Dominicus Gent
Viering van zondag 12 oktober 2025
Vrijgevochten en hartstochtelijk leven en geloven
(Viering over Etty Hillesum)
Deze viering is geïnspireerd door Etty Hillesum. Die jonge joodse vrouw probeerde midden in het niets ontziende geweld van 1940-45 nuttig te blijven. Nee! We verklaren haar niet heilig. Wel vond zij, tot haar eigen verbazing, in die onmenselijke omstandigheden haar diepste levensbron: God. Dat schonk haar de zachte kracht om te blijven vertrouwen, en, om ‘in de geteisterde harten van haar lotgenoten God op te delven’.
Vandaag is geweld zó dichtbij dat we een dreiging voelen die onze gemoedsrust verstoort. Oorlog wekt in mensen het beste en het slechtste. Dat is in Gaza en Oekraïne niet anders. Ook daar zijn er ongetwijfeld mensen die in dagelijks contact met de wreedheden boven zichzelf en boven haat uitstijgen en anderen blijven helpen. In de duisternis van geweld zijn zij licht voor anderen.
Ook deze viering openen we met het Licht dat Jezus Christus voor ons is. Zijn stralende en heldere menselijkheid is het Licht dat naar God en onze eigenste menselijkheid verwijst. In dat Licht zijn we hier samen. We steken de Paaskaars aan en verenigen ons met dat Licht. En bidden dat we zo Gods Geest vinden in onze diepste menselijkheid.
En we zingen:
De Geest van God waait als een wind, als vleugels van de vrede,
als adem die ons leven doet, deelt ons een onrust mede
die soms als storm durft op te staan, geweld en kwaad durft tegengaan,
een koele bries die zuivert.
T Maijke de Bruijne, M Don Voorhoeve
Inleiding
Al was zij geen heilige, waarom raakt ze ons en wat heeft ze ons vandaag te zeggen?
Esther Hillesum was de oudste van een joods gezin met twee broers. Etty, volkomen seculier opgegroeid, studeert, na het gymnasium, vanaf 1932 rechten in Amsterdam. Echte belangstelling is: talen en literatuur. Ze behoort tot de financieel betere middenklasse die aan de universiteit kan studeren.
Zeer getalenteerd, ‘hypersensitief’, maar schuchter en onzeker, bijzonder taalvaardig. Modern, feministisch, seksueel vrijgevochten. Veel liefdes, veel vrienden, veel baantjes, soms zwaar ‘overspannen’, bijna gekmakend liefdesverdriet, lethargie.
Nederland capituleerde na de verwoestende bombardementen op Rotterdam (17 mei 1940). Vanaf voorjaar 1941 werd het vangnet rond de Nederlandse joden stilaan dichtgetrokken. Deportatie van joden begon in juli 1942. Op 17 september 1943 werden de Hillesums vanuit verzamelkamp Westerbork op transport naar Auschwitz gezet; vader en moeder werden (allicht ) meteen vergast. Etty waarschijnlijk pas op 30.11.1943.
Begin maart 1941 was ze op aanraden van haar psychotherapeut een dagboek begonnen. Die dagboeken worden een deel van haar leven; samen met haar brieven, in zeer kleine druk: ruim 700 pagina’s. Het is schrijven – haar woorden – ‘om in contact te blijven met de onderstroom in jezelf.’
Die dagboeken verhalen (1) haar persoonlijke psychische ontwikkeling onder invloed van haar psychotherapeut ‘ik krijg meer contact met mezelf en met het diepste en beste wat in mij is en wat ik God noem ’; (2) door de jodenvervolging groeit haar bewustzijn zelf joods te zijn en haar verbondenheid ermee; (3) en haar innerlijke religieuze ontwikkeling. Die haar doet knielen.
Fragment:
3 april 1942 (goede-vrijdagochtend)
Tussen de boekenkast . . . en mijn smalle monnikenbed, is nog net zoveel ruimte, dat men er soms kan neerknielen. Iets, wat ik al dagen lang, of weken lang, wil opschrijven, maar dat ik uit een soort schuchterheid – of nog steeds valse schaamte? – niet formuleren kan: door mijn lichaam gaat soms een natuurlijke beweging van te willen knielen, nee, het is nog anders: het is of het knielgebaar gemodelleerd is door m’n hele lichaam heen, ik voel het soms door m’n hele lichaam heen. Soms, in momenten van grote dankbaarheid, is het me een onweerstaanbare behoefte neer te knielen, het hoofd diep gebogen, de handen voor het gezicht. Het is een gebaar geworden, dat in mijn hele lichaam zit en dat gebaar wil soms verwezenlijkt zijn. En ik herinner me: ‘Het meisje dat niet knielen kon’ en de ruwe cocosmat in de badkamer. En bij het schrijven van deze dingen tóch het gevoel van een zekere gêne, of men over het intiemste van het intiemste schrijft. Veel meer schuchterheid en schaamte, dan wanneer ik over m’n liefdesleven zou schrijven. Is er ook wel iets zo intiems als ’s mensen verhouding tot God?
Overweging
Knielen! Wat doet haar knielen? Acht maanden eerder (24.09.1941) had ze er al over geschreven. Toen had ze plotseling op de bruine kokosmat in de badkamer geknield ondanks de sterke gêne die ze ertegen voelde. Waarvoor? Waarschijnlijk voor het kritische, rationele, atheïstische stuk, dat er ook in me zit. En toch is er af en toe een grote drang in me neer te knielen, . . . en op die manier vrede te vinden en te luisteren naar een verborgen bron in me.
Vrede vinden en luisteren naar de verborgen bron in zichzelf. Ze had toen haar ondermijnende stemmingswisselingen leren herkennen, haar emotionele reacties op wat rondom gebeurde onder ogen leren zien. Ze viel er niet langer mee samen. Ze ontdekte een innerlijke vrije ruimte in zichzelf waardoor ze ook lichamelijk anders in de wereld stond. Een zelf, een centrum dat haar zelf en de wereld helderder kon waarnemen en aanvaarden ook in zijn onaangename aspecten. Niet langer vechten of weglopen. Een steviger zelfvertrouwen waardoor ze kon vertoeven bij wat is.
Rowan Williams, de vroegere aartsbisschop van Canterbury, neemt Hillesum als voorbeeld van lichamelijk waarachtige religie. Religieus leven maakt plaats voor realiteiten die anders onzichtbaar blijven. Alle verhoudingen veranderen: met zichzelf en alle anderen, met de wereld in al zijn aspecten. Een houding van respectvolle, ook zinnelijke openheid, waarnemen wat anderen niet zien, ten diepste geraakt zijn door een bloem, muziek, een gedicht. Etty kende Duits en Russisch, de taal van haar moeder. Ze las Rilke en Dostojewsky. Zij maakte muziekavonden mee bij vrienden.
Haar liefdevolle én verstandelijke betrokkenheid bij alles groeit. Haar overkomt zó een overvloedige dankbaarheid, verwondering en levenskracht dat ze wel moet knielen. Die bron van schoonheid, goedheid en waarheid schenkt haar een onvoorstelbare energie. Die doet in haar een zachte én krachtige liefde stralen, en roept haar tot verantwoordelijkheid. Daardoor zal ze de Duitsers niet haten maar hen met mededogen benaderen. Ze overwint haar angst voor Westerbork en voor de treinreis naar het onbekende. Ze vindt in zichzelf een creatieve stroom van energie om haar en andermans lijden te ‘dragen’ (een woord dat in haar schriften vaak terugkeert) wat ook op haar afkomt. Die levensbron noemt zij ‘God’ en zij moet er zorg voor dragen.
Fragment 2
5A.: “Zondagochtendgebed’, op 12 juli 1942.
“God, haast met iedere hartslag wordt het me duidelijker: dat jij ons niet kunt helpen, maar dat wij jou moeten helpen en dat we de woning in ons, waar jij huist, tot het laatste toe moeten verdedigen. Ik zal je helpen God, dat je het niet in mij begeeft. En dit is het enige, wat we in deze tijd kunnen redden en ook het enige, waar het op aankomt: een stukje van jou in onszelf, God. … En misschien kunnen we ook aan meewerken jou op te graven in de geteisterde harten van anderen.”
In haar laatste dagboekschrift is Etty voortdurend in dialoog met God. Zij ziet God nooit als veroorzaker van het kwaad dat haar en vele anderen overkomt. God kan ons niet helpen: dat is haar ervaring. Terwijl zoveel andere gelovigen uit de twintigste eeuw zich afvroegen: ‘Waar is God nu ? Waarom redt God ons niet?’, vindt zij daar een heel eigen antwoord op. Zij accepteert de machteloosheid van God. Maar, zo voegt zij er wel aan toe : God roept mensen wél ter verantwoording voor het kwade dat zij elkaar aandoen.
In haar beleving is God er wél, maar God is kwetsbaar en diep in mensen verborgen. En dat ‘stukje van God’ woont in ons, en die woning moeten we beschermen. Zo redden wij God en zo redden wij onszelf.
Zijzelf ziet het als haar taak “om ook in de geteisterde mensenharten die ze tegen komt, God te zoeken en op te graven. “ Ze deed dit, zoals Dani al verduidelijkte, vanuit haar innige relatie met God: “Men is in niemands klauwen, als men in jouw armen is.”
Fragment 3 : over niet haten
Citaat 24 augustus 1943
“Als ik denk aan die gezichten van het groen geüniformeerde, gewapende begeleidingspeloton, mijn God, die gezichten! Ik ben nog nooit van iets zo geschrokken als van deze gezichten. Ik ben in de knoei geraakt met het woord, dat het leidmotief van mijn leven is: En God schiep de mens naar zijn evenbeeld. Dat woord beleefde een moeilijke ochtend met mij.
Elk mens heeft het goede en het slechte in zich. De vijand is ook een mens. Niemand heeft schuld, een systeem gaat over onze hoofden heen. “
Het beeld van God in zichzelf én het beeld van God in elke mens, dat wilde Etty behoeden. Zij wilde dit beeld niet ten onder te laten gaan in haat en geweld. Want haat is contraproductief, haat tast mensen aan. Zij wilde aan zichzelf en aan slachtoffers andere uitwegen bieden dan die van de haat.
Wie het kwaad ondergaat, moet er een grond-van-niet-ontvankelijkheid tegenover stellen : de haat alle toegang tot je hart en tot je verstand verhinderen. Zo reageren dat het kwade geen grip op je grijpt. Etty beschouwde haat als een zonde tegen de Geest en tegen de mensenliefde.
Deze geweldloosheid van Etty Hillesum wordt door sommigen onder kritiek gesteld. Etty riep niet op om de bron van het onrecht en het systeem van het nazisme te bevechten. Zij ging niet in het verzet. Zij stelde een meer innerlijke strijd om niet te haten voorop.
In het doorgangskamp Westerborg, waar zij werkte in de sociale dienst, zeiden mensen haar dat ze niet wilden nadenken om zo hun verdriet te verzachten. Maar Etty noteert daar: “Ik zou het denkende hart van deze barak willen zijn”. Zij wil een waakzame liefde uitstralen, niet sentimenteel maar de wrede werkelijkheid onder ogen ziend. Zo wilde zij weerstand bieden aan de dubbele verleiding: de verleiding van wanhoop en cynisme en de verleiding van de op wraak beluste haat.
Etty is de naaste geworden van haar tijdgenoten, en de naaste van God. Ze zag in iedere mens God die in doodsstrijd verkeerde. Ze heeft die God opgenomen en onderdak gegeven en er zorg voor gedragen.
Lezing: Brief aan de Romeinen 12,1-2
Broeders en zusters, met een beroep op Gods barmhartigheid
vraag ik u om uzelf
als een levend en heilig en God welgevallig offer in zijn dienst te stellen,
want dat is de ware eredienst voor u.
U moet uzelf niet aanpassen aan deze wereld,
maar veranderen door uw gezindheid te vernieuwen,
om zo te ontdekken wat God van u wil
en wat goed, volmaakt en Hem welgevallig is.
Lied
Psalm van David : Ik zal mijn ogen niet dichtdoen, voordat ik gevonden heb een plek waar Hij wonen kan, die God is.
Uitnodiging tot inbreng
Inleiding Tafeldienst
Wij gaan aan tafel.
Bij ons zijn onze dierbare overledenen. Bij ons zijn de mannen en vrouwen die ons voorgingen in geloof en die God in ons hebben opgegraven.
Wij gaan aan tafel. Bij ons zijn alle mensen, waar ook ter wereld, die hartstochtelijk en vrijgevochten leven en de naaste zijn geworden van anderen. Mensen die zich verzetten tegen geweld en die liefde stellen boven haat.
Slotgebed
Laat ons nog even stilstaan bij de volgende woorden van Etty Hillesum:
‘Er oefenden al Duitse soldaten op het ijsclubterrein. (Dat kon ze zien vanwaar ze woonde). En ik bad ook: God, laat me geen kracht, geen snippertje kracht verliezen aan haat, aan nutteloze haat tegen deze soldaten. Ik zal mijn kracht sparen voor andere dingen.’
‘Ik zie geen andere weg, dat ieder van ons inkeert in zichzelf en in zichzelf uitroeit en vernietigt al datgene waarvoor hij meent anderen te moeten vernietigen. En laten we ervan doordrongen zijn, dat ieder atoompje haat, dat wij aan deze wereld toevoegen, haar onherbergzamer maakt dan ze al is.’
