VIERING : ZAADJES VAN VREDE EN ZORG… (Veertigdagen 1)

Dominicus Gent

Viering 1e zondag veertigdagentijd

ZAADJES VAN VREDE EN ZORG…

 
Welkom in dit uur van samenzijn, samen zingen en bidden. Dit uur waarin we het vuur van het begin inademen en vragen om de aanwezigheid van de mens die nieuwe wegen baant, van God die om ons vraagt.

Paaskaars  

Eeuwige, wij kijken met U naar onze geschonden wereld
die schreeuwt om een nieuwe kans.
Dat mag rechtgetrokken worden wat scheef liep
en verbonden wat uiteengeslagen is.
Zend uw Geest in ons midden zoals bij Jezus van Nazareth
die in de woestijn van deze wereld
aan de verleiding van de macht heeft weerstaan
en dienstbaar werd en bleef ook toen zijn leven op het spel stond.
Dan ligt de toekomst weer open vol belofte.
Daarop vertrouwen wij hier en nu.

 

Lied van vandaag en morgen

Wat altijd is geweest, het waaien van de geest
gebeurt aan ons vandaag. Dat vuur van het begin
wij ademen het in, Gods woord dat antwoord vraagt.
Die in de stilte sprak, het noodlot onderbrak
en nieuwe wegen baande, Hij is nog niet verstomd,
Hij zwaait ons toe en komt
en zegt Ik ben uw Vader

Het meeste gaat voorbij maar meer en meer wordt Hij
de toekomst die ons wacht. Bij Hem is geen verraad,
Hij zelf heeft ons gemaakt, zijn oog is in ons hart.
Wij leven zijn bestaan, zijn ongekende naam
aanschouwen wij van verre.
Zijn zwijgen is van goud, zijn woord is ons behoud
In leven en in sterven.

Als alles is volbracht
zal Hij voor ons een stad van brood en spelen zijn.
De stok die ons regeert, de dood zal zijn gekeerd,
Wij zullen mensen zijn.
Hij geeft een nieuw gezicht aan duisternis en licht
Aan alles wat wij deden. Hij maakt zijn woorden waar,
Wij spreken met elkaar een taal van hoop en vrede.

T Huub Oosterhuis M Bernard Huijbers

 

Lezing Marcus 1, 9-15

In die tijd vertrok Jezus uit Nazaret in Galilea en liet zich in de Jordaan door Johannes dopen.  10En op hetzelfde ogenblik dat Hij uit het water opsteeg, zag Hij de hemel openscheuren en de Geest als een duif op zich neerdalen.  11En er kwam een stem uit de hemel: ‘Gij zijt mijn Zoon, mijn veelgeliefde; in U heb Ik welbehagen.’ 
12Terstond dreef de Geest Hem naar de woestijn.  13Veertig dagen bracht Hij in de woestijn door, terwijl Hij door de satan op de proef werd gesteld. Hij verbleef bij de wilde dieren en de engelen bewezen Hem hun diensten. 
14Nadat Johannes was gevangengenomen, ging Jezus naar Galilea en verkondigde er Gods Blijde Boodschap.  15Hij zei: ‘De tijd is vervuld en het Rijk Gods is nabij; bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap.’ 

 
Vorige woensdag begon de veertigdagentijd. U mag het ook vastentijd noemen, maar ik weet niet of daar veel van in huis komt. We hebben wel andere dingen aan ons hoofd. We worden op onze dagen geconfronteerd met een sfeer van dreiging die over onze wereld hangt. Iets wat we nog niet hebben meegemaakt. De crisissen stapelen zich op. De crisis in de kerk, in de zorgsector, in de politiek, in het gevangeniswezen, in de landbouw, in het klimaat, in de oorlogen die steeds meer onze kant opschuiven. Het zijn zoveel zaken die een gevoel van onbehagen en vooral van machteloosheid met zich mee brengen.
Wat kan het vandaag nog betekenen dat het rijk Gods nabij is zoals Jezus het aankondigt? We hebben het al zo vaak gehoord, en vandaag zou je eerder denken dat het ver weg is, dat rijk van God. Verbetering in deze wereld lijkt niet mogelijk. Zelfs de indrukwekkende ontwikkeling op wetenschappelijk gebied (medisch, klimaatbeheer, technologie, AI) kan het onbehagen niet weg nemen. Integendeel. Het lijkt ons vooral onrust in te boezemen. Omdat we het gevoel hebben dat ons steeds meer uit handen wordt genomen.
Biedt het evangelie van Jezus Christus nog hoop? Biedt het een alternatief? Of moeten we toegeven dat het enkel een schrale troost is voor wie nog droomt van een betere wereld? Is het geen illusie! Wat heeft Jezus uiteindelijk bereikt? Hij heeft hier en daar mensen geholpen. Dat is waar. Maar wat betekent het in de tijd waarin hij leefde! Het land bezet door de Romeinen, die niet bepaald zachtaardige lieden waren. Mensen aan hun lot overgelaten door de priesterkaste die mee heult met de bezetter. Armen en weduwen die als het vuil van de straat worden behandeld. En dan zegt deze man: het rijk Gods is nabij. Hij kan onmogelijk geloofd hebben dat er zich plots een fundamentele kentering zou voordoen. Hij heeft aan den lijve het tegendeel ondervonden. En toch blijft hij zeggen: het rijk Gods is nabij.

Misschien is de woestijn zijn leerschool geweest, zoals het voor zoveel anderen het geval is geweest. Mozes, Elia, Paulus, Charles de Foucauld, de Trappisten in Tibhirine, Jacques Mourad. Allen zijn de woestijn in getrokken. Het heeft voor ieder een nieuw begin betekend. De woestijn is de plaats waar ze JHWH hebben leren kennen. Waar Jezus zijn abba heeft leren kennen. Het is een ontdekking die ook symbolisch wordt uitgebeeld in de tempel waar ze JHWH vereerden. Deze gelijkt in niets op de tempels van de vele goden en godinnen die werden vereerd.

Wanneer Pompeius in 63 v Chr de tempel in Jeruzalem betrad, zag hij … niets. Geen beeld van die zogezegd machtige god. Enkel een kleine koffer die hij allicht over het hoofd heeft gezien. De ark van het verbond. Dat is een koffer die veel weg heeft van een kleine doodskist. Op de kist zijn twee engelen te zien die met hun vleugels een soort troon open houden. Een troon die leeg is. Het is de plaats waar de aanwezigheid van JHWH vermoed wordt. De troon is leeg als symbool dat mensen de aanwezigheid van God niet kunnen claimen. Daarmee wordt de vraag open gehouden: waar is nu onze God?! Hij is aanwezig als de afwezige.
En toch is de ark dé plaats van de aanwezigheid van JHWH. De ark van het verbond bevat namelijk enkele voorwerpen die verwijzen naar zijn aanwezigheid. Dat zijn de stenen tafels met de woorden van het leven die Mozes ontvangen had, de kruik vol manna dat ze tijdens de woestijntocht uit de hemel ontvingen en de staf van Aaron, onontbeerlijk in een lastige tocht om overeind te blijven. Het zijn symbolen van de manier waarop JHWH aanwezig is bij zijn volk. Zij verwijzen ondubbelzinnig naar de tocht door de woestijn. Naar menselijke inzet en zorg voor elkaar. Het gaat om de weg van bevrijding uit het slavenhuis. Samen nemen mensen het op voor elkaar.

Is het met het rijk Gods ook zo gesteld. Wie weet? De hele geschiedenis door en in alle godsdiensten zijn er mensen die zaadjes van vrede en zorg rondstrooien. Ook Marcus vertelt welke spirituele kracht van Jezus is uitgegaan, een kracht die hem dreef naar arme en kwetsbare mensen, naar zondaars en tollenaars. Zijn boodschap heeft geen mensenlevens gekost, hij heeft geen gewapend verzet gepreekt. Ook geen slaafse onderdanigheid. Hij heeft een andere weerbaarheid getoond. Een radicaal alternatief. In het spoor van de profeten voor hem gelooft hij tegen alles in dat een nieuwe wereld mogelijk is. Misschien alleen maar op kleine schaal. Uitermate fragiel, maar een heel andere wereld.

 

Lied: God die ons heeft voorzien 

God die ons heeft voorzien en kent bij onze naam,
die ons ten leven riep en houdt in het bestaan,
Hij heeft ons voorbestemd te lijken op zijn zoon
die mens is zoals wij en in ons midden woont.

Hij heeft zijn eigen zoon geen enkel leed bespaard.
Hij heeft ten einde toe zijn geest geopenbaard.
Als God zo voor ons is, wie zal dan tegen zijn?
Al wat ons overkomt zal hoop en zegen zijn.

Wie zal ons scheiden ooit van God ons goed en bloed.
Geen toekomst en geen dood bedreigt ons meer voorgoed.
Genadig en getrouw wil Hij mijn vrede zijn.
Geen mens die Hem weerhoudt om onze God te zijn.

T Huub Oosterhuis M Gelukkig is het land.

 

God die ons heeft voorzien en kent bij onze naam, die ons ten leven riep en houdt in het bestaan. Hij heeft ons voorbestemd te lijken op zijn zoon die mens is zoals wij.
In het lied dat we zonet zongen verwoordt Huub Oosterhuis in enkele woorden een hele visie over ‘wie we als mensen zijn’ en wat ‘christen-zijn’ inhoudt.
Wie of wat we ook zijn, elke mens zonder enig onderscheid, is gewenst, gewild, gekend, ten leven geroepen. Geloven we dat? Is dat niet enkel een mooie gedachte die eerder wens dan werkelijkheid is? Die krachtige affirmatie botst toch met onze ervaring: zoveel mensen die ongewenst en miskend zijn, die geen leven wordt gegund. En misschien voelen we ons zelf soms die mens.

Dit lied nodigt uit om in weerwil van heel veel terechte bedenkingen en misschien ontgoochelende ervaringen, ons toch toe te vertrouwen aan die fundamentele bestaansbevestiging: ik en deze en deze mensen zijn gewenst, gewild, gekend en worden ten leven geroepen. Aan de genese, aan het ultieme begin van ons leven gaat een relatie vooraf die ons ten leven roept. Wij komen voort uit een verband dat ons leven schenkt. Het is ons als levensadem bij de geboorte gegeven en het blijft de grond om als unieke onvervangbare wezens ons leven te gaan. Dit houdt ons in het bestaan. Wij vallen nooit uit het levengevend verband.

Dit lied verwoordt niet enkel een gelovig mensbeeld maar ook een opdracht als christen. Heel eenvoudig: onze bestemming is ‘te lijken op zijn zoon die mens is zoals wij. ‘ Het gaat dan niet om Jezus’ leven over te doen, dat kunnen we niet en is niet nodig maar het gaat er om net als hij, in het spoor van de profeten, tegen alles in te geloven dat een nieuwe wereld mogelijk is. Het gaat er om in beweging te komen voor de toekomst van recht en vrede en zorg voor al wat en al wie kwetsbaar is. Het gaat er om ons niet, ons nooit neer te leggen bij bestaande scheve verhoudingen als waren ze natuurwetten en voor eeuwig verankerd in onze geschiedenis. Maar verzet aan te tekenen, signalen te benoemen, verhalen door te geven die getuigen van Gods rijk nabij. Dat rijk moeten we niet denken als een eens voorgoed verworven samenlevingsvorm. Als ware het een natie met duidelijk omschreven grenzen en wetten. Het is een dynamisch gebeuren, een ‘komen van God’ in zoveel uitzichtloze situaties. Waar mensen het samen opnemen voor elkaar , het opnemen voor leven dat bedreigd wordt.

In dit verband wil ik iets vertellen over een rechtszaak in december laatstleden. In Leuven vond een bijzondere rechtszaak plaats. Een assisenproces met volksjury voor de ontvoering, foltering en moord op 3 Belgische missionarissen, 40 jaar geleden in Guatemala. Misdaden die gerechtelijk niet verjaren omdat ze beschouwd worden als misdaden tegen de menselijkheid en exemplarisch zijn voor de gewelddadige repressie waarbij ontelbaar veel Guatemalteken het leven lieten. 40 jaar, geen 40 dagen, hebben familieleden en vrienden volgehouden om uit te zoeken op welke wijze Ward Capiau en Serge Berten aan hun einde gekomen zijn . Wie de verantwoordelijken zijn voor de moord op Walter Voordeckers en de talloze Guatemalteken die om zijn gebracht. Om te weten te komen waar hun stoffelijke resten liggen. Maar vooral de misdaden niet ongestraft te laten en degenen schuldig aan genocide terecht te stellen.
Meer nog gaat het om de erkenning van het onrecht en het leed dat ontelbaar veel mensen aangedaan is. Om die mensen te zien, te kennen, voor hun recht op leven op te komen en hen niet uit het verband te laten vallen.
Die volgehouden inspanning om de dood en het onrecht niet het laatste woord te gunnen, ontroert mij enorm. Het ware oude mannen en oude vrouwen die op dit proces getuigden. Ze spraken met een vitaliteit en vuur dat iedereen die er ook maar eventjes bij kon zijn diep geraakt heeft. Als een overslaande vlam die je enthousiast maakt. Een beetje Pinksteren middenin de winter. Rijk Gods nabij werd daar heel tastbaar.

Middenin het verpletterende nieuws over de bombardementen en de vele doden in Gaza, tegenover de immobiliteit van de machten die een verschil zouden kunnen maken, tegenover de vanzelfsprekende steun aan Israël wanneer het een volkerenmoord aankondigt en uitvoert, middenin al die verschrikkingen, bereikte ons toch een hoopgevend verhaal : Tal Mitnick, een Israëlische jongeman van 18 jaar weigert zijn legerdienst te vervullen. Hij wordt uitgespuwd door vrienden en familie, als een lafaard aanzien maar hij zet door. Omwille van zijn weigering zit hij in de gevangenis en hij beseft heel goed dat die verzetsdaad ook in zijn verder leven een struikelblok zal blijven. Het geweld en de bezetting zullen hiermee niet ophouden. Dat verschil kan hij niet maken. Maar hij zegt rustig: hieraan doe ik niet mee.
Ook al veroorzaakt zijn verzet geen spectaculaire omwenteling ten goede, met zijn moedige beslissing houdt hij het uitzicht en de mogelijkheid tot vredevol samenleven open. En brengt hij Gods rijk opnieuw nabij.

 

Lied: De tafel der armen 

Wat in stilte bloeit, in de luwte van tuinen,
onder de hete zon, op de akker,
heeft Hij bestemd voor de tafel der armen.
Aardekracht, zonkracht is Hij, licht in mensen,
dat wij elkaar verblijden en doen leven,
brood van genade worden, wijn van eeuwig leven.
Maar die niets hebben, wie zal hen hieraan deel geven?
En die in weelde zwelgen en van niets weten,
wie zal hen naar gerechtigheid doen verlangen?
Aanschijn der aarde, wie zal jou vernieuwen?
Hij die alles zal zijn in allen, heeft ons bestemd om,
aarde, jouw aanschijn te vernieuwen.

T Huub Oosterhuis M Antoine Oomen

 

Vrije Inbreng

Tafelgebed 

Onze vader

Vredeswens 
 

Slotlied: Psalm van David 

Ik zal in mijn huis niet wonen,
ik zal op mijn bed niet slapen,
ik zal mijn ogen niet dicht doen,
ik zal niet rusten, geen ogenblik,
voordat ik heb gevonden:

een plek waar Hij wonen kan,
een plaats om te rusten voor Hem
die God is, de enige ware.

Ik zal in mijn huis niet wonen,
ik zal mijn ogen niet dicht doen,
ik zal niet rusten, geen ogenblik,
ik mag versmachten van dorst,
tot ik gevonden heb:

een plek waar de doden leven
een plaats waar recht wordt gedaan
aan de verworpenen der aarde.
T: Huub Oosterhuis M: Antoine Oomen