VIERING : HET VERSCHIL DURVEN OMARMEN…

Dominicus Gent

Viering van 12 januari 2025

Het verschil durven omarmen…  

Gebed uit Colombia

“Vertel mij jouw verhaal, broeder, in eender welke taal
ik zal het verstaan omdat ik luisteren wil,
stil , aan jouw voeten
met mijn hart de woorden uit jouw mond vangen als kleine vogels,
en ze warmen in mijn hand.

Vertel me jouw verhaal, zuster
van vreugde en hoop, van zwoegen en zweet
van pijn en leed, van leven en dood.
Jouw klanken slaan akkoorden in mijn hart
tot volle harmonie.

Vertel me jouw verhaal, broeder
dan hoor ik de schepping aanrollen
en tot leven uitdeinen
in oceanen van rust,
ritme van jouw hart geënt op het mijne.

Vertel me jouw verhaal , zuster
dan hoor ik de schreeuw van God
en de geboorte van iets nieuws.

In deze tekst klinkt het diepe verlangen om niet stil te staan bij verschillen-moeilijkheden-conflicten.
We horen een stevige oproep om elkaar te vinden over verschillen heen.
Deze oproep laten we klinken in onze viering vandaag.

We verwelkomen het Licht dat ons elke zondag uitnodigt rond het Woord en de tekens van brood en wijn. We steken de Paaskaars aan en vragen :”Wees bij ons, Gij die licht en warmte zijt “

 

Tekenen van hoop

Als hier of daar een vrouw wordt opgericht
En zich, rechtop gekomen warmt in licht,
Wordt weer een stukje schepping afgemaakt:
Zij is tot haar bestemming aangeraakt.

Als ergens eens, een man tot vrede komt
En zich niet langer in de strijd vermomt,
Dan weer is het de levenskracht die wint:
Hij durft het aan met zachtheid, als een kind.

Als in de buurt twee mensen samengaan
En elk het aandurft niet alleen te staan,
Dan wint de liefde weer van angst de strijd:
Zo komen mensen tot barmhartigheid.

Als wij hier samen delen onze kracht
En leren hoe de minste wordt geacht,
Dan bouwen wij weer verder aan het Rijk
En mogen daarmee zijn aan God gelijk.

T: Gea Boessenkool / M: Berre van Thielt

 

HET VERSCHIL OMARMEN

Als in de buurt twee mensen samengaan
En elk het aandurft niet alleen te staan,
Dan wint de liefde weer van angst de strijd :
Zo komen mensen tot barmhartigheid.

Ongeveer een jaar geleden werd in onze buurt, met de steun van de stad Gent, “Bar Gerard” geopend. Elke vrijdagavond kan al wie wil van 18u tot 23u naar de bar komen om bij een drankje (soms ook een hapje) buren te ontmoeten en een babbel te slaan. Soms zijn er ook activiteiten (gezelschapsspelen, quiz…). Toen ik mijn buurvrouw vroeg of ze zin had om mee te gaan, ging ze in op mijn voorstel, iets wat ik van haar niet had verwacht. We ontmoetten daar Kristien en Eddy uit de straat en gingen met ons vieren (alleenstaanden) samen aan een tafeltje zitten.

Wij wonen in een straat met veel studentenkoten die vooral voor Kristien voor overlast zorgen. Mijn buurvrouw is boos op de anderstalige buren die om de hoek wonen. Ze zetten oude matrassen en andere afval zomaar op de stoep. Ikzelf vind het jammer dat een aantal buren niet openstaan voor enig contact, hoewel wij in een doodlopende straat wonen. Er werd eerst voorzichtig over en weer gepraat, maar hoe ouder de avond werd, des te beter we elkaar leerden kennen. We voelden aan dat sommige opvattingen wel haaks stonden op onze eigen diepe overtuigingen en waarden. De avond eindigde met een afspraak om af en toe en om beurt eens voor elkaar te koken en bij te praten in ieders woning.

Dit gebeuren stemt mij optimistisch. We hebben blijkbaar een klein antwoord gevonden op de vraag: Hoe kunnen we bevriend worden of een goede buur blijven als zulke tegenstellingen spelen? Ik hoop dat dit contact boeiend zal worden.

We moeten niet bang zijn voor verschillen, en ook niet voor de passies die onder onze verschillen schuilen. Dat zegt Chantal Mouffe, een Belgische filosofe. Zij houdt een pleidooi om politieke en maatschappelijke tegenstellingen te accepteren. Er is wel degelijk een wij en er is een ‘zij’. Echte democratie, zegt zij, moet geen consensus voorstellen door de verschillen te ontkennen of uit te vlakken. Democratie is eerder een arena, een vrije ruimte waarin tegengestelde, ideeën en belangen mogen en kunnen botsen. Laat het maar tot uitwisseling komen, ja zelfs tot conflict, maar dan wel een conflict dat niet gewelddadig is, en binnen bepaalde grenzen. Een botsing waarin beide partijen respectvol elkaar kunnen uitdagen. Polarisatie doorbreken kan maar als je de botsingen niet uit de weg gaat. Zolang je maar samen blijft zoeken naar gemeenschappelijke menselijkheid.

Dat dit omgaan met verschillen geen gemakkelijke weg is, ook niet voor Jezus, horen we vandaag in een verhaal van Marcus.

 

Lezing : De Syrofenicische vrouw (Marcus 7, 24-30)

Jezus vertrok vandaar en ging naar de streek van Tyrus en Sidon.
Hij ging een huis binnen en wilde niet dat iemand het te weten kwam, maar Hij kon niet onopgemerkt blijven. Een vrouw wiens dochter door een onreine geest was bezeten kwam dan ook, zodra ze van Hem gehoord had, naderbij en wierp zich aan zijn voeten. De vrouw was een Helleense van Syrofenicische afkomst.
Zij vroeg Hem de onreine geest uit haar dochter uit te drijven.
Hij sprak tot haar: “Laat eerst de kinderen verzadigd worden, want het is niet goed het brood dat voor de kinderen bestemd is aan de honden te geven.”
Maar zij had een antwoord en zei Hem: “Toch wel, Heer. De honden onder tafel eten immers van de kruimels van de kinderen.”
Toen sprak Hij tot haar: “Omdat ge dit zegt, ga heen, de duivel heeft uw dochter verlaten.”
Zij keerde naar huis terug, trof haar kind in bed en constateerde dat de onreine geest was heengegaan.

 

Het verhaal speelt zich af in de streek van Tyrus en Sidon. Marcus laat Jezus een grens oversteken. Daar, in het buitenland, gaat hij ergens logeren. Was hij daar alleen, of waren zijn leerlingen bij hem, dat weten we niet. Hij wil in elk geval niet dat iemand te weten komt dat hij daar is. Waarom? Dat is onduidelijk. Was hij toe aan rust na de vele genezingen, na toeloop bij de broodvermenigvuldiging? Of was hij bang geworden na de felle discussies met de farizeeën over rein en onrein? Was hij het beu om door hen aangevallen te worden op zijn gedrag?

In ieder geval die vrouw komt erg ongelegen. Ze is trouwens geen joodse, maar een Griekse uit Syrofenicië. Bovendien heeft ze een dochter in huis die bezeten is van de satan. Die dochter is er psychisch erg aan toe. ‘Bezeten door de satan’, waardoor die dochter zichzelf niet meer is. Je zal maar moeder zijn van zo’n dochter. En waarom komt die vrouw daar helemaal alleen? Waar is haar man? Waar zijn haar kennissen? De buren? Is er geen gemeenschap die haar zou kunnen bijstaan?

Wij kennen allemaal die ervaring dat iemand onze hulp vraagt op een ongelegen moment. Er gaat een dwingend appel van uit, maar tegelijk is het vervelend en hopen we stiekem dat zo iemand zo vlug mogelijk weg zal gaan.

Deze vrouw hoopt hartstochtelijk dat Jezus haar dochter wil genezen. En tegen haar zegt Jezus ‘Neen’. Sommige exegeten zeggen dat Jezus haar geloof wil testen, maar die interpretatie volg ik niet. Jezus test nooit met kwetsbare en hulpeloze mensen. Hij daagt wel uit, maar dan alleen de machthebbers, de farizeeën, de hogepriesters.

In deze ontmoeting gaat het er fel aan toe. Voor Jezus staat er blijkbaar echt iets op het spel. Het is zijn diepste overtuiging dat hij zich moet engageren, maar alleen voor de verlorenen van zijn eigen volk is. Die ‘kinderen’ genezen, met hén het brood delen, dat ziet Jezus als zijn levenstaak. Maar dat geldt niet voor de anderen, voor ‘de honden’. Jezus is grof en onbeleefd. Zijn eigenwaarde wordt onder kritiek gesteld. Dat herkennen we allemaal, denk ik, als wij aangevallen worden in datgene wat wij zien als iets wezenlijks in ons leven. Als, zoals Mieke vertelde, standpunten haaks staan op wat we zelf belangrijki vinden.

Maar die vrouw in het verhaal loopt niet weg. Ze dient Jezus van antwoord: “Hebben de honden onder tafel geen recht op de kruimels van de kinderen?” Ik vind die reactie op het eerste zicht weinig assertief: ziet ze zichzelf slechts als een hond, als tweederangs? Is ze tevreden met ‘de kruimels’? Of is dit gewoon een slimme, strategische zet? Want haar woorden hebben wel effect, ze veranderen wel Jezus’ houding en hij geneest haar dochter.

Wat mij fascineert in dit verhaal is : waarom laat Jezus, die tegen de Farizeeën en machtige zo vrijmoedig en zelfzeker spreekt, zich hier overtuigen door deze vrouw?

Laat Jezus zich overhalen door haar vastberadenheid? Of ziet hij, onverwachts, toch die grote inzet en liefde, niet voor haarzelf, maar voor haar dochter? Misschien raakt die hartstochtelijke inzet voor een ander hem, omdat hij zich daarin erkent. Zo ontdekt hij gedeelde menselijkheid.

In deze ontmoeting komt hij tot een nieuw begrip van wat hem te doen staat. Het is een inzicht dat hij als het ware op zichzelf moest veroveren en waar die vrouw hem bij geholpen heeft. Jezus benoemt in het gesprek op een assertieve manier zijn eigen grens: er is een wij en een zij. De vrouw benoemt een bredere horizon, een breder wij : brood voor allen. Dan wordt de geslotenheid doorbroken.

Ik heb dit verhaal nu op een psychologische manier geduid, als een ontmoeting die Jezus verandert. Maar evenzeer is dit een verhaal over een omwenteling in de Jezus-beweging zelf, die de tegenstellingen tussen ‘wij joden’ en ‘zij niet-joden’ oversteeg.
Het bijbelse visioen werd uit een eng-nationalistisch, joods kader losgemaakt en opgetild tot een nieuw ‘wij’, tot nieuwe gemeenten van joden én niet-joden. Dat was ongezien en ongehoord en gingen gepaard met veel discussie en conflicten. Die tegenstellingen klinken door in de evangeliën en in de brieven van Paulus. Het gevolg daarvan is echte verandering geweest. Dani heeft er net een prachtig Bijlichtenfilmpje over gemaakt.

De filosofe Chantal Mouffe spreekt over dat moeilijke proces in een democratische arena, waar de tegenstellingen toch een uitweg vinden. Maar dat kan niet ogen die wegkijken en het verschil ontkennen, met oren die doof blijven voor elkaar, met handen die schoon blijven door onpartijdigheid.

Alleen handen die uitgestoken worden om scheidingsmuren te doorbreken kunnen dat. Zingen we dit uit in het lied.

 
Twee handen schoon gebleven 

Twee handen schoon gebleven
door onpartijdigheid,
wie durft ze uit te steken
en noemen God gewijd?

Twee ogen uitgekeken,
geen ander meer zien staan,
wie zou ze durven sluiten
en zo ten einde gaan?

Twee oren doof gebleven
voor andermans verdriet,
wie zou daarmee nog horen
een hoopvol mensenlied?

Met handen, ogen, oren,
door keuze vroeg of laat,
herscheppen wij de aarde,
tot alle goeds in staat.

Dan delen wij het leven
met al het lief en leed,
wij nemen en wij geven,
die dag komt, ooit, godweet!

Geen leed blijft ongeweten,
geen traan blijft ongezien,
geen man, geen vrouw vergeten,
God is ons aan te zien!

Tekst: Jan Van Opbergen Muziek: Bernard Huijbers

 

Inbreng gemeenschap

Wij ervaren dat omgaan met verschillen en tegenstellingen moeilijk is. Soms laat grote machtsongelijkheid dit ook niet toe om daar constructief mee om te gaan. Maar het is wonderlijk als mensen doorheen de tegenstrijdigheden en verschillen naar een nieuwe wij/zij verhouding groeien. Dan ervaren wij iets van die grotere Liefde, die verbindt over grenzen en verschillen heen. Dan wordt het mechanisme van uitsluiting ontmanteld.
Laten we ons optrekken aan deze ervaringen en die met elkaar delen. Er is nu tijd voor stilte. Voor een stil of een uitgesproken gebed. Voor een ervaring.

 

We gaan aan tafel

Laten we aan ’t tafel gaan. Aan tafel gaan is bereid zijn om verschillen te overbruggen -samen willen eten—het samen gezellig maken-open en luisterbereid te zijn.

Het Brood dat wij hier delen, is Zijn Lichaam, gebroken voor ALLE mensen. Wie dit brood eet geeft daarmee te kennen in Jezus’ voetspoor te willen gaan en zuster en broeder te willen worden van ALLE mensen over de verschillen heen. Steken we het solidariteitskaarsje aan. Ook onze geliefde doden deden het ons voor toen ze met ons aan tafel gingen . We steken voor hen de kaarsjes aan in de doopschaal.

Zingen we het tafelgebed.

Gij die weet wat in mensen omgaat
aan hoop en twijfel, drift, plezier, onzekerheid.
Gij die ons denken peilt
en ieder woord naar waarheid schat
en wat onzegbaar onmiddellijk verstaat.

Gij toetst ons hart
en gij zijt groter dan ons hart.
Op elk van ons houdt Gij uw oog gericht.
En niemand, of hij heeft een naam bij U.
En niemand valt of hij valt in uw handen
en niemand leeft of hij leeft naar U toe.

Maar nooit heeft iemand U gezien.
In dit heelal zijt Gij onhoorbaar.
En diep in de aarde klinkt uw stem niet.
En ook uit de hoogte niet.
En niemand die de dood is ingegaan
keerde ooit terug om ons van U te groeten.

Aan U zijn wij gehecht. Naar U genoemd.
Gij alleen weet wat dat betekent. Wij niet.
Wij gaan de wereld door met dichte ogen.

Maar soms herinneren wij ons een naam,
een oud verhaal dat ons is doorverteld,
over een mens die vol was van uw kracht,
Jezus van Nazareth, een zoon van Abraham.
In hem zou uw genade zijn verschenen,
uw mildheid en uw trouw. In hem zou voorgoed
aan het licht gekomen zijn hoe Gij bestaat:
weerloos en zelveloos, dienaar van mensen.
Hij was zoals wij zouden willen zijn:
een mens van God, een vriend, een herder,
die niet te eigen bate heeft geleefd
en niet vergeefs, onvruchtbaar is gestorven.

Die in de laatste nacht dat hij nog leefde
het brood gebroken heeft en uitgedeeld
en heeft gezegd: Neemt, eet, dit is mijn lichaam –
zo zult gij doen tot mijn gedachtenis.
Toen nam hij ook de beker en zei:
Dit is het nieuw verbond, dit is mijn bloed,
dat wordt vergoten tot vergeving van uw zonden.
Als je uit deze beker drinkt, denk dan aan mij.

Tot zijn gedachtenis nemen wij daarom
dit brood en breken het voor elkaar,
om goed te weten wat ons te wachten staat
als wij leven hem achterna.
Als Gij hem hebt gered van de dood, God,
als hij, dood en begraven, toch leeft bij U,
red dan ook ons en houd ons in leven,
haal ook ons door de dood heen, nu.
En maak ons nieuw, want waarom hij wel,
en waarom wij niet –wij zijn toch ook mensen.

 

Onze Vader 

Vredeswens  

Slotgebed 
Tekst van Emilia De Geest, 13 jaar, kinderstadsdichter van de stad Sint-Niklaas. Voorgedragen op 25-jarig bestaan van VLOS, een vereniging die vluchtelingen ondersteunt

Iedereen.
Is daar een definitie van? Is het een knuffel, een zoen, een lief geschenk?
Of is het gewoon wij , wij samen.
Wij zijn zo verschillend, maar ook niet.
Mensen hebben elkaar nodig.
Dus laat ze toe.
Zo verschillend zijn we niet.
Iedereen heeft zo veel verschillen gemeenschappelijk.
Zo anders is alles.
Zo hetzelfde is iedereen.

 

Slotlied

Wij moeten gaan; aan ’t lied van bevrijding
voegden we weer een eigen refrein,
zagen rondom de glans van herkenning
hoe we elkaar tot verbondgenoot zijn.
Vonden het Woord, eerder gehoord,
als nieuwe bron op eigen terrein.

Laten we gaan. Geloof in de zegen
die onze God steeds toegezegd heeft,
in niemandsland soms worst’lend verkregen
maar die ons hoop, moed en waakzaamheid geeft.
Neem van hier mee, het vaste idee
Licht blijft de kern, vaak tastend beleefd.

Neem bij het gaan de mantel van vrede
die we behoedzaam om mogen slaan,
waarin de Naam vol kleur is geweven,
vage beschutting in mensenbestaan.
In de woestijn, vruchten en wijn:
vrede en zegen! Laten we gaan.

T: Gonny Luijpers M: Herma Bulder