Pinksteren 2020: van Messias naar messiaanse gemeente(n)…

Dominicus Gent

Pinksterviering:
van Messias naar messiaanse gemeente(n)…

zondag 31 mei 2020

(online, in corona-tijden)

 

1 Nog meer dan met Pasen, wringt het om Pinksteren zonder het fysiek samenzijn van de gemeenschap te vieren. Toen de dag van Pinksteren aanbrak waren de leerlingen van Jezus immers op één plaats bijeen naar aanleiding van het joodse pinksterfeest. Mij lijkt het alsof dit hele gebeuren van de gave van de Geest intrinsiek verbonden is met de lichamelijke aanwezigheid van mensen bijeen. Ik vraag me af of die Geest gekomen was, mochten ze elk in hun kot gebleven zijn.

Wellicht is dat een heel onchristelijke gedachte niet door de Geest ingegeven maar door quarantainevermoeidheid. Toch is het meer dan ooit duidelijk dat geestkracht en geestdrift niet enkel mentale processen zijn maar ook een fysiek gebeuren. Iets van lichamen samen. En dat die grote eeuwig onbekende Geest alles te maken heeft met wat hoorbaar is, zichtbaar, aanraakbaar.

 

2 We luisteren nu naar het verhaal zoals Lucas het optekent in het boek

Handelingen 2, 1-13

Toen de dag van Pinksteren aanbrak, waren allen bijeen op dezelfde plaats.  2 Plotseling kwam uit de hemel een gedruis alsof er een hevige wind opstak en heel het huis waar zij gezeten waren, was er vol van.  3 Er verscheen hun iets dat op vuur geleek en dat zich, in tongen verdeeld, op ieder van hen neerzette.  4 Zij werden allen vervuld van de heilige Geest en begonnen in vreemde talen te spreken, naargelang de Geest hun te vertolken gaf.  5 Nu woonden er in Jeruzalem Joden, vrome mannen, die afkomstig waren uit alle volkeren onder de hemel.  6 Toen dat geluid ontstond, liep het volk te hoop en tot zijn verbazing hoorde iedereen hen spreken in zijn eigen taal.  7 Zij waren buiten zichzelf en zeiden vol verwondering: “Maar zijn al die daar spreken dan geen Galileeërs?  8 Hoe komt het dan dat ieder van ons hen hoort spreken in zijn eigen moedertaal?  9 Parten, Meden en Elamieten, bewoners van Mesopotamië, van Judea en Kappadocië, van Pontus en Asia,  10 van Frygië en Pamfylië, Egypte en het gebied van Libië bij Cyrene, de Romeinen die hier verblijven,  11 Joden zowel als proselieten, Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze eigen taal spreken van Gods grote daden.”  12 Allen waren buiten zichzelf, wisten niet wat ervan te denken en zeiden tot elkaar: “Wat zou dit betekenen?”  

 

3 Uitleiding

Voor de discipelen was dat pinksterfeest een bijzonder ingrijpend gebeuren. Met de executie van Jezus leek de grootmacht Rome gewonnen te hebben. De beweging die met Jezus begonnen was, lag stil. Ook na de verrijzenis bleven de leerlingen achter gesloten deuren zitten. Geslagen en bang. Wat het lang opgesloten zitten, doet met een mens, hebben we ondertussen allemaal mogen ervaren.

Met Pinksteren wordt die kwetsbare groep boven zichzelf uitgetild.

Teneergeslagen mensen worden enthousiaste verkondigers. Ze worden herschapen. Ze worden bewoond door het leven van God zelf. Wat een transformatie.

Zij zijn gedoopt met de Geest. Die Geest werd van oudsher toebedacht aan de Gezalfde, aan de Messias. Op hem zou een geest van wijsheid,  van inzicht, van goed beleid en sterkte rusten, van kennis en ontzag voor de Levende . Dat verlangen naar een Messias leefde sterk bij het uitgebuite en onderdrukte deel van de joodse bevolking. In crisissituaties hoor je die roep naar sterke of charismatische leiders telkens weer. Ook deze dagen. Zij hadden gehoopt dat Jezus die verwachting zou invullen. Maar het tegendeel gebeurde. Hij werd smadelijk gekruisigd. Het Pinksterverhaal vertelt ons dat de Geest die aan de Messias toegeschreven wordt, nu neerkomt op de verzamelde groep leerlingen. Dat is ongezien en ongehoord. Er was hen enkel beloofd dat ze  niet alléén verder zouden moeten. Maar dat de Geest van de Messias elk van hen en allen samen zou doordesemen, dat was ondenkbaar. Door de geestkracht zijn ze in staat om messiaanse gemeenschappen te vormen waarin de Messias blijvend aanwezig is in de solidaire liefde. Een liefde die op zoek gaat naar de meest uitgeslotenen. Zoals Jezus bij zijn doop in de Jordaan de Geest ontving om aan armen goed nieuws te brengen en Gods rijk van recht te belichamen. Zo is Pinksteren voor Jezus’ leerlingen de geestdoop om op weg te gaan in zijn voetspoor. De onderlinge solidaire liefde maakt  een gemeenschap mogelijk waar geen Jood of Griek meer is, geen slaaf of vrije, geen man en vrouw, maar eenheid in Jezus Christus. 

In de kalendertijd was Pinksteren oorspronkelijk een natuurfeest. Het einde van de oogst van gerst en het begin van de tarwe-oogst. De vruchten van het veld werden als gave aangeboden en een deel geofferd.  Als dank en vanuit het diepe besef dat de natuur nooit een eigendom kan zijn. Maar gegeven is. Een gave die een eerbiedige relatie vraagt.

Dit feest werd door het volk van Israël gehistoriseerd. Op en bij het oogstfeest, als onderste laag (er is immers geen hemel zonder aarde) viert en gedenkt Israël zijn verbond met God. Ze verbinden met het bestaande oogstfeest een historisch moment. Namelijk Mozes die op de SinaÏ de Thora ontvangt. De Wet, kort samengevat in de 10 geboden. Die Wet toont hen de weg naar de opbouw van een  samenleving in vrijheid en gelijkwaardigheid. Dit is het tweede niveau. Tot op vandaag is dit de betekenis van het Pinksterfeest bij de joden: vreugde om de Thora.

Ten slotte wordt als derde laag op het stramien van een natuurfeest (1) en het joodse vieren van het verbond met de Thora (2) een nieuw historisch gebeuren herdacht: de gave van de Heilige Geest. Het paasgeschenk van Jezus, het nieuwe verbond waarbij de Wet niet op stenen tafels wordt gegraveerd maar in het hart van de verzamelde groep leerlingen.

In de liturgie van ons Pinksterfeest worden die drie lagen mee-ervaren.

Het lied van de 50ste dag, dat we zo meteen zingen, laat die verschillende lagen oplichten en verbindt het verhaal van landbouwers met het joodse volk en met de volgelingen van Jezus.

De titel is ontleend aan het joodse Pinksterfeest dat 7 weken na Pesach, Pasen wordt gevierd en dat de gelovige joden eergisteren, vrijdagavond en zaterdag gevierd werd.

De  eerste strofe beschrijft het dode lichaam en het doodgebloede project van Jezus maar ook de verwoeste tempel van het jaar 70 in de door Romeinen geplunderde stad Jeruzalem.

Toen leek er geen hoop meer, voor de volgelingen van de man uit Nazareth, en na het jaar 70 geen toekomst voor het volk van Israël.

Toch blijft de aarde vrucht dragen, volle schoven zelfs.

En terwijl de leerlingen samen zijn ter gelegenheid van het oogstfeest, gebeurt wat de lezing vandaag beschrijft en waarin ook wij mogen delen :

liefde, hoog oprijzende liefde – geest die ons tot levend brood maakt voor grote menigten.

 

 

4 Aansteken van de kaarsjes voor de overledenen

 

5 Veni Sancte Spiritus…

Om de één of andere reden ligt het verhaal van Pinksteren me niet. Het is me iets te spectaculair, te theatraal. te hollywoodiaans. Het doet me te veel denken aan die Amerikaanse Pinksterkerk-predikers die, met veel te veel theater, de suggestie wekken dat ze mensen genezen of van een duivel verlossen. Het is me allemaal een beetje té. Enfin, ik hou er niet van.
Het past niet in mijn Geest-beeld. Zo ken ik haar niet, de Geest.

En ik ben daar wellicht niet de enige mee. Zo slaat één van de belangrijkste Pinksterhymnen die sinds de Middeleeuwen gezongen worden, een heel andere toon aan. De sequens “Veni Sancte Spiritus”, “Kom Heilige Geest” dateert van om en bij 1200. Geschreven in een bijzonder spirituele periode van onze geschiedenis waarin Dominicus en Franciscus rondtrokken en ook andere geloofsgroepen heel erg met de Geest opliepen. Letterlijk een spirituele tijd dus. De tekst oogt nog verrassend actueel. Ik lees hem even voor:

 

Kom, Heilige Geest,
zend voort de hemelse straal
van uw licht

Kom, vader van de armen,
kom gever van geschenken,
kom, licht van het hart.

Allerbeste trooster,
zachte gastheer van de ziel,
zoete troost.

Rust bij het werk,
verfrissing bij hitte,
vertroosting bij verdriet.

O, allerzaligst licht,
vul het binnenste van het hart
van uw gelovigen.

Zonder uw godelijke macht,
is er niets in de mens,
is er niets onschuldigs.

Reinig wat vuil is,
maak nat wat droog is,
genees wat gewond is.

Maak soepel wat stroef is,
verwarm wat koud is,
leid wat afgeweken is.

Schenk uw gelovigen,
die vertrouwen op u,
de zevenvoudige heilige giften.

Schenk voldoening voor weldaden,
schenk het uiteindelijke heil,
schenk de eeuwige vreugde.

Amen. Halleluja.

De Geest is in dit gebed niet in een donderende stormwind, niet in luid gedruis, er komen geen drommen mensen toegesneld. Ik denk bij het lezen ervan eerder aan zachte bries, amper voelbaar, maar zeer aanwezig. Tezamen met de vraag om aanwezigheid, klinkt in de tekst ook een diep vertrouwen door. De dichter getuigt van een diepe verbondenheid met die Geest. Als je zoiets kan schrijven, dan heb je wellicht al bekomen wat je vraagt.

“Kom Heilige Geest, allerbeste trooster, rust bij het werk, verfrissing bij hitte, vertroosting bij verdriet”.
Geen grootse spectaculaire dingen zijn het, die van de Geest verwacht worden. De dichter beschrijft een ervaring van aanwezigheid in het alledaagse leven, in alle dingen, in de rust bij het even stilvallen bij het werken, bij wat het hoofd koel houdt en je niet ongeremd meesleurt, wanneer een troostende arm om je schouder wordt gelegd. Weldadige dingen, dingen die deugd doen en waarvan we in deze tijden misschien moeten dromen. Hij deugt, die Geest, hij doet deugd.

“Genees wat verwond is, maak soepel wat stroef is, verwarm wat koud is, leid wat afgeweken is.” En ook wat gevraagd wordt, lijkt niet zo opzienbarend, of misschien door de eenvoud ervan juist wel. Er gaat een rotsvast geloof van uit dat de dingen anders kunnen, dat de Geest een nieuwe wind kan doen waaien, de vastgeroeste evidenties wat los schudt, de kilte in het leven wegblaast. Het is het beeld van een Goede Herder die op zoek gaat naar dat ene verloren schaap, of van een genezer, een heel-maker, een weer-tot-leven-wekker, een vader voor de armen, een zachte gastheer waarbij we met ons hele zijn mogen thuiskomen.

Je kan dit op twee manieren lezen: als een persoonlijk gebed, toegepast op je eigen leven. Wanneer je beseft dat je onder verdriet gebukt gaat, of gewond bent, of verdwaald in het leven. Dan vind je in dit gebed vertrouwen dat het toch goed komt, ook al weet je nog helemaal niet hoe. Maar je kan het evengoed lezen als een gebed voor de wereld om je heen. Een wereld waar nogal wat moet geheeld worden, een wereld waarin mensen verdwalen, waar stroefheid en hardheid mensen kan platslaan, waar vervuiling het leven bedreigt (reinig wat vuil is). Geen aanklacht, geen beschuldiging, alleen een bede om mensen tot hun recht te brengen. Kom, Heilige Geest, laat een nieuwe wind waaien, niet de verpletterende stormwind die mensen plat slaat, naar adem doet happen, maar één die zuurstof geeft en nieuwe levensadem. Omdat de wereld zo anders is, moeten we om die Geest blijven bidden.

We krijgen hier een intimistisch, verinnerlijkt beeld van de Geest. En het gebed bidden doet iets met ons, het maakt ons die Geest eigen, zij komt over ons. Zoals we het soms lezen of horen: “de Geest is over mij gekomen en rust op mij”
De Geest rust op mij. Hij is niet alleen onze rust tijdens het werk, wij worden ook zijn rust. Zij is onze gastheer en onze gast, onze zielsbewoner, zoals Oosterhuis het vertaald heeft.
“De Geest van God rust op ons” betekent ook dat wij zijn steun zijn, dat onze steun nodig is om echt werkzaam te kunnen zijn. De Geest zelf geeft ons daarvoor de werktuigen in handen. In het gebed komt dit tot tweemaal toe aan bod: hij wordt “gever van geschenken” genoemd, en later lezen we nog: “Schenk aan hen die u vertrouwen de zevenvoudige heilige giften”.
We zitten daarmee bij wat Paulus schrijft in zijn eerste Korintiërsbrief: “de Geest schenkt ons gaven en juist daaraan kunnen we zien dat de Geest werkzaam is”. Die gaven zijn niet min: wijsheid, kennis, geloof, geneeskracht, profetie, onderscheid en enthousiasme. De tijd is te beperkt om er in detail over uit te weiden, maar ik doe er toch heel kort een paar. De wijsheid doet denken aan koning Salomon die juist die gave vroeg, en daarmee de kunde bedoelde om alles met de ogen van God te kunnen zien. De kennis is niet alleen het kennen door wetenschap en studie, maar ook het inzicht hoe het goddelijke in elk schepsel aanwezig is. Het vermogen tot onderscheid om te herkennen wat een mens tot recht brengt en wat hem daarvan afbrengt.
En nu zie ik jullie al denken: “amai, ik mis er wel een paar…”. Wees niet ongerust, want ook zo werkt de Geest: de één is beter in profeterend spreken, de ander is meer de stille wijze die af en toe eens de nagel op de kop slaat, nog een ander heeft het talent troost te brengen. Het is zeldzaam dat iemand alle gaven gekregen heeft en het doet er ook niet toe: het toont alleen dat we elkaar nodig hebben om samen een nieuwe wind te laten waaien, om de Geest alle kansen te geven.

Zo alleen zorgen we samen voor heil en zal er heelheid zijn voor allen. Als dat geen bron van volgehouden vreugde is. Wat een fenomenaal visioen… zo kunnen leven, zou dat niet geestig zijn?

6 Slotgebed

Om de gave van wijsheid bidden wij,
Dat wij de dwaasheid onderkennen
van het recht van de sterkste,
dat wij de waanzin te boven komen
van de paraatheid tot geweld
zonder overlevenden.

Om de gave van kennis bidden wi
Dat wij ons intellect niet uitleveren
aan racisten en handelaars in ongelijkheid;
dat wij onze creativiteit
niet uit handen geven
aan de verachters van gerechtigheid.

Om de gave van geloof bidden wij.
Dat wij de droom niet prijsgeven
over een mogelijk rechtvaardige wereld
en een met respect bewoonde aarde;
dat niet verstommen zal in ons
het visioen van alles voor allen.

Om de gave van geneeskracht bidden wij.
Dat de arts in ons
het wint van de beul;
dat de liefde van de doden
de moordenaars zal overleven.

Om de gave van profetie bidden wij.
Dat wij oog en oor hebben
voor ongeziene en ongehoorde;
dat wij in de minster der mensen
onze enige en eigen toekomst schouwen.

Om de gave van het onderscheid bidden wij.
Dat wij weten en scherp aanvoelen
wat recht en slecht is,
waarheid en leugen,
dat wij onszelf mogen kennen en weten
waar wij heersers en dienaars zijn.

Om de gave van enthousiasme bidden wij.
Dat het geloof in bevrijding
ons is aan te zien;
dat het verlangen naar echte vrede
uit onze solidariteit valt af te lezen,;
dat wij als gewone en hedendaagse stervelingen
toch voelbaar, zichtbaar mensen van
Gods toekomst zijn.

(Jan van Opbergen)

 

 

Blijf verbonden met de gemeenschap van Dominicus Gent:
via de nieuwsbrieven: https://www.dominicusgent.be/nieuwsbrief/
via Facebook ( https://www.facebook.com/Dominicus-Gent-324436994242688/)
Abonneer u nu op ons Youtube-kanaal ( https://www.youtube.com/channel/UCBCXMCRb0cNw8Dd3tMc9elQ)

*

Indien u meent dat voor een bepaald object het auteursrecht van de auteur of zijn/haar erfgenamen, of het recht op afbeelding geschonden werd, neem dan contact op met ons zodat de situatie kan worden rechtgezet.