Van gave naar overgave – Gn 24 – 25


Viering van zondag 14 april 2013

Hartelijk welkom in deze viering op deze zondag, die zich aandient als een echte zon-dag, een belofte van licht en warmte om ons heen.

Uit Psalm 119:

“Gelukkig allen die uw wegen gaan,
rechttoe rechtaan, al doende uw Thora.
Gelukkig allen die de Afspraak houden
die U zoeken uit de grond van hun hart.
Wees gelukkig, doe het onrecht niet,
hebt Gij gezegd – en ik vernam uw stem
(ontsteken paaskaars)

Verleden week maakten wij kennis met Kaspar en Hobbes, de strippenfiguren uit de Standaard.  Wij hoorden hoe Kaspar zich boos maakte op Hobbes; zo geprikkeld als Kaspar was om de inhoud te kennen van de brief die Hobbes kreeg.  Die laatste deed de brief maar niet open, zo genietend van het moment dat hij voor het eerst in zijn leven een brief kreeg.

Het was de insteek om aan te geven hoe we leven vanuit datgene wat ons gegeven is, hoe het gelukkig kan maken verder te geven van dat wat we ontvangen hebben.  De wisselwerking van geven en ontvangen als een stroom van leven.

Kan deze wisselwerking leiden tot een gevoel van overgave, tot een diepgaander gevoel van vertrouwen in het dragende mysterie van ons bestaan ?

Als uitnodiging om hierover na te denken vertelt Ingrid een oud Bijbelverhaal.  Willem we daarom de viering openzingen met het Schriftlied.

Die chaos schiep tot mensenland,
die mensen riep tot zinsverband,
Hij schreef ons tot bescherming,
zijn handvest van ontferming,
Hij schreef ons vrij, met eigen hand.
Schrift die mensenoorsprong schrijft.
Woord dat trouw blijft.
Dat boek waarin getekend staan,
gezichten, zielen, naam voor naam,
hun overslaande liefde,
hun overgaande liefde,
hun weeën, die niet overgaan.
Schrift die mensendagen schrijft.
Licht dat aanblijft.
Zijn onvergankelijk testament:
dat Hij ons in de dood nog kent –
de dagen van ons leven
ten dode opgeschreven,
ten eeuwig leven omgewend.
Schrift die mensentoekomst schrijft.
Naam die trouw blijft.
                                     (Huub Oosterhuis)

 

Navertelling Genesis 24, 25

Wat voorafging: Abraham is weggetrokken uit zijn geboorteland omdat God hem daartoe de opdracht gaf. God beloofde hem dat zijn nakomelingen even talrijk als de sterren zouden worden en dat ze het land Kanaän zouden bezitten.

Abraham wordt oud en nu zijn Sara gestorven is voelt hij dat er hem niet zoveel tijd meer rest. In dit land van Kanaän is hij nog steeds een vreemde. Hij heeft wel al een stukje land dat hij het zijne mag noemen, maar van die nakomelingen zal er niet veel in huis komen zolang Isaak geen vrouw heeft.

En dat is een probleem, want Abraham heeft geen goed oog in de vrouwen van de streek waar ze nu verblijven. Nee, de vrouw voor Isaak moet uit eigen rangen komen, uit de streek vanwaar ze afkomstig zijn. Daarom doet hij zijn oudste knecht een zware eed afleggen: hij zal voor Isaak een vrouw zoeken bij de familie van Abraham.

“Ja maar” sputtert de knecht tegen, “wat als ze niet mee wil komen? Zal ik dan met Isaak naar daar gaan?”

Dat laatste kan in geen geval, daarin is Abraham duidelijk, en hij verzekert zijn knecht dat God die hem op weg heeft doen gaan naar dit land, een engel voor hem uit zal sturen zodat de knecht ginder een vrouw zal vinden. Indien ze niet mee wil komen, dan is de knecht van zijn eed ontslagen.

Met tien kamelen en allerlei kostbaarheden vertrekt de knecht naar Aram-Naharaïm, de stad waar Nachor woont, de broer van Abraham. Hij komt daar bij de waterbron aan tegen de avond, als de vrouwen van de stad  water komen putten. Al die vrouwen….Hoe moet hij daar nu de juiste vrouw uit zoeken? De knecht wendt zich tot God:
” Als u mijn meester Abraham genegen bent, laat het dan zo gebeuren: laat het meisje dat ik vraag om haar kruik van haar schouder te halen om mij te drinken te geven en dat antwoordt “Ga uw gang, ik zal ook de kamelen te drinken geven” het meisje zijn dat u bestemd hebt  voor uw dienaar Isaak. Als zij zo reageert zal ik weten dat U mijn meester genegen bent”

Hij is nog niet uitgesproken of Rebekka komt uit de stad met haar kruik op haar schouder. Zij is de dochter van Betuël, en die is de zoon van Milka en Nachor, Abrahams broer. Rebekka is heel mooi en ook nog maagd. Ze is dus nog vrij. Maar dat weet de knecht natuurlijk nog niet. Nadat ze haar kruik gevuld heeft snelt hij haar tegemoet en vraagt haar:
” Mag ik wat water drinken uit uw kruik aub?”
“ Ga uw gang heer” antwoordt Rebekka en ze laat haar kruik van haar schouder glijden.  Nadat de knecht genoeg gedronken heeft zegt ze:
” Ik zal ook voor uw kamelen putten tot ze genoeg hebben.”
Zo gezegd zo gedaan. Ze loopt ettelijke keren heen en weer eer alle kamelen verzadigd zijn. Ondertussen kijkt de knecht stilletjes toe terwijl hij zich afvraagt of de Heer hem nu heeft doen slagen of niet.

Als alle kamelen genoeg gedronken hebben geeft hij Rebekka  een zware gouden neusring en twee gouden armbanden en vraagt haar wie zij is en of er in haar vaders huis ruimte is om te overnachten.

Als blijkt dat Rebekka een kleindochter is van Nachor, en dat de knecht bij haar thuis kan overnachten (er is stro, voer en plaats genoeg) valt hij op zijn knieën om de god van Abraham te bedanken dat hij hem naar Abrahams familie gebracht heeft.

Ondertussen is Rebekka naar huis gelopen en vertelt ze haar moeder wat er gebeurd is. Laban, de broer van Rebekka, ziet de gouden sieraden en haast zich naar de vreemdeling, die hij ijverig uitnodigt naar zijn huis. Vooraleer ze eten vertelt de knecht wie hij is en wie zijn meester is. Dat het Abraham goed is vergaan, dat hij maar een zoon heeft die hij alles zal nalaten en voor wie hij een vrouw zoekt. Een goede vrouw…die afkomstig is uit Abrahams familie.
“Ik heb een eed gezworen dat ik zo’n vrouw meebreng voor Isaak” zegt hij. “en ik heb God gevraagd van mij de juiste vrouw aan te wijzen… zo heb ik Rebekka gevonden. Maar indien het niet kan, zeg het me dan, zodat ik ergens anders kan gaan zoeken”
Betuël en Laban zien Gods hand aan het werk , willen niet tegen Gods wil ingaan en geven Rebekka als vrouw voor Isaak. Bij een dispuut de volgende morgen over de vertrekdatum mag Rebekka eindelijk zelf een keuze maken: ze beslist om dezelfde dag nog te vertrekken.

Isaak  ziet haar voor het eerst als hij terugkomt van de bron van Lachaï -Roi waar hij treurde om zijn moeder. Hij brengt haar naar zijn moeders tent en daar wordt Rebekka zijn vrouw.  En na verloop van tijd gaan die twee van elkaar houden.

Rebekka blijft echter vele jaren onvruchtbaar.  Zij is er blijkbaar gerust in want je leest niets over enige poging van haar om dat te veranderen. Isaak echter bid vurig tot God bid dat Rebekka zwanger zou mogen worden. En zie, na enige tijd blijkt het te werken: Rebekka wordt zwanger van een tweeling. Maar het is niet alles rozengeur en zonneschijn: die twee zitten al van in haar schoot in elkaars haren.  
En inderdaad, bij de geboorte  krijgt ze twee totaal verschillende kinderen die al vroeg twee verschillende wegen gaan…maar dat is een ander verhaal.

LIED VAN REBEKKA 

Ik was rondom de bron
rondom de waterwel
de vorstelijke bron.
Ik putte uit de grond
het water dat verblijdt.
Ik drenkte dier en mens.
Een nacht had ik een droom:
ik was die bron, maar leeg
ik had een schoot van steen.
Er kwam een vreemdeling,
vroeg mij te gaan met hem
naar een wijd land. Ik ging.
Een weg die nog niet was.
Ik heb mijn lijf gestrekt.
Ik werd een vrouw die weet.
Ik kreeg een levenslot
een plaats onder de zon.
Gesloten bleef mijn schoot.
Geopend werd mijn schoot.
Twee zonen bracht ik voort,
twee stromen van mijn bloed.
Ik draag mijn eigen naam.
Er is geen weg terug.
Mijn liefde is voorgoed. 

(Oosterhuis)

 

Toelichting: van gave naar overgave

Het is jammer genoeg in de bijbel ook het geval: vrouwen hebben zo weinig te zeggen in hun eigen leven.  Hun grote levenskeuzes lijken gebonden aan de toestemming van ouders en broers.

Zo gebeurt ook Rebecca.  In al haar gratie bedient zij een vreemdeling die in opdracht werkt van een ver familielid uit Kanaän.  Die vreemdeling heeft zijn oog op haar laten vallen in opdracht van zijn heer, haar broer beschikt en geeft toestemming om mee te gaan.  Het verhaal maakt niet echt duidelijk of het met of tegen haar goesting was.  Voor de bijbelse schrijver was dit misschien helemaal niet belangrijk.

Wat blijkt uit het verhaal: dat zij onvruchtbaar is.  En dat is bijbelse beeldspraak voor iemand in wie het verlangen en het leven gevangen zit.

Misschien kunt u zich ook een gevoel van afgeblokt verlangen herinneren in uw eigen leven.  Misschien stond u voor situaties waarvoor u niet of nauwelijks gekozen hebt.  Misschien kent u het gevoel dat zit achter de vraag: “is dat nu mijn leven, voorgoed ?”  Dat gevoel kunnen wij zelfs ook ondergaan in situaties waarvoor we gekozen hebben: terechtkomen in een mooi beroep in aansluiting met het diploma en dan toch komen tot die vaststelling vroeg of laat: “is het dat maar?”

Het lijkt dan dat wij niet kunnen zien over de grenzen van het leven zoals het zich bij ons aandient.  Bieke Vandekerckhove schrijft daar ook over in haar boek “De smaak van stilte”.  Zij kreeg op negentienjarige leeftijd een ernstige spierziekte.  Haar levensruimte schrompelde in elkaar tot een ononderbroken toestand van afhankelijkheid.  Enkel een beperkt lezen, een beperkt schrijven op een aangepaste computer en een beperkt spreken bleven voor haar als activiteit nog over.  Zij zag voor zich een leven met veel zinloze onontkoombare verveling.

Onze samenleving lijkt ons af te houden van die confrontatie met leegte.  Een eindeloos aanbod schept de illusie dat wij een gevoel van leegheid, saaiheid en verveling zonder meer uit de weg kunnen gaan.  Monniken staan met hun manier van leven gewoon haaks op onze samenleving.  Bieke Vandekerckhove schrijft: “Daar zag ik mensen die een uiterst saai en monotoon leven leidden.  Ze brachten vele uren in stilzwijgen door, en toch straalden ze geluk uit.  Ik dacht: als zij niet kapotgaan van verveling, is ook voor mij niet alles verloren.”

We moeten ons door de zinloosheid laten raken, zo lijkt het wel.  Door de woestijn gaan, het is toch zo’n belangrijk beeld in onze bijbels-christelijke traditie.  Ons in eerste instantie durven laten raken door de leegte en de eindigheid van de dingen.  Beleving van leegte kan een voorbode zijn van volheid en van overgave aan wat is.

Rebecca heeft die periode van schijnbare onvruchtbaarheid moeten doormaken.  Isaäk nam haar tot vrouw.  Het heeft even geduurd voor ze zich echt met hem verbonden voelde.  Het heeft een tijdje geduurd voor Isaäk haar Isaäk werd.  Dat kwam op het moment namelijk dat zij doorheen en in hem de poort ontdekt naar een diepte die verder reikt dan het onmiddellijke.  En het heeft een tijdje geduurd voor ze vruchtbaar werd en het leven vanuit haar in al zijn kleurrijke facetten kon uitstromen.

Bieke Vandekerckhove schrijft in haar boek en ik citeer:
“Niet de eentonigheid of de veelheid op zich is vervelend.  Maar de zinloosheid van de eentonigheid, de zinloosheid van de veelheid.  Zinvolheid heeft met relatie te maken.  Met verbonden willen zijn.  Ze ontstaat door inter-esse, het zijn tussen mensen en dingen, betrokkenheid.” (einde citaat).  Betrokkenheid begint daar waar we ons bewust laten raken.

Als heel ons innerlijk in beweging komt, dan kan het gebeuren dat ons innerlijk licht valt als in een kristal dat zin openbaart..  Want een kristal leert ons hoe het oppervlakkig witte licht in zich alle kleuren van de regenboog herbergt.  Met andere woorden: we kunnen ontdekken dat zich een verdiepende veelheid voltrekt achter het onmiddellijke.  Dat te zien kan de scheppingskracht van het verlangen vrijuit zijn weg gaan.

Dat is een moment van overgave.  Dat is het begin van een leven van zich toevertrouwen aan.  Dat is een moment dat kunnen wij zeggen: kome wat komt.

Op ons eentje vinden wij dat kristal niet zomaar.  Ik geloof dat wij er op onszelf niet in kunnen slagen zin aan te brengen.  Die zin kan maar groeien in de wisselwerking met mensen bij wie we ons erkend en veilig weten, in de wisselwerking van geven en nemen zoals Annemie vorige week aangaf.

Zalig de mensen die hun levenskracht aangevuurd zien door de levenszin van mensen die hen omgeven.  Zalig ook alle mensen die geen zin gevonden hebben, maar toch volharden in de levenskeuze die ze hebben gemaakt.

Overgave gebeurt op die momenten wanneer de heldere morgenster openbarst en heel ons wezen van klaarte en warmte doorgoten wordt, zoals we zingen in  het volgende lied.

Openbaring

Wanneer ik eenzaam en verlaten ben,
Is mijn ziel als een zieke mens: niets dat nog smaakt
Alles staat tegen.
Maar wanneer jij als de heldere morgenster
Openbarst in mijn leven,
Wordt heel mijn wezen
Van klaarte en warmte doorgoten.
Ach mocht die liefde eeuwig duren.

(Berre van Thielt)

 

Tafelgebed

Wat hier gezegd werd, maar ook wat niet verwoord werd, willen we vol vertrouwen leggen in de handen van de gemeenschap en van God. Jezus zei dikwijls, nadat hij iemand genezen had,  “je geloof, je vertrouwen heeft je gered”. Je vertrouwen, je overgave aan wat meer is dan jezelf, heeft het mogelijk gemaakt dat er een opening kwam, dat er iets anders kon gebeuren dat voorheen niet kon omdat je vastzat. Het leven kan weer stromen.

In die voetsporen willen we gemeenschap vormen rond deze tafel. Als een paar mensen brood , wijn , en het gedachtenisboek willen naar voor brengen, dan brengen we Jezus in herinnering , samen met hen die er vandaag niet bij kunnen zijn, met hen die ons voorgingen en waarvoor we als teken van verbondenheid de kaarsjes aansteken, en met allen die waar ook ter wereld vol vertrouwen en overgave het brood breken en delen in Zijn naam.