Moed

Dominicus Gent
Viering van zondag 13 juli 2014
Over moed…

 

 
Goede morgen en welkom op deze vakantie-zondagsviering.

De leerlingen zullen nooit gedacht hebben dat ongeveer tweeduizend jaar na datum, mensen nog steeds regelmatig bijeenkomen om zich te laten inspireren, bevragen door die droom en levenswijze van hun vriend en leraar Jezus van Nazareth. Na het mislukken van zijn leven, hebben ze de moed bijeengeraapt en zijn ze verder zijn weg gegaan, niet wetende wat hen te wachten stond. Maar ze werden gedreven door iets dat ze samen hadden ervaren, en dat hen de ogen en het hart had geopend voor een weidser perspectief…

Als we de Paaskaars aansteken, dan stellen we die God die ze via Jezus leerden kennen hier centraal, met een stukje dezelfde gedrevenheid van de leerlingen misschien, of met de hoop dat we kunnen vertrouwen dat er steeds een droom bestaat die ons verder voert, ons leven open kan trekken.

We zingen dit vertrouwen uit in het Lied van weg en omweg

Overweging over moed

Op reis ziet een mens soms dingen die in ons eigen land niet meer zo opvallen. Ik zag in Georgië, het land aan de Zwarte Zee, al die kleine winkeltjes die tot ’s avonds laat openblijven, hoe de eigenaars er wachten op klanten, en ondertussen met een kleine bezem de boel schoon blijven houden tussen de kraampjes. En ik liep voorbij die armoedige appartementen en zag moeders nog bezig laat op de avond, met was binnenhalen en allicht ook koken, en kinderen binnenroepen en ramen dichtdoen. Die wandeling laat op de avond deed mij iets, en ik dacht: we moeten meer beseffen wat een moed mensen opbrengen om elke dag hun best te doen, elke dag weer er het beste van te maken, voor henzelf, voor de kinderen, voor iedereen die bij hen leeft.

U zult zeggen: dat is toch vanzelfsprekend, dat we ons best doen. Dat moeders bezig zijn voor hun kinderen tot ’s avonds laat, dat is toch normaal. En inderdaad, laten we dankbaar zijn dat veel van ons best doen vanzelfsprekend is geworden. Maar laten we er ook hulde aan brengen, aan die dagelijkse moed van mensen, want evident is het zo vaak niet. Hulde aan de ouders van een gehandicapt kind. Hulde aan de leerkrachten die maar blijven uitleggen en proberen vertrouwen te geven aan moeilijke jongeren. Hulde aan wie zijn of haar werk niet zomaar doet, maar het ook nog eens vriendelijk doet, als een cadeau, zelfs al is het een zware, lastige dag geweest. Hulde aan wie elke week langsgaat bij zijn oude moeder. Hulde aan de goede buur. Hulde aan wie niet opgeeft vluchtelingen op te vangen. Veel diepmenselijkheid is tegelijk grote moed. Elke dag opnieuw het beste van onszelf weggeven voor het welzijn en het geluk van je medemens, het is, laten we het niet vergeten, een keuze. Vaak onbewust, zeker, maar vaak moeten we er ook heel bewust voor gaan.

Want inderdaad, de moedeloosheid kan toeslaan. Ingrid vertelde over de moedeloosheid die X, haar Afrikaanse schoonzoon, soms overvalt, als hij geconfronteerd wordt met die onophoudelijke vragen van de mensen uit zijn gemeenschap en van zijn familie uit zijn thuisland. Maar wat X dan helpt om zijn moed bij elkaar te blijven rapen, dat is het diepe besef van al het goede dat hém is toegevallen: dat hij niet meer illegaal is, dat hij een stabiele relatie heeft, dat hij gezonde kinderen heeft, enz. Count your blessings, zegt het spreekwoord, tel je zegeningen. En het klopt: als we zien wat we zelf hebben, zelf hebben gekregen, dan is het makkelijker om te blijven geven, om niet op te geven.

Wat ook helpt tegen de moedeloosheid, tegen het verlies aan moed, is een open geest blijven houden. Proberen niet vernauwd, in kotjes te denken. Wegblijven van de vooroordelen. Pas dan blijf je de mogelijkheden zien die in iedere situatie, in iedere mens aanwezig zijn. En dat geloven, vooral dat. Geloven dat iedere mens in staat is tot dat goede, vertrouwen geven aan mensen omdat je gelooft dat ze hun best zullen doen. Positief blijven denken, het klinkt als een cliché, maar het is integendeel telkens weer een concrete uitdaging, bij elke nieuwe moeilijkheid. Want als we die dagelijkse training in overgave en vertrouwen niet onderhouden, als we daar niet meer in groeien, dan liggen lastige gevoelens op de loer: zwaarmoedigheid, verbittering, cynisme… Lastig voor jezelf, lastig voor je omgeving.

Nog een derde, klein wapen tegen moedeloosheid: niet teveel verwachtingen op voorhand hebben. Want het leven is zo onvoorspelbaar. Hoe vaak voelen we ons niet ambetant omdat de dingen niet lopen zoals we willen dat ze lopen, terwijl we ondertussen niet zien wat er wel is, en hoe we dààr mee verder kunnen. Of deugd aan kunnen hebben.

Tenslotte, het belangrijkste van al: moed is iets wat we moeten delen als mens. Ingrid vertelde van die vele keren dat ze bij haar zwaar zieke vriendin op bezoek was, zonder veel woorden. Er zijn, dat was het enige dat ze kon geven. Maar misschien is dat wel het belangrijkste dat we aan elkaar kunnen geven. Elkaars pogingen tot moed delen. De wil delen van iedere mens om zich weer op te richten, om weer te bewegen. Delen is niet hetzelfde als goede raad geven, als met oplossingen afkomen. Delen is nabijheid die blijft.
Als ik het evangelie lees, dan zie ik dat Jezus niets anders deed: hij deelt ten diepste de ervaringen van de mensen die hij ontmoet, hij roemt hun moed (hun geloof noemt hij dat dan), en vaak is die erkenning ook ten diepste genezend. Ingrid zal daar straks een mooi voorbeeld van lezen uit het evangelie.

Soms vraagt X, Ingrids schoonzoon, zich af of hij dan nooit meer terug zal kunnen keren naar zijn thuisland, tegelijk goed beseffend dat hij ook al geen echte Afrikaan meer is. Maar X heeft een wijze vriend, B.. Als B. zijn vriend die verscheurdheid hoort uitspreken, dan zegt hij: Laat hem dat maar zeggen, laten we hem zijn droom niet afpakken, hij heeft recht op zijn droom. Ook dat leidt ons naar het evangelie. Ook wij voelen die verscheurdheid in ons leven, dat schommelen tussen moed en moedeloosheid, maar is dat niet onze droom die wij hier elke week vieren? Is dat niet onze droom die wij hier elke week uitzingen? Laten we hem maar koesteren, die droom…

U hebt het begrepen: deze viering wilde stilstaan bij moed. En we probeerden tegen moedeloosheid wat wegwijzertjes te geven: count your blessings, een positieve open geest, niet teveel verwachtingen, gedeelde nabijheid, en tenslotte een gekoesterde droom…

Laten we in deze viering de dagelijkse moed van de overgote meerderheid van de mensen vieren, waardoor die woorden die vaak in onze liederen gezongen worden echt werkelijkheid kunnen worden: vrede, gerechtigheid, bemoediging, kracht, vertrouwen, liefde. Dat het anders kan lopen, bewijzen de vele conflicten in de wereld. Maar ook dan moet iemand weer de armen uit de mouwen steken en beginnen opruimen, orde scheppen, weer opbouwen, zoals dat zo prachtig verwoord wordt in het gedicht van de Poolse dichteres Szymborska:

Einde en begin

Na elke oorlog
moet iemand opruimen.
Min of meer netjes
wordt het tenslotte niet vanzelf.

Iemand moet het puin
aan de kant schuiven
zodat de vrachtwagens met lijken
over de weg kunnen rijden.

Iemand moet waden
door het slijk en de as,
de veren van canapee
de splinters van glas
en de bloederige vodden.

Iemand moet een balk aanslepen
om die muur te stutten,
iemand het glas in het raam zetten,
de deur in de hengsels tillen.

Fotogeniek is het niet
en het kost jaren.
Alle camera’s zijn al
naar een andere oorlog.

De bruggen moeten terug
en de stations opnieuw.
Van het afstropen
gaan mouwen aan flarden.

Met een bezem in de hand
vertelt iemand nog hoe het was.
Iemand luistert en knikt
met een hoofd dat nog niet is afgekletst.
Maar bij hen in de buurt
duiken algauw lieden op
die het begint te vervelen.

Soms zal iemand nog
onder een struik
doorgeroeste argumenten opgraven
en ze naar de vuilnishoop brengen.

Zij die wisten
waarom het hier ging,
moeten wijken voor hen
die weinig weten.
En minder dan weinig.
En tenslotte zo goed als niets.

In het gras, overwoekerd
door oorzaak en gevolg,
moet iemand liggen die
met een aar tussen zijn tanden
naar de wolken staart.

 
Evangelie : Lucas 7, 1-10

Of zo iets als heb me lief….in verband met moed is dit een tweevoudige uitspraak: je hebt moed nodig om je zo kwetsbaar op te stellen dat je durft vragen om liefde. Maar soms is er evenzeer moed nodig om omwille van het graag zien van iemand je vooroordelen, je eigen grenzen te overschrijden. We horen in het evangelie het verhaal van een honderdman: een machtig man: Romeins gezagdrager, zowel over eigen volk als over de bezette gebieden heersend en bevelend…en hij vraagt in het openbaar hulp aan een van de mensen die lager in rang zijn…omwille van het graag zien van een knecht/slaaf…

Toen Jezus aan het eind was gekomen van zijn toespraak tot de menigte ging hij Kafarnaüm in. Een centurio die daar woonde had een slaaf die ernstig ziek was en op sterven lag; de centurio was erg op deze slaaf gesteld. Toen hij over Jezus hoorde, zond hij enkele Joodse leiders naar hem toe om hem te vragen bij hem te komen en zijn slaaf van de dood te redden. Toen ze bij Jezus waren gekomen, drongen ze er bij hem op aan mee te gaan. Ze zeiden: ‘De man die u dit verzoekt, verdient het dat u hem deze gunst bewijst. Want hij is ons volk goedgezind en heeft voor ons de synagoge laten bouwen.’ Jezus ging samen met hen op weg. Hij was al niet ver meer van het huis verwijderd, toen de centurio enkele vrienden naar hem toe stuurde met de mededeling: ‘Heer, spaar u de moeite, want ik ben het niet waard dat u onder mijn dak komt. Daarom ook achtte ik mij niet waardig om zelf naar u toe te gaan. Maar u hoeft maar te spreken en mijn knecht zal genezen zijn. Ook ik ben iemand die onder andermans gezag staat en zelf weer soldaten onder zich heeft, en als ik tegen een soldaat zeg: “Ga!” dan gaat hij, en tegen een andere: “Kom!” dan komt hij, en als ik tegen mijn slaaf zeg: “Doe dit!” dan doet hij het.’ Toen Jezus dit hoorde, verbaasde hij zich over hem; hij keerde zich om naar de menigte die hem volgde en zei: ‘Ik zeg jullie, zelfs in Israël heb ik niet zo’n groot geloof gevonden!’ 10 Toen de vrienden van de centurio terugkeerden naar zijn huis, troffen ze daar de slaaf in goede gezondheid aan.

 Inbreng gemeenschap

we laten nu graag even tijd om na te denken, om eventueel een gedachte, bedenking, eigen ervaring te delen die in je opkwam door wat er hier daarnet naar voor gebracht werd in de overweging.

Tafeldienst

De tafel is plaats waar mensen hun leven delen, waar ze genieten van elkaars aanwezigheid, waar er geluisterd wordt, bemoedigd, gediscuteerd kortom: geleefd. Waar energie kan worden opgedaan, letterlijk en figuurlijk, om verder te gaan. Om enthousiasme en “courage “op te doen. We doen dat nooit op ons eentje, maar samen: op dit ogenblik met de mensen van deze gemeenschap, zelfs met hen die er niet lijfelijk bij zijn. Ook zij die ons zijn voorgegaan, en voor wie we nu de kaarsjes aansteken, blijven ons inspireren en met hen blijven we verbonden over de dood heen.
Het kaarsje dat meekwam uit Afrika verbindt ons dan weer met allen waar ook ter wereld die proberen de droom van Jezus van Nazareth handen en voeten te geven.
Aan tafel wou Jezus Zijn leerlingen een teken geven waarin tegelijkertijd zijn leven werd samengevat en het ook werd doorgegeven.
We willen dit teken hier terug stellen. We zingen daarom het tafelgebed: Als wij weer het brood gaan breken… 

Onze Vader en vredewens

Slotlied: Ik wandel door Gods seizoenen…