VIERING : OVER KWETSBAARHEID

Dominicus Gent

Viering van zondag 5 mei 2024  

Over kwetsbaarheid

 

 
In ons samenzijn vandaag nodigen we uit om te vieren rond ‘kwetsbaarheid’. Een begrip dat zonder twijfel aansluit bij de inhoud van de vorige vieringen over onmacht en slachtofferschap.

Kwetsbaarheid is des mensen, we ervaren haar in vele gedaanten. Er is de kwetsbaarheid waarmee we te leven hebben, die ons mens en medemens maakt. Maar er is ook de maatschappelijke kwetsbaarheid waarbij mensen getroffen worden in hun kans tot waardig en goed leven. Rond dit aspect zal Winnie Belpaeme straks een overweging houden. Winnie is de fijne collega in de Interlevensbeschouwelijke Werkgroep Gent. Zij (en Martine Ledegen) vertegenwoordigen er het huisvandeMens (Vrijzinnig Humanisme). De voorbije maanden vertelden de vertegenwoordigers van de verschillende levensbeschouwingen iets over ‘voorgangerschap’. We hoorden er zeer boeiende en beklijvende getuigenissen. De laatste in de rij was Winnie (hier aanwezig). Ze nam ons niet alleen mee in de geschiedenis van het Vrijzinnig Humanisme maar vertelde ons ook over haar persoonlijk traject: wie haar op weg zette en hoe zij zelf voorganger werd en is. Wat ik vooral onthouden heb is haar betrokkenheid op de meest kwetsbare mens in onze samenleving. Daarover zal ze vertellen in haar bijdrage.

Om warmte gaan wij een leven
gaan wij over de zee
vliegen wij langs de hemel,
om iemand gaan wij een leven
met licht en met donker mee
Vogeltje van de bergen,
waar gaat de tocht naar toe?
Om warmte wil ik zwerven
en komen naar iemand toe.

Om zachtheid gaan wij een leven
gaan wij onder de nacht,
kruipen wij onder de hemel,
om woorden gaan wij een leven
om lachen en zoenen zacht.
Mensje daar in de verte,
waar snelt je voetstap heen?
Waar zachtheid is te vinden.
daar snellen mijn voeten heen.

Om liefde gaan wij een leven,
sterven wij dood na dood,
wagen de verste wegen
om jou op hoop van zegen,
mijn liefste, mijn reisgenoot.
Dalen van zwarte aarde,
bergen van hemels blauw
om alles ga ik dit leven
om alles of niets met jou.

Tekst: Huub Oosterhuis Muziek: Wilfred Kemp

 

Jacobus 2, 14-18 en 24
14 Broeders en zusters, wat baat het een mens te beweren dat hij geloof heeft, als hij geen daden kan laten zien? Kan zo’n geloof hem soms redden?
15 Stel dat een broeder of zuster geen kleren heeft en niets om te eten
16 en iemand van u zou hun zeggen: ‘Ga in orde, houd u warm en eet maar goed’, zonder hun te geven wat ze nodig hebben, wat heeft dat voor zin?
17 Zo is ook het geloof, op zichzelf genomen, als het zich niet uit in daden, dood.
18 Maar iemand zal zeggen: ‘U hebt het geloof, maar ik heb de daad.’ Bewijs me eens dat u geloof hebt, als u geen daden kunt tonen; dan zal ik u mijn uit mijn daden mijn geloof bewijzen.’

24 Het is duidelijk dat een mens door daden wordt gerechtvaardigd en niet alleen door geloof.

 

De brief van Jakobus klinkt verrassend modern, verfrissend en concreet. Geen ingewikkelde theologische constructies, geen hoogdravende beschouwingen, gewoon wijze aanbevelingen voor het dagelijks leven van mensen.
De weg van Jezus in zijn essentie verwoord: ‘Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, geheel uw ziel, geheel uw verstand en geheel uw kracht.’ Het tweede is dit: ‘Gij zult uw naaste beminnen als uzelf.’ ( Marcus, 12,29-31).
En de naaste dat zijn alle mensen zonder onderscheid. Met heel concrete voorbeelden bepleit Jakobus de waardigheid en de rechten van de arme en behoeftige mens. De boodschap is voor iedereen toegankelijk en verstaanbaar maar dat betekent nog niet dat het in de praktijk vanzelfsprekend of gemakkelijk zou zijn. Het is een levenswijze die vaak ingaat tegen de heersende waarden en normen van verdienste en succes, van aanzien en standing.
Toen en ook vandaag.

De brief begint dan ook met een aanmoediging om in de beproeving vol te houden. De weg van Jezus is er een die tegenstand oproept.
De evangelische waarden van zorg voor wie en wat kwetsbaar en zwak is, wordt in woord en daad bevochten. Daarvan kregen we de voorbije week helaas heel wat voorbeelden te horen en te zien: politici die maatregelen voor energietransitie klimaathysterie noemen, anderen die de politie afsturen op studenten die vreedzaam opkomen voor de mensen in Gaza, op protest in New York, in Parijs, mensenrechtenactivisten worden gevangen gezet, journalisten vermoord, volken doelbewust uitgehongerd….

Geloof is meer dan het eens zijn met een bepaalde leer. Als je in Jezus gelooft, verandert dat je van binnenuit (Jakobus 1:18). Het heeft invloed op alles wat je doet en als dat niet het geval zou zijn dan is je geloof waardeloos, schrijft Jakobus.
Geen woorden maar daden, zou je kunnen zeggen. Zo eenvoudig is het ook weer niet want woorden doen er wel toe.
Als je gelooft, heeft dat volgens Jakobus ook invloed op hoe je spreekt. Woorden lijken klein en onbelangrijk, maar ze kunnen veel stukmaken – of juist opbouwen. ‘ Iedere mens moet vlug zijn in het horen, maar langzaam in het spreken,’ (Jakobus 1,19)
Je zou kunnen stellen dat dit het eerste niveau is om de brief van Jakobus te lezen: Geloven = doen = evangelie worden
Op zich heel rijk en waardevol en dat is ook het niveau waarin we binnen de interlevensbeschouwelijke werkgroep elkaar het best vinden: in het samenwerken voor de babbelsoep in februari, in de organisatie van de dag van de gevangenisbezoeker, de dag voor vluchtelingen, enz….

Toch is er nog een andere laag in deze tekst en naar mijn aanvoelen ook in ons samenwerken.
Naast die onvoorwaardelijke oproep om verantwoordelijkheid op te nemen voor wie hulp nodig heeft, is er het diepe besef van en vertrouwen in genade. In het feit dat zoveel ons gegeven wordt, onverdiend, volkomen gratuit. Dit vertrouwen toont zich in openheid en ontvankelijkheid voor wat ‘anders’ is, voor wie ‘anders’ is, voor dé Andere. Het toont zich in dankbare erkenning voor alles wat we niet maken en toch krijgen, voor wat we niet verdienen en wat toch naar ons toekomt. Het is die radicale openheid op alles wat we niet kunnen grijpen, niet kunnen verwezenlijken, niet kunnen vatten en waarmee we toch op weg gaan.
Jakobus noemt die grote gave, die grote gever die liefdevol geeft zonder berekening: God. Meer zegt hij er niet over. Want het voornaamste blijft toch het doen, zonder groot gelijk, zonder eigengereidheid, zonder zelfgenoegzaamheid. Niet om ‘onzen hemel te verdienen’, niet vanuit een soort verdiensten-moraal of werkheiligheid. Maar vanuit het diep bewustzijn dat het voornaamste ons allemaal gegeven wordt en dat we ook in ons zorgen zoveel mogen ontdekken en ontvangen.

 

Tekenen van hoop

Als hier of daar een vrouw wordt opgericht
en zich, rechtop gekomen warmt in licht,
wordt weer een stukje schepping afgemaakt:
zij is tot haar bestemming aangeraakt.

Als ergens eens, een man tot vrede komt
en zich niet langer in de strijd vermomt,
dan weer is het de levenskracht die wint:
hij durft het aan met zachtheid, als een kind.

Als in de buurt twee mensen samengaan
en elk het aandurft niet alleen te staan,
dan wint de liefde weer van angst de strijd:
zo komen mensen tot barmhartigheid.

Als wij hier samen delen onze kracht
en leren hoe de minste wordt geacht,
dan bouwen wij weer verder aan het rijk
en mogen daarmee zijn aan God gelijk.

T: Gea Boessenkool / M: Berre van Thielt

 

Overweging van Winnie Belpaeme

“Goedemorgen beste mensen,
Toen ik een klein meisje was, woonden mijn grootouders in een huisje op de Francisco Ferrerlaan. Ze hadden geen badkamer, geen keuken. Wel een ‘schotelhuisje’, zoals dat heette. Dit was echter zo smal dat mijn Bomma er – mede door haar omvang – slechts in één richting kon in bewegen. Wat haar overigens niet hinderde om er de lekkerste gerechten klaar te maken, waar wij met alle plezier van smulden.
Mijn grootouders hadden ook geen tuin. Maar aan de overkant van de straat lag de grote begraafplaats van Gent, de Westerbegraafplaats. Om af en toe eens een luchtje te scheppen, en allicht eveneens om mijn zus en mij, de kans te geven onze overtollige energie uit te leven, nam mijn Bomma ons vaak mee naar die Begraafplaats. We wandelden dan met haar van graf tot graf om de mensen die ze gekend had ‘goeiendag’ te gaan zeggen, zoals ze dat zelf verwoordde. Aan elk haar bekend graf hielden we stil en vertelde ze over wie die persoon geweest was. Vaak richtte ze luidop even het woord tot de overledene. ‘Allez, Camiel, uw graf staat weer proper, nu zijn we weer weg’, of ‘Tot de volgende week, Martha’, tot ‘Uw dochter heeft iemand leren kennen, Gilbert, ‘t ziet er een lieve jongen uit’…

Mijn Bomma, noch mijn lieve Bompa, kenden de woorden “vrijzinnig humanistisch”, de termen waarmee ik nu mijn levensbeschouwing benoem. Het zijn de woorden en waarden die de specificiteit van mijn job als moreel consulente inkleuren. Vrijzinnig humanistisch.
Zij gebruikten deze woorden niet, maar net zoals ik geloofden ze niet in een hiernamaals, noch in het bestaan van een God of opperwezen. Tegelijk hadden ze – net zoals ik – respect voor mensen die er een andere visie of geloof op nahielden…
Mijn grootouders waren vrijdenkers. En toch, sprak mijn Bomma tegen die overleden dierbaren. Het vertelt hoe verbonden ze zich voelde met hun nagedachtenis. Een verbondenheid die ze in stand hield, over de voor ons definitieve grens tussen leven en dood heen.
Ze deed dit door haar zorg voor hun graf en door het blijvend vertellen van wie ze waren en wat ze betekend hadden voor haar.
Net zoals ik doe door jullie hier te mogen vertellen over haar, en over hen.
Voor mijn lieve zus voelt het aan dat ze – in haar kindertijd – een overdosis aan die bezoekjes aan de begraafplaats heeft gehad. Ze gaat er nu enkel nog naartoe om mij een plezier te doen. Lief van haar.
Ik echter, kijk ernaar terug als één van de wegen die geleid heeft tot mijn overtuigde keuze voor het werk dat ik dit jaar op 1 augustus reeds 30 jaar doe in ons huisvandeMens: het werk van een vrijzinnig humanistisch consulent. Vanuit mijn eigen levensbeschouwelijk denkkader zorg dragen voor mensen, en voor wat voor hen van betekenis is, staat centraal in alle aspecten van mijn dagtaak (alhoewel dag… ook ’s nachts lig ik af en toe te denken aan wat me overdag bezighoudt).

Als consulente beluister ik mensen in wat hun leven kleur geeft, en in wat hen bezwaart. Desgewenst ben ik hen nabij in tijden waarop het leven hen confronteert met zinloos lijden, waar geen oplossing voor is.
Vaak ben ik getuige van de zoektocht van mensen naar een manier om – zo getrouw mogelijk aan hun waardenkader – om te gaan met datgene wat het Leven hen voor de voeten gooit.

Ook in de vrijzinnige plechtigheden die we verzorgen bij afscheid, huwelijk of relatieviering, geboorte, … of een ander voor de betrokkenen belangrijk levensmoment, sluiten we aan bij hun persoonlijke betekenisgeving hierrond.
Luisteren naar mensen, vaak ouderen, die de balans van hun leven opmaken en door te vertellen terug wat greep op hun leven krijgen, staat eveneens vaak op onze agenda.

Waardenwerkers, zo noemen we onszelf soms, omdat we mensen – vanuit onze eigen levensbeschouwing – helpen stilstaan bij de betekenis die zijzelf aan het leven geven.

Als vrijzinnig humanisten gaan we ervan uit dat het bestaan op zich geen betekenis heeft. Elke mens, zo nemen wij aan, geeft zelf zin aan diens eindig leven.
In onze kindertijd krijgen we een set waarden mee en gaandeweg ontwikkelen we ons eigen moreel kompas, waar we ons op onze levensweg naar richten bij de keuzes die we maken en die onze reis doorheen dit bestaan bepalen… Ook de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1948) maakt deel uit van het moreel kompas dat ons de weg wijst naar het Goede.
We vertrouwen op – of noem het ‘geloven’ in – de maakbaarheid en kracht van elk mens, die in staat is het Goede te doen omwille van het Goede. Tegelijk is er de faalbaarheid en kwetsbaarheid van de mens. Bij deze kwetsbaarheid wil ik deze ochtend nog even stilstaan…

De heer Andries Baart was buurtpastor in Nederland. Sommigen van jullie kennen hem misschien als de geestelijke vader van de waardevolle Presentietheorie. Ik verwijs hier echter naar een artikel van hem waarin hij drie vormen van kwetsbaarheid onderscheidt (Andries Baart: “Wat van waarde is, is kwetsbaar” (debezieling.nl)
De eerste vorm van kwetsbaarheid duidt hij met de woorden : “Wat van waarde is, is breekbaar, delicaat (precarious).” Mensen zijn kwetsbaar omdat ze zich hechten aan mensen en dingen. En datgene waaraan je je hecht, zal je op zekere dag weer verliezen. Liefde geven en krijgen, maakt je kwetsbaar. Maar, zo zegt Andries Baart, “Dat is kwetsbaarheid waar ik niet vanaf wil. Ik houd niet van die stoïcijnse gedachte dat je je zou moeten onthechten van mensen.”
De tweede vorm van kwetsbaarheid vindt je in de broosheid die eigen is aan het leven zelf. Hij duidt het met de woorden ‘frailty’, “fragilité”. Alles is vergankelijk. Ook wij zelf worden ziek en gaan dood. Voor vrijzinnigen betekent de dood bovendien het definitieve einde. Dat het leven eindig is, vinden we tegelijk pijnlijk én zin-gevend. Het nodigt immers uit elke dag zo goed mogelijk te beleven. Ook de tijd die we hier vanochtend samen doorbrengen, passeert maar één keer. Daarom is het zo belangrijk voor ons dat we er het beste van maken…
Deze twee vormen van kwetsbaarheid zijn ‘des mensen’.
Tegelijk schrijft prof. Baart, is er ook een vorm van kwetsbaarheid waar je wel degelijk tegen moet strijden. Hij benoemt het als vulnerability, “dat wat aan het leven knaagt. Het betere minder maakt.”. Hij verwijst hier naar de achterstandswijken met hun ongezonde woningen, slechtere opleidingen, ongezonde voeding..
Het is de kwetsbaarheid die maatschappelijk geworteld is, die mensen ondervinden als ze in armoede leven en sterven of als ze zich bv in een stad zoals Gent met een rollator of rolstoel moeten voortbewegen… Vanuit onze verschillende levensbeschouwelijke overtuigingen kunnen/moeten we hiertegen – samen – vechten, samen werken aan een betere wereld.

Ik breng hier graag ode aan de interlevensbeschouwelijke samenwerking in onze Stad, o.m. in het kader van de Waardige Uitvaarten. Een samenwerking waarvan de pionier en enkele dragende krachten deel uitmaken van jullie geloofsgemeenschap. Met een heleboel partners zorgen we dat stadsgenoten die niet over de financiële middelen beschikken om hun uitvaart te bekostigen, toch op een waardige wijze ter aarde worden besteld. Door een samenwerking tussen het Contactpunt Waardige Uitvaart, de ziekenhuizen en medewerkers in mortuaria, de Stad Gent, de politie, dienst Slachtofferbejegening, de begrafenisonderneming, de pastorale diensten, collega’s vrijzinnige consulenten in de ziekenhuizen, … (hopelijk ben ik niemand vergeten in deze opsomming) én ons huisvandeMens zorgen we ervoor dat er op een respectvolle wijze wordt stilgestaan bij het levenseinde van deze medemensen.
Zoals gezegd is voor ons elke mens de auteur van zijn eigen persoonlijke zingeving. Daarom schrijven we voor elke Waardige Uitvaart een unieke afscheidsrede, die we brengen in één van de ziekenhuismortuaria of op de strooiweide. Waardige Uitvaart is een interlevensbeschouwelijke samenwerking die er eigenlijk niet zou moeten zijn omdat het wijst op de armoede in onze stad. Tegelijk mogen we er trots op zijn omwille van onze gedeelde zorg voor medemensen over de grenzen van onze levensbeschouwelijke verscheidenheid heen. Ook de jaarlijkse Babbelsoep in de Wondelgemstraat en de Dagen van de Bezoeker zijn hier hartverwarmende voorbeelden van.

Beste mensen,
Van 5 mei 2023 tot vandaag 5 mei 2024 werd er in Gent van 74 stadsgenoten afscheid genomen met een Waardige Uitvaart.
Mag ik U vragen om recht te staan en even samen stil te zijn uit respect voor het levenseinde van elk van hen ?

STILTE

En zo kom ik terug bij mijn Bomma…
Ik vertelde u dat ze – ondanks haar overtuiging dat de dood het definitieve einde betekent – tegen haar dierbare overledenen sprak…
Vorig jaar verzorgde ik drie Waardige Uitvaarten waar niémand anders aanwezig was. Enkel de kist en ik in de stille ruimte van het mortuarium. Ons engagement stelt dat we ook dan de afscheidsrede uitspreken, en de vooraf gekozen muziek laten spelen. Ik las de afscheidsrede voor, maar spontaan improviseerde ik in mijn tekst en richtte me rechtstreeks tot de gestorvene. Ik hoorde mezelf spreken tegen iemand die ik nooit gekend heb en er – voor mij als vrijzinnige – helemaal niet meer is.
Misschien klinkt dit vreemd, maar het was oprecht en voelde vertrouwd. Uit verbondenheid met de nagedachtenis aan een unieke medemens, een even kwetsbare en tegelijk krachtige mens als ikzelf, was het de normaalste zaak van de wereld. Het voelde goed me met woorden luidop te richten tot degene die ooit was. Voor mij is dit een vorm van atheïstische religiositeit.

Ik sluit deze Overweging graag af met het gedicht dat ik ooit schreef voor een Waardige Uitvaart.
Ik draag dit gedicht op
– aan alle overledenen waarvan we in deze Stad afscheid genomen hebben met een Waardige Uitvaart,
– aan alle dierbare overledenen van elk van ons,
en…. aan mijn Bomma 😉

deze dag begon zoals alle andere
vandaag wordt straks morgen
zo gaat het altijd
niets ‘anders dan anders’

of toch, een mens is gestorven.
de wereld is veranderd
alles is ‘anders dan anders

Winnie Belpaeme

 

Het lied van alle dagen

Nooit hoorden wij
andere stemmen dan de onze.
Nooit waren er handen die doen
wat handen niet kunnen,
nooit andere
goddelozer mensen dan wij.

Maar er was daglicht,
alle dagen, wat ook gebeurde,
alsof wij liepen
over een onzichtbaar weefsel
oven de afgrond gespannen,
dat niet scheurde.

Nooit werd iemand
weggetild uit de tijd.
Maar soms even
wordt lijden opgeschort
of dragen mensen het samen.
Zo zouden wij moeten leven.

Tekst: Huub Oosterhuis Muziek: Antoine Oomen

 

Tafeldienst

Allemaal gaan we ons leven, om warmte, om zachtheid, om liefde. Elk naar eigen ‘godsvrucht en vermogen’, elk vanuit haar eigen levensovertuiging, vanuit zijn eigen bevlogenheid en kracht. Maar allen eensgezind opdat de meest kwetsbaren in onze samenleving menswaardig kunnen leven.

Aan deze tafel van brood en wijn gedenken we Jezus van Nazareth. Tot op vandaag opent hij onze ogen opdat we zouden zien. Over vandaag en morgen heen zet hij ons in beweging om te handelen, te doen wat moet, wat goed is, opdat gerechtigheid geschiedt.

Aan de tafel van brood en wijn gedenken we allen die ons voorleefden in engagement en aandacht voor de meest kwetsbaren, onze lieve doden. We gedenken de 74 mensen van wie tijdens het voorbije jaar hier in Gent afscheid genomen werd tijdens een Waardige Uitvaart. We gedenken de doden ten gevolge van oorlogsgeweld, van klimaatverandering, van machtsmisbruik.

We steken het licht aan van het kleine solidariteitskaarsje waarbij we allen gedenken die van deze wereld een leefbare plek voor iedereen willen maken.
Gij die de stomgeslagen mond verstaat
Van alle stervelingen die wij zijn,
Wij roepen U de naam toe van een mens,
Jezus, de zoon der mensen, uw geliefde.
Laten we aan tafel gaan.

 

Slotlied

Dat ik aarde zou bewonen
Dat ik aarde zou bewonen,
niet op vleugels als een arend,
niet in schemer als een nachtuil,
niet kortstondig als een bloem

niet op vinnen onder water,
niet gejaagd en niet de jager,
niet op hoeven, niet met klauwen,
maar op voeten twee`

om de verte te belopen,
om de horizon te halen –
en met handen die wat kunnen: kappen,
ruimen, zaaien, oogsten;

met een neus vol levensadem,
met een buik vol van begeren,
met een hoofd niet in de wolken,
wel geheven naar de zon

om te overzien die aarde,
haar te hoeden als een kudde,
haar te dienen als een akker
en te noemen bij haar naam.

Dat ik ben, niet meer of minder,
dan een mens, een kind van mensen,
een van velen, een met allen,
groot en nietig, weerloos vrij

om te zijn elkaar tot zegen,
om te gaan een weg van dagen,
liefdes weg, die ooit zal leiden
naar een menselijk bestaan.

T. Huub Oosterhuis – M. Tom Löwenthal