VIERING : OM WARMTE GAAN WIJ EEN LEVEN…

Dominicus Gent

Zondagviering 10 augustus 2025

Om warmte gaan wij een leven…

 

Van harte welkom beste mensen hier of vóór de schermen. Blij dat jullie samen willen vieren.

We kozen vandaag voor het thema “Om warmte gaan we een leven” naar aanleiding van de feestdag van Dominicus op 8 augustus. We laten veel ruimte voor bezinning over wat “onderweg zijn” kan betekenen.

We steken de paaskaars aan als symbool van Zijn aanwezigheid op deze plek waar wij in Zijn naam samen komen.

Laten we de viering open zingen met het lied “ Wij gaan de weg van oude woorden die we nieuw willen verstaan. “

Wij gaan de weg van oude woorden,
van overlevering,
die wij van onze ouders hoorden,
in eigen luisterkring,
verhalen uit geloof geboren
om onze weg te gaan
en tekens die ons veel beloven,
als wij ze nieuw verstaan

Wij zijn een schakel van de keten,
verbintenis van hoop,
mensen op zoek naar beter weten,
oprechte levensloop.
Er is geen God aan onze zijde,
die zegt: zo ga je goed.
Wel één die roept door alle tijden:
zoek verder, het komt goed.

T: Jan van Opbergen; M: Lyon 1548

 

WOORDDIENST

Dit lied overstijgt de mogelijke vrijblijvendheid van ons samenkomen. We zongen ahw onszelf tot een schakel in een geschiedenis van hoop. Moge elk zondags vieren een kleine of grote mijlpaal betekenen in het onderweg zijn naar die wereld waar geen mens meer prooi van mensen is.

Voor de Nederlandse schilder Egbert Modderman is dit jaar alvast een mijlpaal, zij het van een andere orde. Hij werd verkozen tot ‘talent van het jaar’ en heeft een eerste solotentoonstelling in Harderwijk (nog tot 21 september)( https://npo.nl/start/serie/nu-te-zien/seizoen-9/nu-te-zien_126/afspelen   ).
In zijn jonge jaren werkte hij als binnenhuis-vormgever en broodschilder voor particulieren. Maar eigenlijk droomde Modderman ervan om universele zingevingsthema’s te schilderen op groot doek voor ruimer publiek. In ruil voor zijn huwelijk in de Groningse Martinikerk bood hij aan hun patroonheilige te schilderen. Dat werk kreeg in 2015 zoveel bijval dat hij -26 jaar oud- van het kerkbestuur een grote opdracht kreeg: De zeven werken van Barmhartigheid. Voor een protestantse kerk is dat heel ongewoon. Voor het eerst sinds de reformatie en de beeldenstorm hangt daar weer permanente kunst.

Misschien hoorde je nog nooit van Egbert Modderman. Maar als je weet dat hij ook Dominicus schilderde (op vraag van Vlaamse lekendominicanen nota bene) is je interesse misschien gewekt.
Je ziet het doek dat in 2022 -Egbert was toen 33 jaar jong- onthuld werd in de Antwerpse St Pauluskerk. Sommigen kennen het doek, voor anderen is het wellicht nieuw. Het is in elk geval ongewoon om een heilige op deze manier voor te stellen.

Nav de feestdag van de Heilige Dominicus naar wie onze gemeenschap is vernoemd, nodigen we jullie uit het beeld te bekijken en te laten inwerken:
Wat zie je? Wat roept het op? Wat raakt je? Zegt dit kunstwerk ons ev. iets over ‘onderweg zijn’?
(…)
Wie dat wil kan haar/zijn gedachten met ons te delen. Het maakt niet uit of je iets over de heilige Dominicus of Egbert Modderman weet of niet, er is geen foute of juiste interpretatie.

(…)

Dank voor jullie warme overwegingen. Graag wil ik er mijn overweging bij leggen en afronden met een gebed.
Voor mij is Dominicus altijd de man geweest die niet onderweg is uit rusteloosheid maar uit innerlijke bewogenheid gedreven door het verlangen de waarheid te zoeken én te delen. Zoals hij daar zo zit straalt hij zoveel menselijkheid en eenvoud uit. Hij is bezorgd om zijn voeten. Hij wil ze goed verzorgen omdat hij weet hoe belangrijk ze zijn om zijn tocht te kunnen verder zetten. Zijn tocht die hem, met luisterende oren, in gesprek brengt met zoekers, twijfelaars en armen. Hierin is hij steeds een groot voorbeeld geweest voor mij.

 

Laten we bidden:
Heer,
Gij die Dominicus hebt geroepen
om de weg te gaan,
zonder zekerheid, zonder bezit,
maar vol vuur en vreugde,
leer ook ons om pelgrims te zijn van Uw waarheid.

Maak ons los van wat ons vasthoudt,
onrustig waar wij te veel zeker zijn,
moedig waar we aarzelen,
open voor de ontmoeting met wie anders denkt en leeft.

Geef ons de kracht om onderweg te blijven,
zoekend, luisterend, delend,
met het vertrouwen dat Uw Licht ons voorgaat,
en Uw Woord ons draagt.

Het bezinnen bracht mij snel bij het wondermooie lied “Om warmte gaan we een leven” Ik denk dat Dominicus het op zijn vele tochten dikwijls zou hebben gezongen.

 

Lied : Om warmte gaan wij een leven

Om warmte gaan wij een leven
gaan wij over de zee,
vliegen wij langs de hemel
om iemand gaan wij een leven
met licht en met donker mee.
Vogeltje van de bergen,
waar gaat de tocht naar toe?
Om warmte wil ik zwerven
en komen naar iemand toe.

Om zachtheid gaan wij een leven
gaan wij onder de nacht
kruipen wij onder de hemel
om woorden gaan wij een leven
om lachen en zoenen zacht.
Mensje daar in de verte
waar snelt je voetstap heen?
Waar zachtheid is te vinden
daar snellen mijn voeten heen.

Om liefde gaan wij een leven
sterven wij dood na dood
wagen de verste wegen om jou,
op hoop van zegen,
mijn liefde, mijn reisgenoot.
Dalen van zwarte aarde
bergen van hemelsblauw.
om alles ga ik dit leven
om alles of niets met jou.

T: Huub Oosterhuis M: Wilfred Kemp

 

Onderweg zijn, in beweging zijn, beweging maken…


Niet voor niets noemde men de eerste christenen ‘mensen van de weg’: zij die Jezus volgen omdat ze geloven dat het een goddelijke weg is die leidt naar warmer, zachter en liefdevoller samenleven.

Het minste wat je van de bijbelschristelijke traditie kan zeggen is dat ze verhalen levert van mensen die geschiedenis maken door hun onderweg zijn. Denk aan Abraham die vanuit Ur – tussen Tigris en Eufraat- naar Haran (ZO-Turkije) trekt en uiteindelijk in het Beloofde Kanaän aankomt. Of Mozes die vanuit Egypte dwars door de woestijn op een Jordaanse heuvel het Beloofde Land ziet. Of eeuwen later in meer historische geschriften: Saulus die de “aanhangers van de weg” vervolgt tot buiten de landsgrenzen maar na zijn bekering in ontelbare steden rond de Middellandse Zee het evangelie verkondigt in de jonge verspreidde christelijke gemeenschappen.

Die grote afstanden vallen ook op in het leven van Dominicus. Onvoorstelbaar hoe hij in de 13de eeuw vanuit Castilië, zijn Spaanse geboortestreek, over de Pyreneeën trekt naar Noord-Europa, zonder GPS of de rood-witte aanduidingen van de GR-paden. In zijn biografie lezen we over veel steden waar hij voor korte of langere tijd verblijft: Parijs, Rome, Bologna, Milaan, … Meermaals doorkruist hij daarbij de ruige heuvelachtige regio rond Toulouse & Carcasonne waar hij luisterend en predikend met mensen op weg gaat om de weg van Jezus helderder te krijgen, zodat hij elkeen vrij en gelukkig kan maken.
Dat letterlijk en actief onderweg zijn -meestal te voet, soms te paard,…- in pre-fossiele-brandstof-tijden- blijft verwonderen en fascineren. Het stemt tot nadenken omdat het scherp contrasteert met de snelle maar passieve klimaatontwrichtende verplaatsingen vandaag.

Maar het figuurlijk onderweg zijn in de bijbelschristelijke traditie spreekt o.i. het meest tot de verbeelding en tot navolging: hoe mensen door ervaringen en ontmoetingen met vallen en opstaan veranderen en groeien in mens- en medemens zijn. De hele bijbel door zijn mensen op weg naar de warmte, zachtheid en liefde waarover we daarnet zongen. Geen navelstaarderij voor alle duidelijkheid, maar een visioen van een wereld waar we die warmte, zachtheid en liefde cultiveren voor iedereen, maar bij voorrang voor wie vermalen wordt door mensonwaardige machten.

Veel gekende uitspraken zetten in de verf dat “op weg zijn” niet betekent dat er zekerheid is over het doel noch over het aankomen – De Chinese wijsgeer Confucius noemt de weg zelf als je bestemming, Elly en Rikkert zongen “Er is geen weg naar vrede (liefde), vrede (liefde) is de weg”. De gekende tekst over hoop die men aan de Tsjechische president Vaclav Havel toeschrijft klinkt gelijkaardig: “Hoop is ergens voor werken omdat het goed is, niet omdat het kans van slagen heeft. Hoop is niet hetzelfde als optimisme; evenmin de overtuiging dat iets goed zal aflopen. Het is de zekerheid dat iets zinvol is on-afhankelijk van de afloop, on-afhankelijk van het resultaat”.

De tweede lezing die vandaag in de christelijke zondagvieringen voorzien is komt uit de brief aan de Hebreeën. Eigenlijk is het geen brief en wie de auteur of geadresseerden zijn weten we niet, maar dit geschrift uit de eerste eeuw wil lezers een hart onder de riem steken. De auteur stelt op-weg-gaan en geloven voor als een onlosmakelijke tweeling. En hij illustreert dat met bekende voorbeelden uit de traditie. Luisteren we naar enkele passages uit hoofdstuk 11.

Geloof is de zekerheid dat alles waarop we hopen werkelijkheid wordt, het overtuigt ons van de waarheid van wat we niet zien. (…)
7a Door zijn geloof bouwde Noah, toen God hem een aanwijzing had gegeven over wat er stond te gebeuren maar dat nog voor niemand zichtbaar was, een ark om zijn familie te redden.
Door zijn geloof ging Abraham toen hij geroepen werd, gehoorzaam op weg zonder te weten waarheen. Samen met Isaak en Jacob woonde hij daar in tenten omdat hij uitzag naar de stad met fundamenten, door God zelf ontworpen en gebouwd.
Door haar geloof ontving ook Sara, hoewel ze onvruchtbaar was gebleven en niet meer in de bloei van haar leven was, de kracht om een kind voort te brengen, omdat ze vertrouwde op degene die de belofte had gedaan.
Zij allen zijn in geloof gestorven; wat hun beloofd was hebben ze geen werkelijkheid zien worden, ze hebben slechts een glimp ervan begroet, en ze zeiden van zichzelf dat zij op aarde leefden als vreemdelingen en gasten. Door zo te spreken lieten ze blijken op doorreis te zijn, naar een vaderland. En daarmee bedoelden ze niet een vaderland waaruit ze weggetrokken waren, anders waren ze daarheen wel teruggekeerd. Nee, ze keken reikhalzend uit naar een beter vaderland.

Met de sfeer van deze bijbeltekst zijn we de viering begonnen: een schakel zijn in een geschiedenis van hoop. Reikhalzend blijven we ondanks alle duisternis uitkijken naar een beter vaderland, naar een stad met fundamenten. We kunnen niet anders dan hier en nu in tenten wonen en als vreemdeling of gast in het nu leven …omdat iets in ons die andere rechtvaardige wereld kent en er soms, even, hier of daar een glimp van mag ervaren.
Hoe ver te gaan? Zijn er wegen? Zijn er mede-zoekers? Wat drijft hen?

Lied : Hoe ver te gaan

Hoe ver te gaan? En of er wegen zijn?
Nooit meer gebaande.
Hoeveel paar voeten zijn zij?
Twee, drieduizend.

Nog bijna slaven, vreemden voor elkaar.
Kreupelen, blinden.
Maar met iets in hun hoofd
dat stroomt en licht geeft.

De zon zal hen niet steken overdag.
Bij nacht de maan niet.
Zij stoten zich aan stenen.
Niemand draagt hen.

Omdat zij willen leven als nog nooit,
angstig te moede
zijn zij gegaan
met grote hinkstapsprongen.

Niet hier hun vaderland,
en schaamteloos wagen zij alles.
Soms wordt woestijn oase
waar zij komen.

Vrijheid ontkiemt in hen, gloeit aan, dooft uit,
zal weer ontvlammen.
Zij blijven kinderen, zij worden groter.

Hun stoet is zonder einde en getal.
Tel maar de sterren.
Zij weten van de stad met fundamenten.

T: Huub Oosterhuis; M: Antoine Oomen

 

TAFELDIENST

Welkom aan tafel

“Genade, vrede iedereen” zijn woorden die Dominicus dikwijls zal uitgesproken hebben toen hij met mensen aan tafel ging. We zingen ze vandaag opnieuw in ons tafelgebed. “neem plaats en zet u in de kring, doe mee tot Zijn herinnering.”
We nodigen in onze kring ook alle mensen uit die hier vandaag niet kunnen zijn, maar die we meedragen in ons hart. Aan onze tafel zitten ook alle gemeenschappen over de wereld, die elk op hun manier samenkomen om Hem te gedenken. Ook onze lieve doden nemen we op in onze kring van verbondenheid.
 

Genade, vrede iedereen!
De Geest des Heren om u heen.
Neem plaats en zet u in de kring,
doe mee tot zijn herinnering.

Wij vieren hier wat nog niet is:
verzoening en verrijzenis;
dat wij tot rust gekomen zijn
verlost van doodsangst en van pijn.

Wij roepen in herinnering
de mens die onze wegen ging,
maar niet de weg van man en macht,
alleen de liefde was zijn kracht.

De mens die weerloos als een kind
de machtelozen heeft bemind;
die door de armsten werd vertrouwd,
op hen had hij zijn hoop gebouwd.

Hij zei: “Wie leeft uit zelfbelang,
sterft vóór zijn tijd, die leeft niet lang.
Maar wie steeds van het zijne geeft
zal zien dat hij het leven heeft.”

Zo heeft Hij zelf ons voorgedaan,
is tot de dood ons voorgegaan;
is niet gevlucht uit eigenbaat
en koos de dood als hoogste daad.

En in zijn laatste levensuur
heeft Hij gezegd vol geest en vuur:
“Dit brood, gebroken uitgedeeld,
Ik ben het zelf, u uitgebeeld.”

De wijn die daar op tafel stond
hief Hij omhoog en gaf hem rond:
“Dit is mijn bloed, vergoten nu,
Ik ben het zelf, Ik sterf voor u.”

Gestorven gaat die mens ons voor
en leeft in onze wereld door.
Hij moet het winnen mettertijd,
zijn geest leeft tot in eeuwigheid

In al wat klein en nietig leeft,
in al wat nauw’lijks adem heeft,
kijkt Hij ons aan en zegt: “Ik ben
de broer der armen, één van hen.”

Laat ons nu bidden tot zijn Heer,
de Vader, Hem zij lof en eer.
Laat komen hier die stad, zijn rijk:
wij allen even arm en rijk.

Dat wij verdelen alle brood
en leren scheppen uit de nood,
tot alle kwaad verdwenen is,
herschapen tot verrijzenis.

T: Jan Van Opbergen M: Gregoriaans

 

Onze Vader 

Gezongen Vredeswens

 

ZENDING

We begonnen met een lied dat onze levensweg verbindt met gekende woorden en verhalen: “Wij gaan de weg van oude woorden (…) en verhalen die veelbelovend zijn als we ze nieuw verstaan”. Die oude woorden kregen een concretere invulling waarmee we op weg kunnen: warmte, zachtheid, liefde. Het is geen duidelijke noch makkelijke weg. We struikelen. Soms zijn we met weinig: twee, drieduizend of zoveel als er sterren aan de hemel zijn?
Maar de kern blijft ‘licht’ dat ons aantrekt en sterk maakt, licht dat we herkennen in het leven van Jezus van Nazareth die warmte, zachtheid en liefde voorleefde. Dat Licht dat onze samenkomsten verlicht. Hij liet ons de gebaren na van breken en delen, een uitnodiging om Verbondgenoot te worden.

We moeten gaan, geloof in de zegen die ons is toegezegd en sla een mantel van vrede om die zo nodig is.

 

Lied : Lied om mee te gaan

Wij moeten gaan; aan ’t lied van bevrijding
voegden we weer een eigen refrein,
zagen rondom de glans van herkenning
hoe we elkaar tot Verbondgenoot zijn.
Vonden het Woord, eerder gehoord,
als nieuwe bron op eigen terrein.

Laten we gaan. Geloof in de zegen
die onze God steeds toegezegd heeft,
in niemandsland soms worst’lend verkregen
maar die ons hoop, moed en waakzaamheid geeft.
Neem van hier mee, het vaste idee
Licht blijft de kern, vaak tastend beleefd.

Neem bij het gaan de mantel van vrede
die we behoedzaam om mogen slaan,
waarin de Naam vol kleur is geweven,
vage beschutting in mensenbestaan.
In de woestijn, vruchten en wijn:
Vrede en zegen! Laten we gaan.

T. Gonny Luijpers / M. Herma Bulder