VIERING : OVER PRESENTIE (tweede adventsviering 2024)

Dominicus Gent
Viering van zondag 8 december 2024

Over presentie
(tweede adventszondag)

 

Advent (anoniem)

Nu de dagen korten en het licht soms dagen wegblijft,
zoekt mijn ziel opnieuw naar Jou,
Oeroud verlangen komt weer boven,
en de zangen die ik als kind al hoorde.
Rorate zingt mijn ziel vol van weemoed,
verlangen en ontroering.
De zon die ondergaat en het licht
dat even nog wil dralen
doet iets trillen in de kamer die in schemer
wordt gehuld tot straks de nacht
voorgoed de dag doet vergeten.
Rorate, ik verlang naar Jou.

Mieke zingt nu de aanhef “ Rorate caeli desuper, et nubes pluant justum.”

Neerdalen als dauw uit de hemel, als regen uit zware wolken zal de gerechte.
Gij die voor mij de ruimte schiep aan hoor ons gebed.
Er is zoveel zwaarte rondom ons. De werkelijkheid is weerbarstig en hoekig.
Help ons de lichtheid te bewaren om te blijven geloven in het visioen.
Het visioen dat zegt :” Onrecht kan niet tegen het kleine verzet. “

Steken we nu Zijn Licht aan en ook de tweede kaars op de adventskrans. Zo versterken we de opflakkerende hoop waar mensen schouder aan schouder werk maken van menselijkheid, nabijheid,liefde en gerechtigheid.

Onlangs gaf Andries Baart, theoloog en filosoof, ons hier een lezing over de presentiebenadering. We kozen ervoor om in deze viering hierop verder in te gaan. We zullen deze basishouding bijlichten en ook vertellen hoe enkele evangeliefragmenten ons hierbij kunnen helpen. Daarna nog een klein getuigenis.

Zingen we deze viering open met het adventslied bij uitstek. “ Neerdalen als dauw uit de hemel.”  

LIED VAN HET VERLOREN LAND

Neerdalen als dauw uit de hemel,
als regen uit zware wolken zal de Gerechte.
Gij die voor mij de ruimte schiep:
aarde en hemel bij name riep,
die alles deed wat moest gedaan
opdat een mens maar zou bestaan.
Woestijn waar eens te leven was.
Uw naam verstoven als stof en as.
Geen lover, schaduwrijk, geen bron,
alsof Gij nooit met ons begon.
Keer nog uw aangezicht tot hier.
Verzacht mijn hart, wek mijn ogen weer,
dat niet wat Gij hebt aangeplant
wordt uitgeroeid door mensenhand.
Neerdalen als dauw uit de hemel,
als regen uit zware wolken zal de Gerechte

T: Huub Oosterhuis / M: Tom Löwenthal.

 

Over presentie  

Wat een prachtig lied is dit toch. Niet alleen de melodie en de zang, maar vooral ook de woorden. Hier wordt de droom verwoord van ieder mensenkind: dauw en regen waar woestijn is, het bewaren van alles wat mensen hebben geplant, een verzacht hart, de oorspronkelijke goedheid die alles doet opdat een mens maar zou bestaan. Ik heb het hier al meer gezegd: voor mij zijn woorden daden. Denk maar aan het scheldwoord of verwijt dat een leven lang meegaat, denk aan het compliment waaraan je je optrekt, misschien ook een leven lang. Sedert Montesqieu schreef over de scheiding der machten, kan niemand nog geloven in absolute macht, wat Trump ook denkt en doet. Sedert in de Nurenbergprocessen na WO2 de aanklager voor het eerst het woord genocide gebruikte, weet de wereld voor altijd wat dat soort misdaad is, wat Netanyagu en anderen ook mogen beweren. De sterke woorden van de bijbel zijn ons eerste verzet. En elke week laten we dat verzet in ons zijn werk doen, “opdat een mens maar zou bestaan”

Waarom zeg ik dit allemaal? Omdat we het vandaag over presentie hebben. Een maand of zo geleden hebben we hier, voor een volle kerk, de Nederlandse prof Andries Baart op bezoek gehad. Baart is de vormgever van de presentietheorie, een visie die in de zorg- en hulpverlening de relatie weer bovenaan zet, en niet de regels en protocollen, niet de efficiëntie, niet het geld of de markt. Teveel zorg is te afstandelijk geworden, te gecontroleerd, te opgejaagd. En dat geldt niet alleen voor ziekenhuizen, bejaardentehuizen, scholen, pastorale zorg, armoedebestrijding, maar ook voor veel administratie, voor politionele hulp, enz. Baart is niet de uitvinder van presentie, zegt hij, dat deden en doen talloze mensen al vanzelf, uit zichzelf, uit hun grote hart, uit hun liefde voor de medemens die zich verzet tegen kilheid en bureaucratie. Maar hij heeft wel heel veel ervaring bijeengebracht. Ook zelf vertrok hij van ervaring, dompelde zich lange dagen onder in het onderwerp dat hij wilde bestuderen, sprak eindeloos met mensen, observeerde, bleef er lange uren. En bracht dan die aandacht en toewijding voor mensen die hulp nodig hebben samen in een theorie, de presentiebenadering. Het valt mij op hoe evangelisch die theorie klinkt in zijn termen: er wordt gesproken van waardigheid, kostbaarheid van elke mens, verlangen naar geborgenheid van elke mens. Er wordt gesproken van erkenning geven, van trouw blijven, ook als je niets meer kunt doen. Straks maak ik daarom een vergelijking met Jezus’ presentie, dat ligt voor de hand.

Als je er wil of moet zijn voor iemand, zegt Baart, begint presentie met aandacht en veel luisteren, om te proberen een relatie op te bouwen. Om de ander echt te proberen begrijpen. Om ook jezelf daarin beter te begrijpen, bijvoorbeeld je eigen andere interesses, je vooroordelen, en hoe die je beperken. Maar bijvoorbeeld ook waar de structuren, waar de politiek in goede hulp tekort schieten of die zelfs tegenwerken. En soms moet je die regels niet volgen, zegt Baart, of er tegenin gaan, als het nodig is.

Het is een langzaam proces, dat proces van aandacht en toewijding. Maar beetje per beetje wordt er zijn voor iemand dan er zijn mét iemand. Dan wordt het pas duidelijk wat je echt kan betekenen, wat er echt mogelijk is. En pas dan geef je de mens voor je echte erkenning, de nodige dauw uit de hemel, de regen nodig om te kunnen groeien.

Ik kan mij voorstellen dat nogal wat mensen denken: maar dat doe ik toch, ik sta open voor mensen, ik help hen waar ik kan, moet daar dat een theorie van worden gemaakt? En zo kom ik weer bij wat ik aan het begin zei: de kracht van woorden. Door dat woord presentie heeft menselijke zorg en nabijheid een naam en een zelfbewustheid gekregen: voor minder doen we het niet in woonzorgcentra, in ziekenhuizen, in gevangenissen, in scholen, plekken waar mensen het woord nemen. Vergelijk met liefdadigheid: eeuwen en eeuwen van toevallige liefdadigheid, van wie daar goesting in had, en voor wie toevallig daarvan kon profiteren. En dan kwamen de woorden sociale zekerheid, werkloosheidsuitkering, ziektewet, pensioen… Vergelijk het met discriminatie: eeuwen en eeuwen mensonwaardige onderdrukking van de vrouw, van de gekleurde mens, van de inheemse mens. En dan komt het woord racisme, eigenlijk nog niet zo oud, maar een woord dat alle discussie scherper stelt.

Even naar Jezus in de evangeliën. Opvallend toch hoe hij, vaak in een drukke menigte, de stem hoort van wie op hem roept. Zelfs als een zieke vrouw de zoom van zijn kleed aanraakt, staat hij stil en keert zich naar haar. Zijn leerlingen worden er vaak ambetant van, lezen we, willen dat oponthoud niet, zo gaan de dingen niet vooruit. Maar nee: de trage aandacht van stilstaan, vragen wat er is, laten uitspreken. Vaak ook tegen de negatieve druk van zijn omgeving in: denk maar aan de zwaar wenende vrouw die te midden van een groep schriftgeleerden, allemaal mannen dus, durft binnenkomen, niet om iets te kunnen zeggen, maar om uitzinnig te huilen. En Jezus laat het gebeuren, laat die vrouw in haar waardigheid. Zeker, en dat is toch wel straf, als ze zijn voeten begint te masseren met dure olie. Wellicht is ze een prostituee, maar wat maakt dat uit, hier durft ze het verdriet tonen van een heel leven… En als de man in wiens huis al die schriftgeleerden bijeen zijn gekomen, komt reclameren dat dat toch allemaal niet kan, of Jezus niet weet dat dit wat hij noemt een zondige vrouw is, neemt hij het op voor haar. Zijn afkeuring voor de hypocrisie die hij ziet, is scherp. “Zie je deze vrouw daar? Gij noemt haar een zondige vrouw, maar ze heeft meer liefde getoond dan u. En daarom zeg ik: haar zonden zijn vergeven…” En dan denk ik: dat zullen ze hem betaald zetten… Maar de presentie voor die vrouw is belangrijker…

Ik kan mij voorstellen dat nogal wat mensen denken: is die presentie niet veel te mooi voorgesteld, een onmogelijk ideaal? We lopen toch tegen onze en andere grenzen aan? Zeker als Andries Baart zegt dat je ook present moet blijven bij mensen die moeilijk bereikbaar zijn, door te verdragen wat zich niet laat maken, niet laat oplossen. Dat klopt, we hebben allemaal zulke ervaringen. Mieke zal daar straks kort op ingaan. Jezus wordt bij de bezetene van Gerasa gebracht, die tiert en zichzelf slaat en kwetst en Jezus uitscheldt: wat kom jij hier doen? Maar Jezus loopt niet weg: hij vraagt nog eens of hij iets kan doen. En blijft.

Presentie is misschien een onmogelijk ideaal. Maar ook dan weer: de kracht van woorden. De bijbel, de evangelies dragen een visioen: van gedeelde kwetsbaarheid, van unieke aandacht, van trouw over alles heen. Presentie is voor deel ook zo’n visioen. Maar visioenen hebben we nodig om ver te kijken, om samen ver te kunnen kijken, om groot te kunnen denken en leven. Visioenen hebben een stem, een grote stem, en die roep klinkt door alle tijden, vroeger, nu, en zal blijven klinken.

Delf mijn gezicht op, schreef Ruusbroec ooit. Dat is wat presentie wil doen: het gezicht opdelven van de mens waar je mee verbonden bent…

DELF MIJN GEZICHT OP

Delf mijn gezicht op, maak mij mooi.
Wie mij ontmaskert zal mij vinden.
Ik heb gezichten, meer dan twee,
Ogen die tasten in den blinde
Harten aan angst voor angst ten prooi.
Delf mijn gezicht op, maak mij mooi.
Delf mijn gezicht op, maak mij mooi.
Wie wordt ontmaskerd wordt gevonden
En zal zichzelf opnieuw verstaan
En leven bloot en onomwonden,
Aan niets en niemand meer te prooi.
Delf mijn gezicht op, maak mij mooi.

Tekst: Huub Oosterhuis Muziek: Bernard Huijbers

Getuigenis De Zuidpoort  

Tot enkele jaren geleden was ik vrijwilliger onder de vele vrijwilligers in De Zuidpoort, een welzijnsschakel die werkt als vereniging waar armen het woord nemen. Een vereniging die armoede en sociale uitsluiting wil bestrijden. Om haar doel te bereiken zoekt De Zuidpoort mensen in armoede en zonder armoede-ervaring op en moedigt hen aan om samen te komen. Ik koos ervoor om zoveel als mogelijk op dondernamiddag present te zijn tijdens de open ontmoetingsmomenten. Om in een huiselijke, veilige en laagdrempelige sfeer elkaar te ontmoeten, praatjes te slaan, elkaar te keren kennen, te lachen, zorgen te delen, een gezelschapsspel te spelen, koffie of thee te drinken…

Mij werd gevraagd om gewoon aanwezig te zijnen te luisteren en de namiddag zo te laten verlopen dat iedereen er zich welkom voelde en rustig zichzelf kon zijn met al of niet een verhaal over het leven van alledag. Ik moest niet werken volgens een vooraf vastgelegd plan maar ongehaast en open aansluiten bij wat gebeurde. Dit leek mij een mooie uitdaging. Ik beleefde er veel mooie momenten maar evenveel momenten van onmacht, ongemak en mislukking.

Als iemand die teveel gedronken had aanklopte werd de persoon onmiddellijk door velen op zijn plaats gezet en de deur gewezen. Ik ging dan meestal even mee naar buiten om ook deze persoon kort op verhaal te laten komen. Terug binnen beschouwden een aantal vrijwilligers mij niet meer als hun medestander en moest ik opnieuw een trapke lager beginnen in de relatieopbouw. Hetzelfde gebeurde toen mensen met een donkere huidskleur goedkope filmtickets kwamen afhalen. Op geen enkel ander ogenblik waren deze mensen aanwezig of actief in De Zuidpoort. Bijgevolg vonden de vrijwilligers met armoede-ervaring het niet kunnen dat zij beroep konden doen op die tickets. Ook deze mensen werden boos aangestaard.

Met veel geduld werd ik af en toe hun medestander in hun dagdagelijkse strijd tegen armoede en uitsluiting. Maar gemakkelijk was dat niet. En, meermaals lukte het helemaal niet.
Een korte babbel met begrip en aandacht voor hun standpunt en de vraag om even stil te staan bij de zuidpoortafspraken hierrond doorbraken de ontspannen ontmoetingssfeer nu niet.

Zoals ik reeds zei beleefde ik in die bijeenkomsten ook heel veel mooie momenten. Hoe meer ik stilstond bij en inging op wat hen voor hen echt belangrijk was, des te boeiender de verhalen werden. Ik genoot ook zelf van de kracht die uitging van de manier waarop ze met elkaar omgingen. Soms was het -zo klinkt-het niet-dan- botst-het; maar steeds oprecht.
Ik mocht ondervinden dat trouwe betrokkenheid van grote waarde is, ook als dingen niet te verhelpen zijn, zoals gemis, ziekte, verdriet.

LIED VAN DE NIEUWE ARMOEDE

Er schreeuwt een mens, onrecht,
de schreeuw van de hongersnood.
Er werd op hoog gezag besloten
een deel der mensheid hoeft geen brood.
Opdat wie rijk is rijk kan blijven leven
wie heeft hem wordt gegeven,
onrecht, en de rest mag dood.
Het gaat als vuur, onrecht,
het blakert de steden zwart.
Maar jij woont in gekoelde tuinen
met blinde muren om je hart.
Je leert de sterken op de zwakken jagen
je leert ze zich gedragen, onrecht,
als een ras apart.
Dit is jouw uur, onrecht,
geen god die nog hoger scoort.
Je hebt al haast de hele wereld,
alleen nog niet het laatste woord.
Dat staat met licht geschreven in de geesten
van mensen, niet van beesten, onrecht,
en dat plant zich voort.

                Tekst: H. Oosterhuis Muziek Tom Löwenthal

 

TAFELDIENST

Welkom aan tafel. Samen aan tafel gaan maakt mensen tot familie. Wat we met woorden niet gezegd krijgen, drukken we uit met eenvoudige gebaren. Symbolen van vriendschap, van gastvrijheid en broederlijkheid die in ons lichaam zijn gegrift, die ons tot medemensen maken.
Het is Jezus, de Heer van ons leven, die ons daartoe oproept. Zo wil Hij herinnerd worden en bij ons zijn: in het delen van onszelf in de tekens van brood en wijn. Zoals Hij zelf deed, hier aanwezig, weten we ons ook verbonden met allen die hier niet kunnen zijn: zieken, vrienden, deze buurt, allen die we in ons hart meedragen. En we denken aan hen die op talloze plaatsen radeloos voor bommen schuilen, die armoede lijden, uitgebuit en bedrogen worden, die gevlucht zijn en moeten ronddwalen.
We bidden samen met allen die zich vandaag rond dezelfde tafel van dankzegging verzamelen. Allen die waar ook ter wereld de hoop niet verliezen en zich daadwerkelijk inzetten voor rechtvaardigheid en vrede. Voor hen steken we het solidariteitskaarsje aan. En de andere kaarsjes in de doopschaal wekken de herinnering aan hen die ons voorgingen in dit geloof.

GIJ DIE DE STOMGESLAGEN MOND VERSTAAT

Gij die de stomgeslagen mond verstaat
van alle stervelingen die wij zijn,
wij roepen U de naam toe van een mens,
Jezus, de zoon der mensen, uw geliefde.

Nooit sprak een mens als hij,
in hem verstonden wij uw bestaan, de zin van ons bestaan.
Hij is uw woord geweest, hij heeft volbracht
alle gerechtigheid, een mens voor allen.

Om zijnentwil zie ons, dit uur bijeen.
Zie alle stervelingen van de wereld.
Waar onze doden zijn, verkoold, verwaaid,
vragen wij u hebt Gij hen nog gezien?

Waarom genadeloos vernietigd worden
de armsten van de wereld uw geliefden;
waarom wij die met weinigen bezitten
wat allen toebehoort, uw woord niet doen,

geen wereld maken die in vrede is,
een nieuwe orde van gerechtigheid
Gij die ons hebt gezegd wat leven is:
te doen wat goed is, recht, elkaar bevrijden.

 

Doen wat goed is: dankbaar zijn,
elkaar bevrijden van angst, stress en dwang.
Een nieuwe wereld van gerechtigheid en vrede
had Jezus voor ogen toen hij
op de laatste avond voor zijn dood met vrienden aan tafel zat.

                Hij nam brood, zegende het, brak het en deelde het rond.
                Neem en eet hiervan want dit is mijn lichaam gegeven voor allen.
                Zo blijf ik jullie nabij.
                Na de maaltijd nam hij ook de beker, zegende die en gaf hem rond.
                Neem en drink hier allen van, dit is mijn bloed, gegeven voor allen.
                Blijf dit doen om mij te gedenken.

 

Gij die dit woord ons ingegeven hebt,
een bron van kracht en moed en zeker weten,
Gij die het licht in ons geschapen hebt,
dat niet de duisternis ons overmeestert,

dat niet het laatste woord is aan de dood –
Gij die tot hier ons vasthoudt in het leven
Gij die ons afgestemd hebt op uw stem
Gij die ons hebt geschapen naar U toe,

Gij die ons zocht nog voor wij om U riepen
Gij die gezegd hebt dat Gij ons zult vinden –
wij roepen U de naam toe van uw mens,
Israël, deze aarde, uw geliefde.

tekst: Huub Oosterhuis; muziek: Antoine Oomen 
 
 

ONZE VADER

VREDESWENS
Laten we voor elkaar een ervaring van presentie zijn. Laten we elkaar daarmee iets van de grote vrede geven. Vrede zij met u…

COMMUNIE & PIANO

SLOTGEBED

Psalm 4

Iemand moet mij helpen. Iemand moet.
Vergeef mij als ik roep. Ik wil niet roepen.
Maar ik heb geroepen: red me, riep ik.

Want ik weet dat roepen niet vergeefs is.
Ik weet dat rust mij rustig maakt.
Dat luisteren mij weer doet luisteren.

Soms toch. Ik roep het niet luid.
Maar genoeg om te geloven. Genoeg
om te geloven dat ik ben.

De troebelte in mij bezonken, de pijn
in mijn hoofd vergeten, zelfs mijn lach
krijgt weer vleugels, en ik kijk verrast op.

Soms wil iemand wachten. Soms
is zachtheid sterker dan alles in mij.
Daarom roep ik, om die zachtheid.

Wiegen wil ik, zoals slapen wiegt,
en de hand die een andere hand
toedekt, en de stem die bevrijdt.

Samen wiegen, zo wil ik leven. Dat
alles in ons wiegt. In ons een richting
heeft, een groot gedeeld verlangen.

En dat we kunnen glimlachen om dat
verlangen, en stil worden, en langzaam
worden van dit wiegen, van dit gezang.

(Guido Vanhercke)