VIERING : SUPERDIVERSITEIT

Dominicus Gent

Viering van zondag 23 februari 2025

Superdiversiteit
(evoluties waar we nog niet klaar mee zijn…) 

 

Goede morgen, allemaal, en welkom.
Welkom, jij met je zwarte pull, en jij met je bloemige blouse.
Welkom, jij met je gladde hoofd, en jij met je vandaag ontembaar kapsel.
Welkom, jij die deze week hard hebt moeten werken, en jij die het rustig gehad hebt.
Welkom, jij die iets te vieren hebt, en jij die zorgt of rouwt.
Welkom, jij op je stoel hier in de Blaisantkerk, en jij op je stoel thuis, via internet met ons verbonden.
Welkom, al die verschillende mensen die toch samen komen, om te vieren.
Laat ons, vanuit al onze verschillende herkomsten en situaties, alvast verenigen rond één punt waar we samen naar uitkijken: de Paaskaars, het Licht in ons midden dat ons verenigt.

De viering van vandaag sluit een reeks af rond maatschappelijke thema’s “waar we nog niet klaar mee zijn”. We hadden het over onze verhouding tot gender-identiteit, onze verhouding tot werk, onze verhouding tot de publieke ruimte. Vandaag hebben we het over onze positie in een wereld waar zoveel verscheidenheid is dat we er het noorden zouden bij verliezen. Tussen het zoeken naar zekerheden en houvast, en het open staan voor zoveel variëteit: het is niet altijd vanzelfsprekend. We zoeken alvast een eerste inspiratie in een lied.

HIER WORDT HET LAND GEZOCHT

Hier wordt het land gezocht waar wij gelijken zijn,
niemand apart en geen kleuren die minder zijn.
Hier wordt de tijd verhaast dat wij elkaar verstaan,
handen die wenken en ogen die opengaan.
Hier wordt de Stem gehoord die nog niet klinken mag;
mensen die hopen op ooit hun bevrijdingsdag.
Hier staat een tafel waaraan ons wordt voorgedaan,
Hoe wij genezen van heersen en misverstaan.
Hier is het woord van Hem die ons geschapen heeft:
‘Waar is je broeder, de mens die je nodig heeft?’
T: Jan van Opbergen M: Jaap Geraert

 

Over diversiteit vroeger en nu…

“Il y a plus de quarante ans que je dis de la prose sans que j’en susse rien!”
“Dat is al méér dan veertig jaar dat ik prosa spreek, en ik wist het niet eens”. Molière legde dit citaat in de mond van Monsieur Jourdain, in “Le Bourgeois Gentilhomme”. Het kwam me voor de geest toen men me ooit vroeg om lid te worden van de Diversiteitsraad van de hogeschool waar ik toen werkte – en later ook van de universiteit.
Waarover gaat dat dan, die diversiteit, vroeg ik. (Het kan altijd goed zijn om te vragen wat het inhoudt, als men je vraagt om iets te doen). En toen bleek het te gaan over: in welke mate we konden rekening houden met handicaps of functiebeperkingen bij studenten. En of er in het studentenrestaurant halal of kosjer maaltijden moesten aangeboden worden. Als een examen voorzien is op een dag die een rust- of feestdag blijkt te zijn voor sommige religieuze strekkingen: moet dan een examenverplaatsing geregeld worden? Hoeveel geld trekken we uit voor steun aan studenten uit financieel moeilijke situaties? Dat er zo weinig vrouwelijke proffen zijn: is dat iets dat er met de jaren spontaan zal uit groeien, of moeten we daar quota voor opleggen? We hebben een paar jaar geleden de stille ruimte op de campus afgeschaft, en nu vragen er plots moslimstudenten en personeelsleden om een gebedsruimte. Enzovoort…: allemaal topics voor de Diversiteitsraad.
Tiens, dacht ik: allemaal dingen waar we tevoren ook al mee bezig waren. Maar toen wist ik nog niet dat dat “diversiteit” was. We hadden al die jaren diversiteitssensitief gewerkt, zonder dat we het wisten…

Diversiteit. Is dat inderdaad een thema waar we nog niet klaar mee zijn?
Ik kan de discussie hier onmiddellijk lam leggen door erop te wijzen dat diversiteit ook vroeger voorkwam – alleen heette het nog niet zo. Je behoorde tot een sociale klasse – en als je daar “grensoverschrijdend gedrag” vertoonde (als je afkwam met een lief dat niet uit je eigen groep kwam, of als je wou aansluiten bij de middenstandsvrouwen terwijl je eigenlijk toch “maar” een werkvrouw was) – dan werd dat scheef bekeken. In zowat alle dorpen en steden blijken “die van over ’t water” niet te betrouwen. En een inwijkeling van twee dorpen verder: ’t viel af te wachten of hij/zij zich zou willen integreren, bijvoorbeeld door het dialect te leren…

Verder: ook in groepen die op het eerste gezicht tamelijk homogeen zijn, kan veel diversiteit bestaan. Alleen: ze wordt zo niet ervaren. Binnen een gezin, bijvoorbeeld (en dat is toch een relatief beperkte en gecontroleerde omgeving met mensen die bovendien genetisch verwant zijn). Zelfs binnen een gezin zie je hoe mensen – tussen alle gelijkenissen door – soms sterk van elkaar verschillen. En onze eigen groep hier: die ziet er zeer homogeen uit. En toch hoef je er niet veel uiterlijke laagjes van af te pellen om vast te stellen dat ook onze groep zeer divers is.

We zitten hier allen, met onze verschillende en gelijkende identiteiten. Maar wat is je identiteit. Als je je ergens voorstelt: wat zeg je dan allemaal? Dat hangt wat af van de context. Is je nationaliteit belangrijk? Vaak niet – en af en toe wel. Als je in het buitenland een wagen ziet met Belgische nummerplaat bijvoorbeeld. Soms zeg je wat je beroep is – en soms is dat niet (of nog niet) relevant. Je familiale context, als partner, vader of moeder, zoon of dochter. Je woonplaats. Voor welke voetbalclub je supportert. Één of andere gebeurtenis uit je leven. Wat je vertelt, hangt af van de context. En dat heb je soms een beetje zelf in de hand, maar vaak ook niet helemaal.

Soms wordt iets spontaan een thema, organisch, naargelang een gesprek verloopt. En dan kan het gebeuren dat je vermeldt dat je op zondag naar de vieringen van Dominicus gaat – terwijl dat anders misschien niet vermeld was. Of iets wordt in de media of in de politiek een thema. En dan kan het gebeuren dat je hoofddoek voor jou plots veel belangrijker blijkt dan je tevoren ooit gedacht had. Of je seksuele oriëntatie. Of de herkomst van je familie.

En dan kan het gebeuren dat (in je eigen hoofd, of in dat van anderen) je identiteit vooral tot dat éne aspect herleid wordt. Dat je je voor je identiteit vooral gaat fixeren op verschillen – terwijl we voor zovele andere deelaspecten zo sterk op elkaar gelijken.
Dat je je verwant voelt met mensen waar de verschillen minder opvallen: dat is wellicht begrijpelijk. Dat je je misschien onzeker of onwennig voelt als je in een milieu komt dat je niet gewoon bent: daar kunnen we inkomen. Maar hoe vind je een modus vivendi hierin, waarin iedereen tot zijn, tot haar recht komt?

En ja, ik weet: diversiteit kan soms ook leuk zijn. Of interessant. Of lekker. Of nieuwe mogelijkheden bieden. Maar soms is diversiteit ook vervelend. Het compliceert zaken. Misschien in het bijzonder voor wie het anders ook al niet gemakkelijk heeft, of voor wie onzekerheden heersen. En het wordt er niet gemakkelijker op wanneer je begint te spreken over “superdiversiteit”: een situatie waar er een veelheid aan groepen naast elkaar, tussen elkaar, met elkaar leven – zonder dat er een duidelijke meerderheidscultuur is die zou kunnen eisen dat “men zich aanpast”…

We begonnen de viering zonet met “Hier wordt het land gezocht waar wij gelijken zijn.” Is dat echt wat we willen? Allemaal gelijk? In het lied wordt het al gauw ingevuld: geen kleuren die minder zijn. Genezen van heersen en misverstaan. Minstens respect, waardering, openheid vinden voor elkaar. Je niet laten vastpinnen op verschillen. Ingrid gaat daar straks even op door, in haar meditatie bij een bijbeltekst.

Dat wij ontdooien uit onze angsten, onze horizon verbreden: we zingen dat verlangen uit in het lied Kom in mijn klein bestaan.

 
Kom in mijn klein bestaan, ga niet mijn deur voorbij.
Breng licht en warmte aan, maak mij van doodsangst vrij.
Ontdooi mijn binnenkant, mijn ingevroren geest.
En schep een nieuw verband zodat mijn ziel geneest.

Kom in mijn kleine droom, verbreed mijn horizon.
Dat ik niet langer schroom te zien naar mensen om.
Genees mijn angst voor pijn, mijn vrees voor zelfverlies,
zodat ik mens kan zijn en voor de minsten kies.

Kom in mijn klein geloof, vernieuw mijn fantasie.
Dat ik uw toekomst loof, steeds nieuwe kansen zie.
Zodat ik verder leef voor vrede mettertijd
en mij uit handen geef om Uw gerechtigheid.

T: Jan van Opbergen M/Guido Philippeth

 

Lezing: Handelingen 2, 1-13

En toen de Pinksterdag aanbrak, waren allen tezamen bijeen. En eensklaps kwam er uit de hemel een geluid als van een geweldige windvlaag en vulde het gehele huis, waar zij gezeten waren; en er vertoonden zich aan hen tongen als van vuur, die zich verdeelden, en het zette zich op ieder van hen; en zij werden allen vervuld met de heilige Geest en begonnen met andere tongen te spreken, zoals de Geest het hun gaf uit te spreken.
Nu waren er Joden te Jeruzalem woonachtig, vrome mannen uit alle volken onder de hemel; en toen dit geluid gekomen was, liep de menigte te hoop en verbaasde zich, want een ieder hoorde hen in zijn eigen taal spreken. En buiten zichzelf van verwondering zeiden zij: Zie, zijn niet al dezen, die daar spreken, Galileeërs? En hoe horen wij hen dan een ieder in onze eigen taal, waarin wij geboren zijn? 9Parten, Meden, Elamieten, inwoners van Mesopotamië, Judea en Kapadocië, Pontus en Asia, 1Frygië en Pamfylië, Egypte en de streken van Libië bij Cyrene, en hier verblijvende Romeinen, zowel Joden als Jodengenoten, Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze eigen taal van de grote daden Gods spreken. En zij waren allen buiten zichzelf en geheel met de zaak verlegen, en zij zeiden de een tot de ander: Wat wil dit toch zeggen?
Maar anderen zeiden spottend: Zij hebben te veel zoete wijn gehad!

 
Deze lezing wordt normaal op Pinksteren voorgelezen, maar wij kozen hem omdat er, zoals jullie al wel merkten, hier sprake is van mensen uit veel verschillende landen , die toch verstaan wat er gezegd wordt. Kortom, die elkaar verstaan.

Voor alle duidelijkheid: het Eerste en Tweede Testament zijn geen handboeken met concrete tips over hoe samen te leven. Met concreet bedoel ik: oplossingen voor situatie A, B C te vinden op blz 1,3,5. De teksten geven wel een richting aan om het samenleven op een leefbare manier te organiseren (en daar zijn de tien aanmaningen of tien geboden een goed voorbeeld van). Hoe samen te leven wordt in verhalen verteld, in ervaringen van mensen doorheen de tijden. En met symbolen , verwijzingen die voor ons niet altijd zo herkenbaar zijn.

Deze tekst moet je wel met een handleiding lezen om goed te verstaan wat de bedoeling is van de schrijver. Die haalde ik bij de exegeet A.de Groof. Ik kan er in alle geval meer mee dan met het triomfalistische: kijk eens wat een wonder er hier gebeurt! zoals ik dat vroeger altijd leerde ,en waar het belang eigenlijk was wat een triomf er verwezenlijkt werd voor de jonge Kerk.

Wat vertelt ons dit verhaal over samenleven in een multiculturele wereld?

Om te beginnen: wat zijn Gods grote daden in de Bijbel? Dat zijn daden van bevrijding die beschreven zijn in de Thora en in de taal van de Thora nl het Hebreeuws. De taal die elke Jood kent, of hij nu in Israël woont of ver daarbuiten. Jahweh is een God van bevrijding, is het telkens weerkerend thema in de geschriften.

De mensen die uit al die verschillende culturen samenkomen om te luisteren naar de apostelen zijn geen toeristen. Op dagjes uitstap naar Jeruzalem. Het zijn vrome Joden, Chassidim, uit de diaspora, uit de landen waar Joodse mensen gaan wonen zijn. En Jeruzalem is voor hen de plaats waar ze zeker eenmaal in hun leven naartoe moeten komen. Ze zijn op pelgrimstocht.
Deze vrome Joden zijn zeer goed thuis in de Thora en in de taal van de Thora.
De Handelingen zijn geschreven in het Grieks, en “hun taal “ is in het Grieks “ida dialektos”, en volgens exegeet A.de Groot betekent dat: het Hebreeuws. In die taal spreken de apostelen: nl het Hebreeuws, een begrijpelijke taal voor de luisteraars met een al even begrijpelijke boodschap. Dus geen extatische toestanden..

En taal kunnen we ook op een andere manier verstaan. Onze buurvrouw is van Bolivia en af en toe zijn haar ouders bij haar op bezoek. Zij spreken geen Nederlands, ik geen Spaans op twee woorden na. Niet direct om een conversatie te beginnen. Maar toch voelen we dat we dezelfde dingen belangrijk vinden, bv. solidariteit met mensen. Een grondhouding van de goodwil om elkaar te leren kennen, elkaar te respecteren. Het is natuurlijk geen middel tegen, misverstanden, en soms onbegrip. Maar, dit is alvast een eerste stap : openstaan voor het anders zijn kan een hulp zijn om samen te leven, om te relativeren. Elkaar echt te ontmoeten.

Volgens Jezus is de Thora samen te vatten in een zin: Bemin God bovenal en bemin je naaste als jezelf. Daarover gaat het, dat is het fundament. Zo begint bevrijding waardoor mensen kunnen samenleven en een ‘Rijk Gods’ maken. Als mensen die taal spreken, dan kunnen ze elkaar begrijpen. Want elk mens wil fundamenteel hetzelfde: een goed leven, in vrijheid, in vrede, met kansen voor zichzelf en zijn kinderen om iets te betekenen in de samenleving. We zijn kinderen van dezelfde Vader, vergeet dat niet.

Natuurlijk kan het ook andersom; veel mensen spreken Nederlands, maar spreken toch een andere taal dan ik. En dan is het moeilijker om elkaar te verstaan. Want dat schept afstand, onbegrip en afschermen, soms zelfs ingraven in eigen gelijk. Wat dan? Iemand zei me ooit over een politieker dat hij heel goed kon luisteren naar de ander, probeerde te verstaan wat de ander wou, van waaruit hij dacht. Zonder al op voorhand een oordeel te vellen. En dan keek waar er raakpunten waren. Zodat er een begin kon gemaakt worden om tot een gezamenlijk gedragen compromis te komen. Niet in functie van het eigen ego, wel in functie van de samenleving. En ik weet het, dat is niet altijd zo makkelijk om te doen. Maar misschien wel telkens weer opnieuw deze drempels proberen te overstijgen. Met vallen en opstaan.

Hoe dan ook is het niet eenvoudig, is het niet vanzelfsprekend om samen te leven met mensen, zeker niet als mensen een zeer verschillende cultuur en achtergrond hebben. Maar als het wel lukt kan er iets nieuws groeien, een rijkere en diverser maatschappij.

Zingen we dit uit in het lied:

 

Blijf niet staan bij het verleden.

Blijf niet staan bij het verleden.
Klamp je niet krampachtig vast
aan de tijd die is vergleden,
aan het leed dat moest doorleden,
aan het kleed dat niet meer past.
Open je ogen, je oren, je deuren.
Zie er gaat iets nieuws gebeuren,
iets wat iedereen verrast.
Ja, ik ga iets nieuws beginnen,
iets wat diep in de aarde broeit.
Als een bron zal het ontspringen,
om mijn glorie uit te zingen,
in de dag die open bloeit.
Open je hart en je ogen, je oren.
Zie er wordt iets nieuws geboren:
zaad dat sterft en graan dat groeit.
Blijf niet staan bij wat in ’t donker
van de eeuwen is vergaan.
Steden die in puin verzonken,
hele werelden verdronken.
Hier en daar een steen bleef staan.
Open je deuren, je oren, je ogen.
Zie er is iets nieuws ontloken.
Richt je op en neem het aan.
T: Oda Swagemakers – M: Lieven Termont

 

Inbreng gemeenschap

 

Inleiding tafelgebed

Samen aan tafel gaan, samen eten en drinken, is een zeer herkenbaar teken van elkaar te willen ontmoeten – ook al komen de disgenoten soms van ver, of van zeer verschillende contexten.
Wij willen dit hier ook doen: wij hier samen in de Blaisantkerk. Maar we weten ons verbonden met onze online volgers. En met zovele groepen over heel de wereld die hetzelfde teken willen stellen. En ook onze lieve overledenen krijgen een plaatse aan onze tafel…
 
Ook Jezus had vele deel-identiteiten: hij was zoon van Jozef, zoon van David, zoon van God, zoon van mensen. Helpman. Reisgenoot. De mens die naast ons is.
Als tafelgebed zingen we  

 
Die naar menselijke gewoonte
met een eigen naam genoemd werd
toen hij in een ver verleden
werd geboren, ver van hier

die genoemd werd: Jesjoe, Jezus
zoon van Jozef, zoon van David
zoon van Jesse, zoon van Juda
zoon van Jacob, zoon van Abram
zoon van Adam, zoon van mensen

die ook Zoon van God genoemd wordt,
heiland, visioen van vrede,
licht der wereld, weg ten leven,
levend brood en ware wijnstok

die, geliefd en onbegrepen,
werd bewaard in taal en teken
als een eeuwenoud geheim
als een wachtwoord doorgegeven
als een vreemd vertrouwd verhaal

die een naam in mijn geheugen
die de stem van mijn geweten
die mijn waarheid is geworden:
hem gedenk ik hier en noem ik,
als een dode die niet dood is,
als een levende geliefde

die gekozen heeft te leven
voor de armsten van de armen
help man, reisgenoot en broeder
van de allerminste mensen

die, ten dage dat hij rondging
door de dorpen van zijn landstreek,
mensen aantrok en bezielde,
hen verzoende met elkaar
die niet steil en ongenaakbaar,
niet hooghartig, als een heerser,
maar in knechtsgestalte leefde

die zijn leven voor zijn vrienden
prijsgaf, door een vriend verraden,
die, getergd tot op het kruis,
voor zijn vijand heeft gebeden,
die, van God en mens verlaten,
is gestorven als een slaaf

die op de avond van zijn lijden
brood heeft genomen,
het gebroken heeft en rondgedeeld
met de woorden :
dit is mijn lichaam voor u;
die ook de beker nam,
hem ronddeelde en zei
dit is de beker
van het nieuwe, altijddurende verbond,
dit is mijn bloed
dat voor u en voor velen
vergoten wordt;
die gezegd heeft
doe dit om mij te gedenken;(*)

die gestrooid is in de akker
als het kleinste van de zaden,
die daar wacht een lange winter
in de stilte van de dood,
die als graan geoogst zal worden
die als brood gedeeld wil worden
om in mensen mens te worden

die, verborgen in zijn God,
onze vrede is geworden,
onze ziel tot rust gekomen,
die ons groet van uit zijn verte
die ons aankijkt van dichtbij
als een kind, een vriend, een ander

hem gedenk ik hier, hem noem ik
en beveel hem bij je aan
als je levende geliefde
als de mens die naast je is.

H.Oosterhuis

 

Onze Vader

Vredeswens

Communie

Slotlied

Tijd van leven

Tijd van vloek en tijd van zegen,
tijd van droogte, tijd van regen,
tijd van oogsten, tijd van nood,
tijd van stenen, tijd van brood,
tijd van liefde, nacht van waken,
uur der waarheid, dag der dagen,
toekomst die gekomen is,
woord dat vol van stilte is.
Tijd van troosten, tijd van tranen,
tijd van mooi zijn, tijd van schamen,
tijd van jagen, nu of nooit,
tijd van hopen dat nog ooit.
Tijd van zwijgen, zin vergeten,
nergens blijven, niemand weten.
Tijd van kruipen, angst en spijt,
zee van tijd en eenzaamheid.
Wie aan dit bestaan verloren
nieuw begin heeft afgezworen,
wie het houdt bij wat hij heeft
sterven zal hij ongeleefd.
Tijd van leven om met velen
brood en ademtocht te delen.
Wie niet geeft om zelfbehoud,
leven vindt hij honderdvoud.

Tekst: Huub Oosterhuis Melodie: Henri Heuvelmans