Tussen Hemelvaart en Pinksteren

Dominicus Gent

Viering van zondag 28 mei ’17 

Tussen hemelvaart en Pinksteren

 

 

Goede morgen en hartelijk welkom in deze viering.
Tussen twee “ hoogdagen “, dat is wat we ervaren,
maar waarrond we willen vieren.
We steken zo dadelijk de Paaskaars aan,
en brengen hiermee het licht midden onder ons.
Al zingend willen wij onze onrust, onze hoop
en onze zoektocht naar de levende heer verwoorden:

 wij zoeken U als wij samenkomen
hopen dat Gij aanwezig zijt
hopen dat het er eens van zal komen
mensen in vrede vandaag en altijd

 

Overweging: De zachte krachten

Liturgie is een spel. We treden binnen in een aparte sfeer, een aparte ruimte. Op de meeste plaatsen trekt men er ook aparte kleding voor aan. Er branden kaarsen terwijl er toch volop licht is en de zaal goed verwarmd is. Je moet even doen alsof. We gaan zogezegd samen aan tafel, maar straks – thuis – komen pas de echte spijzen. Een spel dus. Let wel: een spel is een ernstige zaak. Het moet goed gespeeld worden. Wie het niet serieus doet, mag niet meedoen. Wil liturgie werken, dan moet je bereid zijn in het spel binnen te treden. Alleen dan kunnen symbolen werken.

Liturgie bedient zich bijvoorbeeld van de natuur als symbool van het leven. De seizoenen in hun voortdurende wisselgang van komen en gaan ver-beelden het leven als een gang door de tijd, getekend door komen en gaan. Binnen dit symbool drukken we enkele belangrijke ervaringen uit. We gedenken onze afgestorvenen in de herfst wanneer de natuur aan het afsterven is. We vieren geboorte in de donkerste tijd van het jaar: symbool van het nieuwe leven/nieuwe licht dat ondanks alles toch weer doorbreekt. Zo vieren we Pasen rond de tijd dat de zomer er staat aan te komen. Symbool van het volle leven.

De liturgie speelt hierop in. En vandaag doet ze dat door de tussentijd waarin we staan aan te grijpen als tijd van bezinning.  We hebben het paasfeest reeds geruime tijd achter de rug, al meer dan veertig dagen. Jezus is reeds naar de hemel vertrokken, en we wachten nog op het echte nieuwe en volle begin: de oogst die Pinksteren betekent.

Maar zo ver zijn we vandaag dus nog niet. Vandaag, zegt de liturgie, is het de zondag tussen hemelvaart en Pinksteren. En dat is even de pas op de plaats. Tijd nemen om even te gaan zitten. Om jezelf enkele vragen te stellen. Om je af te stemmen op de herinnering die Jezus heeft nagelaten. Tijd om te beseffen wat het allemaal betekend heeft. Om een aantal zaken tot je te laten doordringen. Incubatietijd.

Liturgie is een spel. Vandaag spelen we even bezinningstijd. We verwijlen bij wat er allemaal gebeurd is. We laten het bezinken: die heel bijzondere geschiedenis die leerlingen voor ons hebben meegemaakt: de twaalf uit lang vervlogen dagen maar ook enkele meer recente, en wellicht ook minder Rooms katholieke leerlingen.

We luisteren naar het verhaal in de Handelingen onmiddellijk nadat Jezus zijn leerlingen verlaten heeft. De tijd die we vandaag naspelen.

 

Lezing: handelingen 1,12 – 14

12 Toen keerden zij van de berg, die de Olijfberg heet, naar Jeruzalem terug. Deze ligt dichtbij Jeruzalem op sabbatsafstand. 13 Daar aangekomen gingen zij naar de bovenzaal waar ze verblijf hielden: Petrus en Johannes, Jakobus en Andreas, Filippus en Tomas, Bartolomeus en Matteüs, Jakobus, zoon van Alfeüs, Simon de IJVERAAR en Judas, de broer van Jakobus. 14 Zij allen bleven eensgezind volharden in gebed samen met de vrouwen, met Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broeders.

 

Daar zitten ze dan. De elf, samen met de  vrouwen, we weten niet hoeveel, en met Maria en zijn broers: we weten ook niet hoeveel. In vurig gebed.

Wellicht vragen ze zich af wat wij ons vandaag eveneens afvragen: Hoe kan het nu verder? Wat kunnen we niet verloren laten gaan?  Welke zijn de dierbare herinneringen die we hebben meegekregen en die we willen koesteren?

In elk geval dit: dat Jezus, de geweldloze bij uitstek, op een totaal arbitraire manier tot de kruisdood veroordeeld werd. En dat hij daarin overeind is gebleven. Natuurlijk heeft hij fysiek het onderspit moeten delven. Tegen de Romeinse overmacht is niemand opgewassen. Maar hij is niet gebroken. Mentaal en spiritueel blijft hij overeind. Er komt geen klacht over zijn lippen. Als een lam staat hij stom voor zijn scheerders en hij heeft ze niet vervloekt. Die beelden uit de profeet Jesaja herinneren zijn leerlingen zich levendig. Ze zijn op een heel bijzondere wijze van toepassing op Jezus. De gekruisigde die zelfs op zijn kruis ten beste spreekt voor zijn belagers. “Zij weten niet wat ze doen” heeft hij gezegd, blijkt iemand zich te herinneren.

Het is onmiskenbaar hoeveel mensen op de een of andere manier door dit voorbeeld geïnspireerd zijn geworden. Mensen die geloofd hebben in de betekenis van zachte krachten. Mensen die dezelfde  geest op hun manier hebben begrepen. Henriette Roland Horst was zo iemand. Van haar is vooral die versregel bekend die ruim ingang gevonden heeft: “De zachte krachten zullen zeker winnen in het eind”. Zo dicht ze in 1918. Ze wordt geboren in 1869 in een welgesteld liberaal-christelijk gezin. Ze wordt politiek actief, in aansluiting bij de marxisten van het eerste uur. Haar inzet en betrokkenheid bij de arbeidersbeweging in het begin van de vorige eeuw, spreken tot de verbeelding. Later breekt ze met de communistische partij uit onvrede met de politiek van Stalin en omdat ze zich meer aangetrokken voelt tot het religieus socialisme. Niet als uitvlucht of als laatste reddingsboei, maar als uitdrukking van een eerlijke overtuiging. De  overtuiging dat een andere wereld mogelijk is. “De zachte krachten zullen zeker winnen in ’t eind”. 

“De machten die de liefde nog omkluistren zal zij overwinnen.                                                                                                                                 Liefde is de zin van ’t leven der planeten                                                                                           en mens’ en dier                                                                                                                             Dit is het zeekre weten:                                                                                                                   naar volmaakte Liefde stijgt alles mee.“

Etty Hillesum is nog zo iemand die ons bij onze bezinning tussen hemelvaart en Pinksteren kan inspireren. Zij wordt geboren in 1914. Zij geraakt op een bijzondere manier betrokken bij de jodenvervolging die zij in haar directe buurt meemaakt. Ze gaat vrijwillig naar Westerbork, het kamp waar Nederlandse joden werden samengebracht om naar Auschwitz gedeporteerd te worden. Ze ontwikkelt een heel bijzonder religieus gevoel. Een aanwezigheid van God in haar. Het besef dat wij God moeten helpen. Er is een hele weg nodig om te beseffen dat het goddelijke niet gelegen is in de sfeer van de macht, zegt ze. En dan zijn er die bekende uitspraken van haar, zoals “als God mij niet verder helpt, dan zal ik God wel helpen”.

Het zijn dezelfde woorden die pastoor-kunstenaar Omer Gilliet van Breskens enkele dagen voor zijn dood, een paar weken terug, nog sprak. Hij was het laatste jaar ziek en zwak geworden en besefte heel goed dat zijn leven aan het einde liep. “Ik zal daar boven een keer een beetje gaan helpen”. Hij had al zoveel gedaan. Zijn huis zat vol met Koerdische vluchtelingen, terwijl hij zelf in de schuur was gaan wonen. Die vluchtelingen wàren zijn familie. Zij noemden hem opa. “Opa zonder oma” zeiden ze. En toen hij om de ziekenzalving had gevraagd was de hele familie aanwezig. Eén voor één hebben ze Omer op hun eigen moslim-manier gezegend. Vol tederheid. In naam van één en dezelfde god. Een waarlijk indrukwekkend gebeuren.

“Ja mijn God, zegt Etty Hilseum, aan de omstandigheden schijn jij niet al te veel te kunnen doen”. Ze beschrijft op verschillende plaatsen hoe zij heel praktisch werk maakt van de evangelische opdracht “zijn vijanden lief te hebben”.  Etty was inderdaad gefascineerd geraakt door het evangelie van Matteus, waarin Jezus’ Bergrede een centrale plaats inneemt. Maar ook verwijst ze naar het hooglied van de liefde van Paulus “Als ik de liefde niet heb ben ik niets”

De tekenen van de zachte krachten die niet klein te krijgen zijn, zijn het vernoemen waard. Ze helpen ons open te gaan voor de engel die in het graf van Jezus zegt: hij is niet hier, hij gaat u voor naar Galilea. Daar zult ge hem zien. Galilea is hun thuisbasis. Daar doet de Geest hen opengaan.

 

 

Overweging: de mateloosheid van het christendom

Een tijd terug was ik in gesprek met een vriend. En het ging al snel over wat ons bezighoudt, onze engagementen ook… Hij, sterk betrokken op parochie en diverse andere fronten, had het moeilijk met het verdwijnen van onze christelijke traditie in het Westen. De hervormingen in de parochies, het verminderde aantal kerkgangers… ziet hij met lede ogen aan. Ook in de media wordt regelmatig met scherp geschoten vanuit bepaalde hoek naar alles wat met religie en of godsdienst te maken heeft. Gwendolyn Rutten lijkt daarin het voortouw te nemen de laatste tijd. Haar recente uitspraak doet meer kwaad dan goed: durven zeggen dat onze samenleving superieur is! En hoewel onze maatschappij sterk is vooruitgegaan, wordt het contrast ook steeds groter. De kloof tussen rijk en arm. En dat is verontrustend.  Vooral de manier waarop sommige politiekers weinig onbenut laten om te schudden aan de boom van “de christelijke zuil “is voor velen een doorn in het oog. Het is zeker, er verdwijnt iets. Er is veel veranderd, en niet altijd zo positief. Maar er kan veel nieuws groeien en bloeien.

Maar ik vind deze tijd daarom juist een ongelofelijk boeiend gebeuren. Niet omdat het mij niet zou raken, in wat er allemaal gezegd en geschreven wordt.  Maar het “normaal “zijn van ons christen zijn, maakt dat wij ons vandaag, en in alle vrijheid de vraag kunnen stellen wat het betekent om christen te zijn. Vroeger was het meestal “gewoon “ evident.  En deze vraag wordt nog krachtiger door de groeiende aanwezigheid van andere godsdiensten in het Westen. Wat onderscheidt ons van andere religieuze tradities. Waar zijn raakvlakken, en waar verschillen? Onze christelijke waarden en normen, bestaan die eigenlijk wel? En wat betekenen ze juist. Want in andere godsdiensten vind je dezelfde morele principes als in het christendom. Maar ook bij niet-gelovige overtuigingen kan je dezelfde waarden en normen aantreffen. Doe niet aan een ander, wat je niet wilt, dat bij jou gebeurt. Ook bidden en liturgie vieren maken geen verschil. Andere religieuze tradities hebben wijzen van uitdrukken gevonden. Uiteraard in andere vormen en met een andere inhoud. Waar zitten de verschillen dan?

In het 1° hfst uit Handelingen, waaruit we dit stukje lezing namen, zit deze hele periode tussen Pasen en Pinksteren vervat. Het verwijst naar de bijzonderheid van ons geloof. Paasgeloof enerzijds, dat het niet nutteloos is geweest, en onze concrete opdracht anderzijds. Wat is die boodschap? Ik verwijs daarom graag naar de voorbije vieringen rond de Bergrede. Onze wijze van leven toetsen aan het evangelie. Ik weet en ondervind het zelf. Het lijken soms dure woorden: gerechtigheid, liefde vrede… ten diepste is dat het verlangen van zowat de hele mensheid. Maar wat moeten mensen ermee die in een maatschappij als de onze moeten knokken om het hoofd boven water te houden? En velen van ons zullen bij zichzelf ook al wel de vraag voelen bovenkomen: allemaal mooi, maar de wereld zit zo niet in elkaar om dat allemaal te realiseren. En toch… moeten we erover blijven spreken, en proberen er gestalte aan te geven. Zo is de hele boodschap erop gericht een dialoog tussen en met andere gemeenschappen gestalte te geven.

Ignace sprak me bij de voorbereiding over een boek van Paul Moeyaert “De mateloosheid van het Christendom“, waarin de schrijver het heeft over dat waar het christendom drager van is: “iets mateloos, iets ongelimiteerd, iets ongetemd en onredelijk. Het liefdegebod bijvoorbeeld: het christendom gaat ver in haar oproep. Dat is waartoe de Bergrede oproept. En dit voorbij de grenzen van wat als rationeel te duiden valt. Dit is te groot en te sterk voor een mens. Een suggestie voor onze morele houding. Een oproep die verder gaat dan wat normalerwijze kan/ mag verwacht worden. Waar wordt voorgehouden dat men nooit aan een ander moet laten gebeuren wat men zelf niet wil ondergaan, daar roept Jezus op om onze vijand te beminnen, onvoorwaardelijk, zonder afdingen. Dat is op zichzelf beschouwd gekkenwerk; dit gebod is excessief”.  Datgene wat in het christendom aan de orde is, berust op een dynamiek die onze gangbare moraal, onze natuurlijke opvattingen over deugdzaamheid en zelfs onze maatschappelijke wetten doorkruist.