaatst de bijbelse traditie iets als ‘ons-beschikking’. Je bent niet persoonlijk verantwoordelijk voor al dat lukken en mislukken. De auteurs van Deuteronomium zijn geen moderne navelstarende goeroes die schrijven over zelfverwezenlijking. Ze beklemtonen het belang van tradities, het behoren tot dragende gemeenschappen van kwetsbare mensen die groot zijn in het kleine én die de herinnering levend houden aan hoe leven voor àllen menswaardig en rechtvaardig kan zijn.
Aan het eind beklemtoont de bijbelpassage die keuze-in-verbondenheid: Kies het leven, dan zult u met uw nakomelingen het leven bezitten, door de heer uw God te beminnen, naar Hem te luisteren en aan Hem gehecht te blijven.

Die thematiek van gehecht-zijn en nabijheid dwars door alles heen, herkennen we in het lied dat we ook als een gebed voor elkaar mogen zingen bij het begin van dit nieuwe jaar.

Lied van weg en omweg

Die mij getrokken uit de schoot
mij mens genoemd hebt en geëigend
mijn ogen wende aan het licht
mijn voeten zette dat ik stond
mij hebt doen weten dat ik gaan kon
dat ik zou komen waar Gij zijt
die als ik neerzit aan de kant
van weg en omweg, moe en dorstig,
mij overschaduwt met uw Naam
die toen ik neerlag in het stof
mij hebt omgeven met uw duister
dat geen gedierte mij verslond
die ongezien mij trekt tot U
U zal ik ongezien vertrouwen –
laat mij niet over aan mijzelf.
die ongezien mij trekt tot U
U zal ik ongezien vertrouwen –
laat mij niet over aan mijzelf.

T: Huub Oosterhuis / M: Antoine Oomen

 

foto Ingrid Avet

Blijf verbonden met de gemeenschap van Dominicus Gent:
via de nieuwsbrieven: https://www.dominicusgent.be/nieuwsbrief/
via Facebook ( https://www.facebook.com/Dominicus-Gent-324436994242688/)
Abonneer u nu op ons nieuw online platformhttp://Bijlichten.be 
Ga er in gesprek met de auteurs van de filmpjes!

Indien u meent dat voor een bepaald object het auteursrecht van de auteur of zijn/haar erfgenamen, of het recht op afbeelding geschonden werd, neem dan contact op met ons zodat de situatie kan worden rechtgezet.