Verzet tegen tendentieus spreken… (zoomviering in corona-tijden)

Dominicus Gent, zondag 7 juni 2020

Verzet tegen tendentieus spreken

Eerste viering in een reeks over verzet

 

Van harte welkom, allemaal.
We zijn hier terug vanuit onze Blaisantkerk,
voor de derde maal op rij,
met een viering die we via zoom met elkaar delen.

We steken eerst de Paaskaars aan, en we bidden:

Eeuwige,

wij noemen U

Licht – vriendelijk licht.

Laat uw schijnsel vallen

op uw aarde,

op uw mensen,

op het leven.

Zie ons overal verspreid

en toch bijeen,

verlicht ons samenzijn.

 

Vandaag en volgende week en de week erop hebben we een nieuwe reeks onder de algemene noemer ‘Verzet’. Kunnen wij, vanuit ons geloof, al wat reilt en zeilt in onze mensenwereld op zijn beloop laten? Of moeten wij ook ‘neen’ durven zeggen. Tot hier en niet verder. Zich verzetten kan gebeuren met agressie of geweldloos. Waarvoor kiezen wij? Dat is het thema van volgende week. De week daarop gaat het over verzet en verbinding. Je kan je op je eentje verzetten, maar echt verzet komt maar in beeld als het samen met vele anderen is.

Vandaag gaat het over verzet tegen tendentieus spreken, tegen het misbruik van taal, tegen opzettelijke verdraaiing van de ‘ware toedracht’. De geschiedenis leert ons dat aan moordpartijen op grote schaal altijd het traag sluipend vergif voorafgaat van vooroordelen en daarbij horende ideologische taal. Een dubbelzinnig politiek of religieus spreken door de ‘betere wij’ over en tegenover de ‘mindere zij’. Daarover gaat het in deze viering.

We gaan een lied laten horen over woorden. Woorden ten leven. Woorden om te doen. Woorden om te koesteren. Het zijn woorden van de Thora, maar ook woorden van Jezus uit de Bergrede. Het is een spreken dat niet probeert greep te krijgen op de mensen, maar een spreken dat ons oproept het te beluisteren en te beantwoorden. Het in ons hart te prenten en uit te voeren tot geluk van onszelf en van elkaar.

Lied

Deze woorden

Deze woorden aan jou opgedragen

hier en heden prent ze in je hart,

berg ze in het binnenst van je ziel,

leer ze aan je kinderen. Herhaal ze,

thuis en onderweg, waar je ook bent,

als je slapen gaat en als je opstaat

deze woorden aan jou toevertrouwd.

Bind ze als een teken aan je hand,

draag ze om je voorhoofd als een snoer

ter gedachtenis, vlak op je ogen.

Grif ze in de stijlen van je deur

schrijf ze in de palmen van je hand.

Dat vermeerderen je levensdagen

en de jaren van je zoons en dochters.

Dat je bloeien zult en niet verwelken,

bomen aan de bron. Hoor Israël.

(T. Huub Oosterhuis (Dt 6, 6-9) – M. Tom Löwenthal)

 

 

Evangelie

Jullie hebben gehoord dat destijds tegen het volk is gezegd: ‘Pleeg geen moord. Wie moordt, zal zich moeten verantwoorden voor het gerecht.’ En ik zeg zelfs: ieder die in woede tegen zijn broeder of zuster tekeergaat, zal zich moeten verantwoorden voor het gerecht. Wie tegen hen ‘leeghoofd’ zegt, zal zich moeten verantwoorden voor het hooggerechtshof. Wie ‘onnozel mens’ zegt, zal voor het hellevuur komen te staan. (Mt 5, 21-22)

Het begint al veel vroeger…

De korte evangelietekst van Matteüs komt uit het deel van de Bergrede waar Jezus morele voorschriften uit de joodse wet selecteert en er, zoals de rabbijnen, commentaar op geeft. Jezus’ toelichting neemt altijd de vorm aan van een radicale en persoonlijke interpretatie. De voorschriften die hij kiest, gaan over vergelding, valse eed, overspel enz. Hier gaat het over moord. Jezus verwoordt een intuïtie die tot op vandaag actueel is gebleven, en het ook in de toekomst zal blijven. Namelijk dat moord nooit uit de lucht komt vallen, maar dat hij er altijd ‘zit aan te komen’. Dat moordende doodslag lang op voorhand al voorbereid wordt door opgekropte woede, door minachting, door verbaal geweld.

Ik laat u een schema zien waarin Jezus’ visie wordt samengevat (klik hier: schema verzet )
Jezus zegt: ‘pleeg geen moord’. Welnu, gaat hij verder, naast moord zijn er nog andere domeinen die op het eerste gezicht met die moord niets te maken hebben. Zo bijvoorbeeld: dat je de ander een kwaad hart toedraagt, of dat je een specifieke groep van medemensen minacht, of dat je hen uitscheldt, of tendentieus over hen spreekt. Het is belangrijk, aldus Jezus, om rond elk van die domeinen een omheining te plaatsen. Paaltjes te zetten. Een afgrenzing met be-palingen te maken. Waarom? Omdat al die gedragingen al te maken hebben met het opzettelijk beroven van andermans leven. Jezus waarschuwt ons allen: ga die grens niet over, ga de paaltjes niet voorbij, respecteer de omheiningen. Sla de bepalingen en de voorschriften niet in de wind. Als je dat wel doet, begeef je je al in een mijnenveld, je bent dan al op weg naar moord, ook al besef je dat misschien niet ten volle. Dus, zegt Jezus telkens: ‘tot hier en niet verder’. Om het nog even anders te zeggen: moord begint niet pas bij het lichamelijk doden, maar bij ogenschijnlijk kleine morele inbreuken. Daar wordt al telkens een gevaarlijke grens gepasseerd, daar overtreed je al in aanvang het zware verbod van moord. En let wel, het kan niet genoeg herhaald worden, de domeinen van een kwaad hart, minachting en taalmisbruik zijn niet zo onschuldig als ze lijken. Om zijn interpretatie kracht bij te zetten, laat Jezus hier in zijn gebruikelijke overdreven beeldspraak de juridische instanties defileren die de verschillende inbreuken behandelen: van het gewone gerecht over het hooggerechtshof tot aan het hellevuur.

En laten we ‘moord’ eens concreet invullen met de fysieke vernietiging van mensen op grote schaal. Genocides. Denk – om nog maar bij de laatste tien jaar te blijven – aan de vernietiging van de Rohingya in Myanmar, van de Jezidi’s in Irak en Syrië, en van de Tamils in Sri Lanka. Of kijk naar de aangrijpende serie op VRT over ‘De kinderen van de holocaust’. Dan wordt zo’n onvatbare volkerenmoord directer, ze grijpt onze hele persoon aan. Daders en slachtoffers van de gruwel zijn concrete mensen. In dat perspectief is het niet zo moeilijk om dit fragment uit de Bergrede toe te passen op ons thema van vandaag: het verzet tegen tendentieus spreken. Wat doen wij op het moment dat er geen rekening meer gehouden wordt met de omheining en men openlijk in de ruimte van de hatelijke taal gaat stappen? Wanneer bepaalde groepen mensen geminacht worden in een spiraal van verbaal geweld? Wat doen wij wanneer schijn bedriegt? Wanneer bepaalde politici in chic kostuum met hemd en das, ook vanop parlementaire banken, hun giftige tongen roeren? Onderwerpen te over. Straks gaan we daar verder op in. Zwijgen is het verzet opgeven, goed wetende dat het slecht zal aflopen. Het is vanuit de eigen comfortzone denken: ‘het zal zo’n vaart wel niet lopen’, ‘het zijn maar woorden’…

Telkens opnieuw als ik geconfronteerd word met tendentieuze en kwaadwillige taal over een groep van mensen, denk ik aan de gevolgen van een dergelijk spreken en aan de overbekende uitspraak van dominee Martin Niemöller:

Toen de nazi’s de communisten arresteerden, heb ik gezwegen;
ik was immers geen communist.
Toen ze de sociaaldemocraten gevangenzetten, heb ik gezwegen;
ik was immers geen sociaaldemocraat.
Toen ze de vakbondsleden kwamen halen, heb ik niet geprotesteerd;
ik was immers geen vakbondslid.
Toen ze de Joden opsloten, heb ik niet geprotesteerd;
ik was immers geen Jood.
Toen ze mij kwamen halen
was er niemand meer, die nog protesteren kon.

 

Lied
Toen brak de taal

toen brak de taal

woorden verwaaiden,

niets was nog waar

wat eeuwen gehoord

dat heilig was

volken geloofden

heilige mond die

de leer voorlas

je zag het woord

breken naar buiten

van kansels en

altaren vandaan

een storm ging door

hoofden en harten

heimwee wist er is

geen weg terug.

wie buiten kwam

zag op het marktplein

veel taal te koop

begeerte die kocht

verward verdwaald

talen van schreeuwers,

leegte en leugens

geen woord was waar

iemand alleen

boog op de aarde

en kuste haar

haar mond en haar schoot

in sprakeloos

aarde vertrouwen

moeder van leven

werd taal gebaard.

(T. & M. Herman Verbeek)

Verzet tegen taal die mensen ontmenselijkt 

In het lied van Herman Verbeek hoorden we de aanklacht dat woorden en taal worden misbruikt. Vandaag, met al onze media, worden we overstelpt door berichtgeving: kranten en nieuwssites, maar ook facebook, twitter, enz. In heel wat van deze berichtgeving staan onware, tendentieuze, oordelende, racistische, vrouwonvriendelijke, …. woorden en zinnen. Die zijn soms heel subtiel en gaan aan ons bewustzijn voorbij, terwijl ze ons wèl beïnvloeden en ons denken gaan sturen.

Jaren geleden was Jan Blommaert, prof aan de Gentse Unief,  te gast in ons vormingsprogramma KucEduc en wees er op hoe de taal waarin iets wordt verteld of geschreven dezelfde feiten een totaal ander perspectief geeft.

Naar aanleiding van de herdenking van 8 mei verschenen in de krant De Standaard een aantal columns waarin de auteurs zich afvragen of de tweede wereldoorlog herdenken (nog) nodig is. We hebben deze columns al in de vorige reeks gebruikt, maar ook voor ons onderwerp van vandaag zijn ze relevant:

Politici, zegt Arnon Grunberg, hebben een speciale verantwoordelijkheid om het goede voorbeeld te geven, om de inhoud van hun spreken géén gif te laten zijn, om altijd voor ogen te houden dat de staat noodzakelijk is maar tevens een potentieel kwaad dat met achteloze vanzelfsprekendheid mensen, en zelfs bevolkingsgroepen kan vermorzelen.

Tom Naegels spreekt over de spanning die onmiddellijk na WO ll ontstond – omdat enerzijds de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens werd opgesteld, die wil garanderen dat mensen nooit meer mogen vervolgd worden omdat ze tot een ander ras behoren of een andere politieke overtuiging of religie hebben. Anderzijds richtte men toen ook al een werkgroep op die zich moest buigen over de vraag hoe migranten het beste geassimileerd kunnen worden in de nationale cultuur. Dat betekent dat er verschil mag zijn tussen mensen en iedereen het recht heeft anders te zijn, maar liefst niet te veel. Dat is een paradox en deze bepaalt nog steeds ons inburgeringsbeleid en ons spreken daarover.

Jos Geysels schrijft dat we niet genoeg kunnen zeggen dat onverdraagzaamheid en racisme een kanker in de samenleving zijn. Via de taal en de techniek van de permanente herhaling werden en worden mensen eerst gecategoriseerd als louter een deel van een ‘problematische soort’ en vervolgens gedegradeerd tot een ding dat als onkruid vernietigd kan worden. Dat gebeurt niet in één keer, maar door herhaling en het vanzelfsprekend maken van deze boodschap.

Vorige week werden we geconfronteerd met de beelden van de moord op George Floyd door een blanke politieman. We zagen het bijna onder onze ogen gebeuren. Drie collega’s stonden naast hem en grepen niet in. De omstanders durfden geen tegengeweld gebruiken of zagen te laat wat gebeurde. Het slaat ons met verstomming dat dit kan. Racisme is echter niet alleen in de Verenigde Staten bij vele mensen pijnlijk aanwezig, ook bij ons is het niet ver weg. We erkennen  het vaak niet van onszelf. Tussen alle uitlatingen op het internet  was ik geraakt door deze tekst van Isa Tubbax. (Ik kort de tekst een beetje in):

“Jullie weten dit van mij, normaal schrijf ik hier nooit iets.

Maar vandaag ben ik verdrietig. En boos.

Dus vandaag schrijf ik. Vandaag schrijf ik, voor de man wiens laatste woorden ‘I can’t breathe’ moesten zijn. George Floyd.

Vandaag schrijf ik, voor de man die vannacht naast me in bed lag te huilen. En hij huilt bijna nooit, zelfs niet als hij uien snijdt. Ik hoor hem stilletjes ‘i can’t breathe’ nasnikken.
Ik schrijf voor hem, de man waar ik van hou. Die nu zo boos is, dat hij het liefst de politieagenten persoonlijk zou gaan opzoeken. Maar zijn boosheid probeert te temperen met muziek. Die zo boos en verdrietig is dat hij geen woorden vindt, uit schrik voor wat hij na al die opgekropte woede zou loslaten. Hij is sterk.                                                                                             

Ik schrijf voor al de keren dat hij door de security in de winkel ‘subtiel’ gevolgd wordt, voor de ruzie over mijn identiteitskaart die ik weer vergeten ben. Want wat als we gecontroleerd worden? Ik die vertel dat ik nog nooit gecontroleerd ben op straat, hij honderden keren. En hij is nochtans maar 6 jaar ouder.
Ik schrijf voor de keer op reis, toen ik mijn frieten 14euro99 betaalde, hij zijn frieten gratis kreeg omdat ze hem als dakloos zagen. Wij waren samen, hij droeg zijn hipsterkleren, en toch. Ik schrijf voor de keren dat ze ons niet als geliefden zagen, puur omdat onze huid anders tint. Dat ze dachten dat hij me lastigviel terwijl we al 7 jaar samen slapen.                                                                                                                                              Voor de keer aan de Beurs, dat een politieagent ook zijn keel dichtkneep en z’n honden hem liet bijten. Zonder reden.

Voor de keren dat hij uit de eerste klas coupé werd gekeken, want hij kan toch nooit een eersteklasticket gekocht hebben. Ik schrijf voor alle keren dat mensen hem in het Engels aanspreken in plaats van in het Nederlands.

Ik schrijf omdat hij de straat spontaan oversteekt als hij ’s avonds een meisje of oudere persoon kruist. Zodat ze niet zouden denken dat hij hen wil lastigvallen. Omdat hij zijn bril uitdoet als hij ergens binnenkomt om niet dreigend over te komen. Omdat hij toch telkens weer opnieuw vriendelijk lacht als iemand een racistische mop maakt. Omdat hij ineenkrimpt en agressief wordt als er een politiecombi voorbij rijdt, terwijl ik de sirene niet eens opmerk.

Maar ik schrijf ook voor mezelf, omdat ik al die jaren dacht dat racisme toch bijna verdwenen was.

Ik die vaak genoeg nog steeds niet geloof dat er ergens iets racistisch achter schuilt. Dat hij niet flauw moet doen, het zich niet moet aantrekken.

Omdat ik de nuance niet altijd voel. Maar dat dat even fout is, daarom schrijf ik ook. Want racisme is vaak obvious, maar zit even vaak in details.
Ik schrijf voor de kinderen die we misschien ooit zullen krijgen. Ik hoop dat zij dit nooit zullen moeten schrijven.
Ik schrijf omdat iemand niet genoeg adem kreeg en stierf.”

 

Deze persoonlijke ervaringen spreken een kwetsbare maar duidelijke taal. Het zijn geen cijfers of statistieken, geen theorie of dogma, maar de woorden van iemand die de ontreddering taal geeft.

 

Nu is het woord aan jullie om te delen.

 

 Slotgebed

Onuitsprekelijke,

die God genoemd wordt,

wij gooiden

onze gedachten en onze kleine taal

de hoogte in, in uw richting,

en wij weten bij voorbaat al,

dat al die woorden

weer terugvallen op ons.

Maar als ze dan terugkeren van U,

laat ze door U gezegend zijn,

zoals een malse bui

de grond opnieuw doet ademen,

de aarde nieuw

en vruchtbaar maakt!

Help ons aandachtig te zijn

In ons spreken en doen

zodat wij geen grenzen overschrijden

waardoor we de ander, de kleine mens,

in leven en welzijn bedreigen.

En help ons,

ons te verzetten waar dit wel gebeurt.

Amen!

 

 

Het laatste woord geven we aan een lied.
En dat kunnen jullie zeker meezingen.
‘Een lied over hoe lang nog’.
Het kan in al de vieringen over verzet gezongen worden.
We luisteren naar een opname op de cd ‘De toon van het begin’.
En we tonen het krachtige beeld van Pablo Gargallo, De profeet,
dat in het Middelheimmuseum staat.
Nog een goeie zondag gewenst, en wie weet:
volgende week terug samen in onze Blaisantkerk.

 

Afsluitend lied: Een lied tegen de terreur

Hoe lang nog gaan wij over straten die de dood heeft geplaveid
hoelang nog ademen wij gassen van hogerhand voor ons bereid
hoelang nog geven wij slechts wapens aan een kind dat vraagt om brood
hoelang nog is geweld ons heilig wanneer het onze macht vergroot

wij willen zingen van Gods vrede de nieuwe stad Jeruzalem
wij zullen zien hoe in uw straten de armen lachend gaan.

Hoe lang marcheren wij op wegen die dood heeft aangelegd
hoe lang nog leren wij te haten een volk dat voor zijn vrijheid vecht
hoelang nog voeren wij een oorlog tegen boeren zonder land
hoelang nog plund’ren wij de aarde geven wij gif aan dier en plant

wij willen zingen van Gods vrede de nieuwe stad Jeruzalem
wij zullen minnen in uw poorten de bomen langs de kant.

Hoelang nog blijven wij gehoorzaam aan de planners van dood
hoelang beroven wij de armsten van hun grond en van hun brood
hoelang nog stelen wij de dagen van hun korte levenstijd
hoelang nog zijn wij blind voor liefde is in ons alles haat en nijd

wij willen zingen van Gods vrede de nieuwe stad Jeruzalem
wij zullen drinken uit uw bronnen o God gerechtigheid. 

(T. Dorothee Sölle – M. Mark Joly)

 

*

Blijf verbonden met de gemeenschap van Dominicus Gent:
via de nieuwsbrieven: https://www.dominicusgent.be/nieuwsbrief/
via Facebook ( https://www.facebook.com/Dominicus-Gent-324436994242688/)
Abonneer u nu op ons Youtube-kanaal ( https://www.youtube.com/channel/UCBCXMCRb0cNw8Dd3tMc9elQ)

*

foto G.Vanhercke (monument bij concentratiekamp Mauthausen, met als opschrift: “Menschen, seid wachsam…”)

Indien u meent dat voor een bepaald object het auteursrecht van de auteur of zijn/haar erfgenamen, of het recht op afbeelding geschonden werd, neem dan contact op met ons zodat de situatie kan worden rechtgezet.