Verzet en overgave in psalmen en stilte (4)

Dominicus Gent

Viering van zondag 7 april ’19

Verzet en overgave in psalmen en stilte (4)

 

 

Goede morgen en hartelijk welkom.

Vandaag laatste viering in een reeks rond verzet en overgave.
Hilde en ik lieten ons inspireren door enerzijds Bieke Vandekerckhove
en haar krachtige manier van in het leven staan.
Althans, dat heeft ze gaandeweg geleerd. Door verzet en overgave. 

Anderzijds verwoorden psalmen wat wijzelf uitroepen,
ervaren of stamelend prevelen.
Omdat wanneer ik deze woorden laat doordringen,
zij mij dwingen tot verzet.
Of is het een uiting van een overgave, die berusting overstijgt?

Mag ik Tom vragen om de paaskaars aan te steken?
Dit licht overstijgt ons menselijk weten.

 

De smaak van stilte

 

In deze viering wil ik iets vertellen over verzet en overgave van iemand die sommigen van ons ontmoet hebben en enkelen van heel dichtbij: Bieke Vandekerckhove. In 2010 schreef zij een boek: De smaak van stilte. Daarin beschrijft ze haar worstelingen met het aanvaarden van haar ziekte ALS op jonge leeftijd.

Ik heb het boek al enkele keren gelezen en ook nu opnieuw voor deze viering. Telkens weer raakt Bieke mij met de verwoording van haar zoeken naar zingeving. Je kan het boek willekeurig openslaan en in een kort hoofdstuk een kernachtige beschrijving vinden van hoe een gebeurtenis, ontmoeting, een tekst haar geholpen heeft. Het is ook een schatkist van citaten en verwijzingen naar andere boeken. Zo beschrijft Bieke dat ze een klein schriftje had waar ze allerlei passages uit boeken in opschreef die haar raakten. Ik heb dat ook een hele tijd gedaan en doe het af en toe nog.
Bieke was te gast in Mirte in de periode dat het boek verscheen. Zij getuigde in het zaaltje beneden en wisselde haar beschouwingen af met korte met zorg uitgekozen animatiefilmpjes. Later ontmoette ik haar opnieuw een dag lang toen Dirk en ik een opleiding volgden.

Toen Bieke 19 jaar was kreeg ze de ziekte ALS. De levensverwachting was twee tot vijf jaar. Als jonge student psychologie viel haar toekomstperspectief volledig weg. Na enkele jaren stabiliseerde de ziekte zich. Bieke bleef verlamd aan haar armen. Ze wist dat op een bepaald moment de ziekte weer zou verder gaan, maar niet wanneer. Zij is overleden op 7 september 2015.
In haar boek beschrijft ze haar worsteling met de ziekte ALS met een koan (een koan is een paradox uit het zenboeddhisme): ‘Ga staan waar geen plek is om te staan’. Het is een koan van de moderne Japanse zenmeester Hisamatsu. Zo ervaart Bieke haar leven op dat moment: ‘Voor mij was het geen keuze dit te doen. Ik werd op die plek ‘gesmeten’. Het leven heeft me op een plek geduwd waar ik helemaal niet wilde staan.’

Ze schrijft over de eerste ontmoeting met spiritualiteit door de monniken van de abdij van Westvleteren.
Eerst was er de ervaring van de stilte. Een vriend stelt haar voor naar de abdij in Westvleteren te gaan en er drie dagen te blijven en niet met elkaar te praten. Bieke beschrijft dat ze de uitdaging aangaat en zich hield aan de stilte zoals ze de monniken zag doen: in stilte op een bankje zitten, alleen met zichzelf. Ze schrijft:
“Tijdens het jaar daarvoor was ik op zoveel muren gebotst dat ik er bij wijze van spreken alleen nog maar bij kon gaan zitten… wanhopig, ten einde raad. Ik zat volledig aan de grond. Ik begrijp er nog altijd niets van. Ik heb in die drie dagen met niemand gesproken. Ik heb daar gewoon in stilte gezeten. Bij mijn vertrek was mijn situatie even hopeloos, maar tot mijn stomme verbazing en die van mijn huisgenoten ben ik lachend thuis gekomen, zonder te weten hoe en waarom. Het heeft me nooit meer losgelaten. Het is het begin geweest van mijn weg met en in de stilte. Het tekent mijn leven.” In de boeken van Etty Hillesum ontmoet ze het Duitse woord: ‘hineinhorchen’: ‘naar binnen luisteren en daar ‘wachten tot je vanbinnen één grote ruimte wordt, zonder het geniepige struikgewas dat het uitzicht belemmert. Dat er dus iets van God in je komt. Wachten tot er iets wil smelten en iets wil gaan vloeien in je’.

Naast het ontdekken van de stilte komt Bieke in de abdijen in contact met de psalmen, die voor haar ook heel veel gaan betekenen. Niet alleen de tekst van de psalmen, maar ook het samen zingen en herhalen er van:
“Verspreid over twee weken zingen monniken de psalmen, alle honderdvijftig. In de vierde eeuw na Christus baden kluizenaars in de Egyptische woestijn ze zelfs elke dag. Uit het hoofd nog wel. Het is de kracht van de benedictijnse traditie! Door die teksten zo vaak te zingen, blijven ze in de loop van de dag door je gedachten spelen, zoals wij met een liedje van de radio in ons hoofd kunnen zitten. Ze borrelen te pas en te onpas op, en bewegen zo het hart van degene die ermee in zijn hoofd zit tot een gerichtheid op het wezenlijke. Ik heb het aan den lijve ervaren, tijdens het jaar dat ik bij de benedictinessen van Sint-Lioba geleefd heb, als een zegen en als een rijkdom.”
De psalmen laten ‘alle diepmenselijke gevoelens aan het woord, van dankbaarheid en ontroering tot ontgoocheling, afgunst, haat, angst, verdriet, en zelfs ongeloof. De psalmen schuwen de werkelijkheid niet. Ze gaan de vele tegenstellingen van het leven niet uit de weg, maar gaan juist op weg in het spanningsveld van al die tegenstellingen. Met vallen en opstaan, al lovend en al vloekend. … zo ken ik ook geen hartstochtelijker schreeuw om rechtvaardigheid dan die in de psalmen, en tegelijk wemelen ze van moordlustige gedachten en onrechtvaardigheden.” “…. Al wat er in ons hart huist staat er open en bloot. Daar wordt nogal gevloekt. Daar schrikken ze er niet voor terug om in hun negatieve gevoelens te gaan staan. Als je die teksten reciteert komt je eigen donkerte aan de oppervlakte, en dat is bevrijdend. De psalmen hebben mij gered toen ik als meisje van 19 mijn hele toekomst in rook zag opgaan.”
In de psalmen wisselen verzet en overgave zich af, voor Bieke betekende dit een hulp en een redding in het zich uiteenzetten met haar levensbedreigende ziekte.
Het zingen van de psalmen geeft ook uitdrukking geven aan een wereldwijde verbondenheid. Ze brengen een paradoxale dynamiek op gang van in en uit jezelf getrokken worden. Ze richten zich tot God zonder in te vullen wie of wat die God nu eigenlijk is. Dit herkent Bieke ook in de teksten van Huub Oosterhuis.

Later leert ze een tweede spirituele stroom kennen, nl. die van het Zenboeddhisme. En het beoefenen hiervan zal haar ook steunen en inspireren op haar weg.
Bieke gaat in haar zoeken naar zingeving diepe verbindingen aan met mensen, met kunst en literatuur. Ze beschrijft dit in een eenvoudige taal die mij direct aanspreekt en een inspiratie en hulp is op moeilijke momenten. Elke dag van haar leven is een daad van verzet tegen de doem van een mogelijk zinloos leven. Verzet en overgave zitten in haar dagelijks leven verweven. Met overgave legt ze zich toe op het beoefenen van stilte en zoeken naar zingeving .

Lezing: Psalm 139

Gij
Gij peilt mijn hart,Gij doorgrondt mij.
Gij weet mijn gaan en mijn staan.

Gij kent mijn gedachten van verre,
mijn reizen en trekken, mijn rusten.

Mijn wegen, alle, zijn U bekend-
ieder woord dat komt op mijn lippen,
onuitgesproken nog, Gij hoort het al.

Achter mij zijt Gij en voor mij uit.
Gij legt uw handen op mij.
Dit is wat ik niet kan begrijpen,
niet denken, dit gaat mij te boven.

Hoe zou ik uw adem ontkomen,
waarheen vluchten voor uw aangezicht.

Beklim ik de hemel, daar zijt Gij,
daal ik af in de aarde, daar vind ik U ook.

Had ik vleugels van morgenrood,
vloog ik over de verste zeeën,
ook daar Gij, uw hand,
uw rechterhand die mij vasthoudt.

Zou ik roepen: ‘Duisternis, bedek mij,
licht, verander in nacht’-
voor U bestaat de duisternis niet.
Voor U is de nacht even licht als de dag,
de duisternis even stralend als het licht.

Uw schepping ben ik in hart en nieren,
Gij hebt mij geweven in de schoot van mijn moeder.

Ik wil U bedanken daarvoor,
dat Gij mij ontzagwekkend gemaakt hebt.

Mijn ziel en gebeente door U gekend,
in mij was niets voor uw ogen verborgen
toen ik werd gevormd in het diepste geheim,
prachtig gevlochten in de schoot van de aarde.

Ik was nog ongeboren, Gij had mij al gezien
en al mijns levensdagen stonden in uw boek
nog vóór Gij er één had gemaakt.

Gij, Eeuwige, peil nu mijn hart, doorgrond mij,
toets mijn verborgen gedachten.

Ik ben toch niet op een doodlopende weg?
Leid mij voort op de weg van uw dagen.

(versie Oosterhuis)

 

Overweging over de psalmen

In 1967, ruim 50 jaar geleden bracht Huub Oosterhuis zijn boekje uit “50 Psalmen – proeve van een nieuwe vertaling“. Het KUC heeft van bij het ontstaan ook Oosterhuis als leidraad en inspiratiebron gebruikt. Ook ikzelf maakte kennis met dit werk in de loop van de zeventiger jaren. Mijn beduimeld exemplaar was toen reeds aan de 7e herdruk toe. Ik kreeg het cadeau van mijn scoutsaalmoezenier. En het werd gaandeweg een openbaring en inspiratiebron. Met beklijvende woorden, die uitdrukking zijn van mijn zoekend worstelen naar God.

Met dit werk wou Oosterhuis de oorspronkelijke Joods-bijbelse inspiratie van onder het stof halen. Maar vooral de grondteksten ontsluiten en verstaanbaar maken voor en vanuit de hedendaagse tijd. Het werd gaandeweg zijn persoonlijke meditatie. Wat 50 jaar later uitmondde in zijn “150 Psalmen – vrij“.
Het is de aanspreekbaarheid van God. Geen verre onbereikbare God. Maar een God tot wie ik mij kan richten. En dat met alles wat eigen is aan een mens: dankbaarheid, verrukking en verwondering, maar ook twijfel, boosheid, angst en verzet. Psalmen zijn dan niet enkel expressie van ons gevoelsleven. Maar brengen verdieping, voeding voor ons innerlijk leven.
Ik werd toen – en nu – geraakt door de prachtige, ontroerende psalmen. Naast teksten die ik als erg weerbarstig kan ervaren. En dan hebben wij snel de neiging bij het laten binnendringen van deze teksten moeilijke delen weg te laten. Omdat het ons beter uitkomt. Of omdat ze exact verwoorden wat wijzelf ervaren of stamelend verwoorden. Omdat ze mij dwingen tot verzet. Of is het een uiting van een overgave, die berusting overstijgt? Of we stellen ons de vraag: “ zijn ze bidbaar “?“ kunnen we ze vandaag in de mond nemen als gebed?

Met psalm 139 heb ik toch een bijzondere verbinding. Het ik – jij dat vele psalmgedichten kenmerkt bereikt hier een hoogtepunt.

Gij, gij peilt mijn hart, Gij doorgrondt mij.
Gij weet mijn gaan en mijn staan.
Gij kent mijn gedachten van verre,
mijn reizen en trekken, mijn rusten.
Mijn wegen, alle, zijn U bekend- Ieder woord dat komt op mijn lippen,
Onuitgesproken nog, Gij hoort het al.

Hierin schittert de psalmist, hij verwoordt wat ikzelf soms ervaar: Mooi en rustbrengend, vertrouwen gevend, want wat is er mooier dan: “een God die jou kent“ Je hoeft je niet eens voor God te schamen, want hij kent je, door en door. Ik omschrijf het als: “God is altijd met je bezig“ en dàt te weten wekt bewondering, vreugde en dankbaarheid. Maar maakt me evenzeer opstandig omdat niet alles loopt zoals ik het gedroomd heb. Omdat bij tegenslag, of ingrijpende ziekte God ver weg kan zijn. Ook aan deze ervaring ontkom ik helaas niet met ouder worden.
De schrijver gebruikt soms heldere, maar ook dikwijls moeilijke woorden. Moeilijk omdat ze raken in de kern. Waar wij het niet altijd willen.

Hoe Huub Oosterhuis op krachtige wijze verwoordt en zinvol kleur geeft is voor mij steeds opnieuw een openbaring, ook en vooral in Psalm 139. “Gij weet mijn gaan en staan. Mijn wegen, alle, zijn U bekend. Hoe zou ik uw adem ontkomen, waarheen vluchten voor uw aangezicht.”

Voor de psalmist is verzet en overgave de meest krachtige uitdrukking van zich gedragen, geborgen weten. Geen verstoppertje, geen vluchten, geen angst, maar een overgave, een zich gedragen weten.
Wij mogen, net als de psalmdichter, de hemel bestormen en vragen of God voor ons wil strijden. Dat is de ene kant. Er is ook een andere kant. Verzet moet samengaan met overgave. Vasthouden moet samengaan met loslaten. Verzet zonder overgave leidt tot krampachtigheid en wanhoop als de strijd niet gewonnen kan worden. Vasthouden zonder loslaten zal juist leiden tot definitief verliezen. Het geheim zit ‘m in de samenhang van die twee. Overgave zonder verzet kan ook niet. Dat is capituleren, het hoofd in de schoot leggen. Loslaten zonder vasthouden is een vorm van onverschilligheid of doffe berusting.
Strijd en loslaten horen bij elkaar naarmate je intenser betrokken bent op datgene dat (of diegene die) je moet loslaten. Die strijd is soms een merkbare worsteling voor anderen. Soms is het een innerlijk gevecht waarvan anderen weinig merken.