Tolerantie 2

Dominicus Gent

Viering van zondag 22 juni 2014

Tolerantie als actief pluralisme

 

Eerste overweging

“De Geest doet ons elkaar verstaan”, zongen we daarnet; denk aan het Pinkster-feest in Jeruzalem. Gemeenschap tussen mensen is mogelijk, geloven wij. Dat is simpel en tegelijk ontzettend moeilijk. Alleszins een werk van lange adem.

Wat maakt actief pluralisme zo moeilijk? Waarom is er zo weinig gemeenschapszin?
Tolerantie? Ja, zolang de ander niet op mijn terrein komt.
Pluralisme? Ja, als ik/wij binnen mijn eigen afkomst, taal, kleur, gewoonten, religie of zuil met gelijkgezinden mag blijven.

Het begint met onze evolutionaire menselijke oorsprong. Als groepsdieren zochten onze verre voorouders groepsgewijs bescherming in het eigen rotshol. Overleven kon enkel in groep. Die zorgde voor fysieke veiligheid in een vijandige omgeving.
In de groep kregen ook de vragen: wie ben ik?, en ‘wat betekent de wereld?’ een betrouwbaar antwoord. Over hun leven en omgeving ontwierpen ze gemeenschappelijke voorstellingen en ze deelden dezelfde normen en gewoonten: een ‘wereldbeschouwing’. Dat symbolisch systeem verschafte psychisch welbevinden.
Dat laatste hangt immers af van de overtuiging dat onze kijk op onszelf en onze wereld tamelijk adequaat is. Omdat ik alleen met mijn eigen ogen kan kijken, vind ik mijn model van de wereld vanzelfsprekend. Mijn eigen illusies of zelfbedrog op mijn eentje ontmaskeren is weinigen gegeven. In het bos van felle overtuigingen is zelfkennis een traag groeiend plantje. Wat afwijkt van “onze waarheid”, roept zelfverdediging op. Want het ondermijnt onze vertrouwde identiteit en onze gemoedsrust. Dus zoeken we in de eerste plaats naar bevestiging van wat we al denken of (menen te) weten. En naar gelijkgezinden.
In onze hersenen is de argwaan voor wat vreemd of anders is dan het eigene dus diep ingegrift. Het is bedreigend, het wekt onwillekeurige, meestal onbewuste angst, zoals de reflex waarmee ik mijn hand terugtrek van een te hete kookplaat. Angst betekent: vluchten of vechten.

Mijn model van de wereld zit niet alleen in mijn eigen hoofd. Met talloze, onzichtbare draden ben ik verbonden met de cultuur waarin ik leef. Het ligt in onze – menselijke – aard het heersende cultuurmodel over te nemen. Door dat onbewust te verinnerlijken kleuren we langs de lijntjes die de samenleving ons voortekent. Erbij horen, ons conformeren schenkt gemoedsrust, veiligheid.
Heersers gebruiken dat gemeenschappelijke, symbolische systeem om er hun macht en voorrechten in te verankeren. Daardoor krijgen die een onaantastbaar, ‘heilig’, absoluut karakter. Religie wordt zo hét bindmiddel dat de normen in een samenleving rechtvaardigt. Dat kan leiden tot een theocratische staat en/of een totalitaire ideologie die denken, voelen en handelen van zijn onderdanen in de greep houdt (stalinisme, fascisme en maoïsme waren in die zin seculiere religies).

Zitten wij dan gevangen in de dwangbuis van onze wereldbeschouwing?
We geloven natuurlijk dat wij vrije mensen zijn die zelf bewuste en weloverwogen keuzes hebben gemaakt. En wellicht klopt dat nog ook. Minstens door ons nu als christen te bekennen, wijken we af van het momenteel heersende levensmodel: ‘Wie nog in God gelooft, is een dwaas’. Tweehonderdvijftig jaar geleden was je in Europa een gevaarlijke dwaas als je niet in God geloofde.

Ja, er waren altijd al dissidenten. Het kan niet anders. Hoe zou de menselijke cultuur anders geëvolueerd zijn?
Naast de behoefte ‘erbij te horen’ is die om onze eigen ogen, oren, handen, verstand en verbeelding te gebruiken, om zelfstandig of apart te zijn, minstens zo sterk. Bovendien is het veel makkelijker het zelfbedrog (de splinter in het oog) te zien bij een ander dan bij ons zelf. Zelfs onder gelijkgezinden verschilt ieders aparte kijk minstens een beetje van die van anderen. Daardoor is er toetsing van verschillen, kritiek en discussie. Elke nieuwkomer verandert een groep.
De marge voor de publieke uiting van meningsverschillen hing altijd al samen met de tolerantie van de machthebbers. Alleszins zijn tolerantie, religieus, politiek en etnisch pluralisme altijd al afgedwongen door individuen en minderheden. Handelaars en kooplieden, geleerden, uitvinders, ontdekkingsreizigers, wijzen, profeten, koningen, heiligen, hervormde gelovigen hebben er allemaal op hun eigen wijze toe bijgedragen.

Tot slot: In het spoor van Jezus van Nazareth geloven wij dat gemeenschapsvorming altijd mogelijk is, ja, universeel, ook met hen die vreemd zijn aan de groepen waartoe we zelf behoren. Hoe kan het?

Het antwoord hangt samen met de kwaliteit van onze relatie met onszelf en met anderen.
Tegenover onszelf is vereist:
grote waarachtigheid om eigen overtuigingen kritisch te toetsen, anderen toestaan ons op onze eigen blinde vlekken te wijzen. Voorts is moedige volharding nodig, zelfrespect en zelfvertrouwen.
Tegenover anderen is empathie nodig: dat is de kunde en de wil de ander te begrijpen zoals hij zichzelf begrijpt. En natuurlijk: onvoorwaardelijk respect voor de evenwaardige menselijkheid van de ander.
In de dialoog is onze waarachtigheid waardevoller dan onze waarheden. Pas zo zullen we onze gemeenschappelijk menselijkheid ervaren.
Spiritueel gesproken gaat het om een duurzaam vertrouwen in de Bron van ons Leven in mezelf en de andere. Dat vertrouwen vinden we in gebed en meditatie.
Zo kunnen we “Op ongebaande wegen gaan, met iets in ons hoofd dat stroomt van Licht”.

 Lezing: Wijsheid, 9, 1 – 17

1 ‘God van mijn voorouders, barmhartige Heer. U hebt door uw woord alles geschapen. 2 Door uw wijsheid hebt u de mens zo gemaakt dat hij over uw schepping zou heersen, 3 dat hij de wereld rechtvaardig zou regeren, in vertrouwen op u, en dat hij oprecht zou vonnissen. 4 Schenk mij de wijsheid die naast u troont, keur mij een plaats onder uw kinderen waardig. 5 Ik ben immers slechts uw dienaar, de zoon van uw dienares. Ik ben een zwak mens, met een korte levensduur en een beperkt inzicht in recht en wetten. 6 Maar zelfs als iemand een volmaakt mens zou zijn, dan nog is hij niets waard wanneer hij van uw wijsheid verstoken blijft.
7 U hebt mij uitgekozen om koning van uw volk te zijn en rechter over uw zonen en dochters. 8 U hebt mij de bouw opgedragen van een tempel op uw heilige berg, van een altaar in de stad waar u woont, naar het voorbeeld van de heilige tent die u al in het begin had ontworpen. 9 Bij u is de wijsheid, die uw werken kent en die erbij was toen u de wereld schiep. Zij weet wat u goedkeurt en wat met uw geboden in overeenstemming is. 10 Zend haar hierheen vanuit de heilige hemel, van bij uw luisterrijke troon, om mij met raad en daad bij te staan, opdat ik weet wat u goed vindt. 11 Zij weet en doorziet immers alles. Ze zal mij bedachtzaam leiden in mijn handelen, met haar luister zal zij mij behoeden. 12 Zo zal alles wat ik doe u aangenaam zijn. Ik zal uw volk recht verschaffen en de troon van mijn vader waardig bekleden.
13 Welke mens kent Gods bedoeling? Wie kan doorgronden wat de Heer wil? 14 Armzalig is het denken van sterfelijke mensen, wisselvallig zijn onze overwegingen. 15 Ons vergankelijke lichaam drukt zwaar op de ziel, de aardse tent is een last voor de geest die rijk aan gedachten is. 16 En als we al nauwelijks kunnen bevatten wat er op aarde omgaat, en zelfs moeite hebben om te ontdekken wat onder handbereik is, wie kan dan doorgronden wat er in de hemel is? 17 Wie kan uw bedoelingen kennen als u niet zelf wijsheid geeft en uw heilige geest naar beneden zendt?’

Tweede overweging

Hoever te gaan en of er wegen zijn, nooit meer gebaande, zongen we eerst. En dan hebben we geluisterd naar de woorden van Salomo die JHWH bidt om wijsheid om de wereld rechtvaardig tegemoet te kunnen gaan vanuit het besef dat hij slechts een nederige dienaar is, maar wel één die wil doen wat moet gedaan worden. De zoektocht en de wijsheid, het zijn twee aspecten die onontbeerlijk zijn in het opbouwen van een samenleving waar verschillende gezindheden, religies, opinies en samenlevingsvormen onherroepelijk tot elkaar veroordeeld zijn. Hoe sommigen het ook anders zouden willen, we zullen nooit meer terugkeren naar een monocultuur, of tenminste de illusie dat die ooit zou bestaan hebben. Enkelingen proberen dat nog met geweld, omdat ze geen andere argumenten meer hebben. U moet er maar de pers van de voorbije weken eens op naslaan: Saoedische studente in Sussex om het leven gebracht met zestien messteken, wellicht omdat ze een abaya en een hoofddoek droeg, vier mensen koelbloedig neergeschoten in het joods museum in Brussel door een moslim-extremist, een man in Brussel in elkaar geslagen omdat zijn belager dacht dat hij homo was. Dat zo’n manier van omgaan met verschillen geen uitkomst biedt, hoeft geen betoog. Er moeten andere manieren zijn.

Omdat men in de renaissance ook al doorhad dat bijvoorbeeld al de godsdienstoorlogen tot niets constructiefs leidden, is men beginnen nadenken over een samenlevingsmodel waarin verschillende gezindheden naast elkaar konden bestaan zonder elkaar om de haverklap de kop in te slaan. Het pluralisme werd geboren. Een vorm die we ondertussen passief pluralisme gaan noemen zijn, want u hebt het al door, intelligent als u bent en ook al omdat we het een beetje verklapt hebben, als er “passief” aan toegevoegd wordt, betekent het dat er ook een “actief” bestaat. Toch had die vroege vorm van pluralisme de onmiskenbare verdienste dat ze voor het eerst een absolute ondergrens vastlegde: ideeën en de uitwisseling van ideeën zijn vrij en niemand mag omwille van haar of zijn ideeën worden vervolgd of erger. Maar hoewel onontbeerlijk, houdt deze idee ook direct het gevaar in van het absolute relativisme. Ik heb mijn idee en mijn buurman heeft het zijne en die zijn allebei evenveel waard zolang we elkaar maar gerust laten. Het leidt tot een samenleving waar verschillende visies wel in vrede naast elkaar kunnen leven zolang het om niet al te grote belangen gaat. Het heeft in onze contreien geleid tot een verzuilde samenleving, waarbij discussies over morele opvattingen en waarden uit het publieke en politieke debat werden geweerd. Alles en iedereen moet neutraal zijn. Herinner u nog het debat rond de vraag of ambtenaren een hoofddoek, keppel, kruisje, regenboog-t-shirt of een vikinghelm mogen dragen tijdens de uitvoering van hun ambt. Neen, dat kan niet, want zij moeten absoluut neutraal zijn, de diversiteit moet letterlijk geneutraliseerd worden. Er wordt dus van die mensen gevraagd om naast hun specifieke kledij ook hun eigenheid en in sommige gevallen ook hun hersenen in het kleerkastje achter te laten vooraleer ze zich ter loket te begeven. Het kan in sommige gevallen wel één en ander verklaren.

Op die manier komt men echter niet tot een gesprek over fundamentele waarden en overtuigingen en is dat niet juist heel belangrijk in een democratie? Is het niet juist goed om te begrijpen waarom iemand een bepaald standpunt inneemt en daarover in open gesprek te kunnen gaan om de ideeën daarrond te kunnen uitzuiveren, zonder zich onmiddellijk ook te moeten verantwoorden. Hoe kan men het anders organiseren dat mensen niet naast elkaar, maar samen met elkaar leven, hoe wil men anders meer begrip tot stand brengen en uitsluiting tegengaan? Het belang van zo’n gesprekken kan dus niet onderschat worden. Ze kunnen echter maar lukken als een paar dingen in het oog gehouden worden.
Een eerste en belangrijkste voorwaarde is dat elk zijn eigen fanatisme moet kunnen achterlaten. In zijn boekje “Tolerantie en actief pluralisme” verwijst schrijver Guido Vanheeswijck daarvoor naar een essay van de Israëlische schrijver Amos Oz, met de ambitieuze titel: “Hoe genees je een fanaticus?”. Oz komt daarin tot de paradoxale vaststelling dat een fanaticus eigenlijk een altruïst is. Een fanaticus wil je ziel redden, je bevrijden van zonde, van je geloof of je ongelovigheid of je stemgedrag. Hij schrijft: “De fanaticus geeft heel veel om jou. Hij valt je voortdurend om de hals omdat hij zoveel van je houdt of anders grijpt hij je wel bij de strot omdat je niet te verlossen blijkt. Beide handelingen liggen dicht bij elkaar. De fanaticus is meer geïnteresseerd in jou dan in zichzelf, gewoon omdat hij heel weinig of helemaal geen zelf heeft. Hij gelooft immers dat hij vanuit een neutraal standpunt de ander moet bevrijden van de ballast van zijn of haar traditie die hij natuurlijk hopeloos achterhaald, stompzinnig of zelfs gevaarlijk vindt. Hij is ervan overtuigd dat alleen door jou los te maken van dat keurslijf, jij ook, net zoals hij, vrij kan worden.”

Amos Oz stelt vast dat wij allemaal drager zijn van dat fanatisme-gen, dat dat bij iedereen in min of meerdere mate tot uiting komt. Om dat te kunnen counteren, geeft hij een alternatieve definitie van de mens. Hij stelt de mens voor als een schiereiland dat voor de helft aan het vasteland vastzit en voor de helft over de oceaan uitkijkt. Een mens zit voor de helft vast aan familie en vrienden, aan cultuur en traditie en land en sekse en taal en allerlei andere verbanden. De andere helft wil met rust gelaten worden om over de oceaan uit te kijken. Actief pluralisme is slechts mogelijk wanneer je deze twee aspecten bij jezelf en bij de ander aanvaardt en zelfs koestert. Iedere mens moet het recht hebben een schiereiland te kunnen blijven. Neutraliteit bestaat op die manier niet. Je kan alleen vergeten dat je deel uitmaakt van een familie, taal die je niet gekozen hebt, maar gekregen hebt, maar als je dat doet, verval je in een soort bekeringsijver die de ander onrecht aandoet, omdat je hem of haar wil dwingen tot verandering. Dat wil niet zeggen dat er geen kritiek mag geuit worden op de traditie, want hoewel je aan gewoontes en tradities vast hangt, belet niets je om ook over de oceaan uit te kijken en je eigen achtergrond te vergelijken met andere tradities en daardoor je oorspronkelijke houding bij te sturen, je mening te nuanceren, zelfs van positie te wijzigen. Inlevingsvermogen in de andere is geen tegenstelling met je eigen situatie erkennen. Door je in te leven, door te vergelijken, merk je dat de ander ook zo’n schiereiland is en dat elk schiereiland iets toevalligs heeft en dat diens waarden of inhoudelijke keuzes daarmee verbonden zijn. Niemand is een onbeschreven blad.

Een tweede aandachtspunt is dat je geen spanningen uit de weg gaat, maar samen bespreekt. Meningsverschillen zijn onvermijdelijk en hoeven ook niet perse opgelost te worden, zolang er maar met respect geluisterd wordt naar elkaar.

Een derde aandachtspunt is dat iedere groep, of het nu een dominante of minderheidsgroep is, zich moet verantwoorden voor de keuzes die ze maakt. Niet alleen “afwijkende” visies en praktijken worden in vraag gesteld, maar ook de dominante. Alleen op die manier kunnen motieven, redenen uitgezuiverd worden.

Het zijn wegen, geen gebaande, die kunnen gegaan worden, die samenleven mogelijk moeten maken. Door gesprekken, net zoals Jezus die voerde met de mensen met wie hij aan tafel ging. Met volle aandacht en respect voor de mens die met hem aan tafel zat, de mens wiens ware gezicht hij probeerde naar boven te halen.
Zingen we het lied: Delf mijn gezicht op…

Inbreng gemeenschap

Uitnodiging tot de tafel

De tafel wacht.
Laat ons brood en wijn aanbrengen en onze intenties.
En de kaarsen waarmee onze doden gedenken.

En laat ons bidden:

Heer God,
Gij hebt ons Jezus van Nazareth geschonken;
Omdat hij ons toonde wat de volle menselijkheid betekent,
noemen wij Hem uw Zoon.
Hij liet zien waar het tussen mensen op aankomt.
Geef, dat wij ons aan u, aan het Leven zelf, toevertrouwen,
zodat onze angst verdwijnt voor wat vreemd en anders lijkt dan wijzelf menen te zijn.
Laat ons verbonden leven met alles en allen, zoals Jezus ons heeft voorgedaan.

Zingen we als tafelgebed: Gij die weet wat in mensen omgaat

Onze Vader

Vredeswens

Communie

Zegengebed

Slotlied: Honderd bloemen mogen bloeien

*

(foto: bomen in Vlaamse Ardennen, G.Vanhercke)