Pinksteren – Hnd 2,1-11


Viering van 19 mei 2013

 

Hartelijk welgekomen in deze viering op deze Pinksterzondag,
gij die hier elke zondag mee gestalte geeft,
maar in het bijzonder gij die, even losgehaakt van het vertrouwde,
op deze dag als een parel tussen andere dagen,
bij ons aanwezig wilt zijn.

In taal en toon en gebaar willen wij
uitdrukking geven aan de Geest
die ons tezamen voegt,
die ons doet leven,
die ons bijeenbrengt, een van harte en van hoop.

Nooit heeft iemand God gezien,
maar in de liefde die ons maakt tot gemeenschap
kunnen we wonen
en uw oplichtende geest aanschouwen.

Vervul dit huis,
wees kracht en troost,
dat niemand meer, in zijn of haar aandacht

voor kwetsbare broeders en zusters,
hoeft te vrezen
de duisternis van geweld en kwaad en dood.

INLEIDING

Om woorden vinden om uit te drukken wat het Pinksterverhaal betekent had ik twee vooruitgeschoven gedachten.

Zo kan ik als inwoner van Wetteren mijn gedachten even niet losmaken van de windhoos die de voorbije dagen over mijn gemeente kwam door de ontspoorde trein.  Het was voor ons, hulpverleners van de gemeentediensten, of onze adem verenigd werd in een collectieve ervaring waarin niet gekeken werd op een uurtje inzet min of meer.  Elk onderscheid tussen administratief bediende en maatschappelijk werkers en nog andere gekwalificeerd personeel viel weg in de zorg om de burgers doorheen dagen van onzekerheid te loodsen .  Het leek wel of wij allen in gedachten en aandacht vanuit één bron aangevuurd werden.

Ik kan mij nu indenken dat het bijbelse beeld van wind en vuur dat doorheen een groep mensen gaat, echt verwijst naar een belangrijke menselijke ervaring.  De ervaring om als individu even op te gaan in de collectiviteit.  En dat zo’n ervaring blijft hangen in de herinnering.

En dat ieder die zin en kleur zoekt  in het leven geholpen kan zijn met zo’n collectieve ervaring.

Ik had nog een tweede vooruitgeschoven gedachte.   De laatste jaren mag ik genieten van de charme van het Westvlaamse dialect.  Hun mooiste dialectwoord wat bij mij blijft hangen, is “geestig”in  de betekenis van aangenaam, plezierig, van bezield zijn dermate dat het verbindend werkt tussen mensen.

Kunnen we voor het Pinksterverhaal ook spreken van zo’n collectieve ervaring ?  Was het echt geestig daarbij te zijn of was het veel meer dan dat ?

Ignace zal de pinksterervaring situeren in de context van het verhaal van het leven van Jezus.  Jan herinnert zich ook zo’n collectieve ervaring.  En hoe komt het toch dat de oudere generatie en de jongere generatie samen nog zo moeilijk terechtkomen onder de gezamenlijke paraplu van één zingevende collectieve ervaring ?  Of is dit slechts schijn ?  In zijn bijdrage laat Jan zich hierdoor niet ontmoedigen.

Ik nodig u uit te luisteren naar het Pinksterverhaal.

LEZING: Hand. 2, 1-11

 

Pinksteren2

1 Toen de dag van het Pinksterfeest aanbrak waren ze allen bij elkaar. 2 Plotseling klonk er uit de hemel een geluid als van een hevige windvlaag, dat het huis waar ze zich bevonden geheel vulde. 3 Er verschenen aan hen een soort vlammen, die zich als vuurtongen verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten, 4 en allen werden vervuld van de heilige Geest en begonnen op luide toon te spreken in vreemde talen, zoals hun door de Geest werd ingegeven. 5 In Jeruzalem woonden destijds vrome Joden, die afkomstig waren uit ieder volk op aarde. 6 Toen het geluid weerklonk, dromden ze samen en ze raakten geheel in verwarring omdat ieder de apostelen en de andere leerlingen in zijn eigen taal hoorde spreken. 7 Ze waren buiten zichzelf van verbazing en zeiden: ‘Het zijn toch allemaal Galileeërs die daar spreken? 8 Hoe kan het dan dat wij hen allemaal in onze eigen moedertaal horen? 9 Parten, Meden en Elamieten, inwoners van Mesopotamië, Judea en Kappadocië, mensen uit Pontus en Asia, 10 Frygië en Pamfylië, Egypte en de omgeving van Cyrene in Libië, en ook Joden uit Rome die zich hier gevestigd hebben, 11 Joden en proselieten, mensen uit Kreta en Arabië – wij allen horen hen in onze eigen taal spreken over Gods grote daden.’

HET PINKSTERGEBEUREN

Er moet van Jezus en zijn boodschap een aanstekelijke kracht zijn uitgegaan. Iets wat mensen heel diep beroerde en vervulde met hoop en nieuwe moed. Dat is in elk geval de grondtoon die doorklinkt in het relaas van het gebeuren dat we meemaken. Het gaat over het pinksterfeest zoals het in de joodse traditie werd gevierd: een oogstfeest waarbij de eerste vruchten van de grond werden geofferd aan de gever van alle leven. Die eerste vruchten vinden we vandaag bij de leerlingen van Jezus. Zij belichamen de eerste vruchten van de opstanding van Jezus. Zonder opstanding  van de leerlingen is er ook geen Pasen. Welk een contrast met de sfeer die we proefden in de eerste reacties na Jezus’ dood. De Emausgangers gaan terug naar huis, bedrukt en ontgoocheld. Wij hadden zo gehoopt, zeggen ze. En Petrus gaat terug vissen, hierin gevolgd door zijn companen,” dan gaan we mee”. Het is bedrukking en stomheid alom.

Wat was er dan toch nodig om die ommekeer te bewerkstelligen? Was het misschien de vraag die Jezus hen had gesteld die was blijven nazinderen: wie zeggen jullie dat ik ben? Jezus verwacht waarachtig geen academisch antwoord. Wel één dat met overgave gepaard gaat. Ik denk dat zich hier ook vandaag een soort “scheiding der geesten” voltrekt. Het stereotiepe antwoord dat we allen op school hebben geleerd bewerkt nog geen levensovergave. Wij beleven momenteel het einde van het christendom. Het einde van de kerk als sociale en cultureel-maatschappelijke grootheid. Het christendom als kerk heeft vanaf de bekering van Constantijn tot aan de Franse revolutie de toon gezet. Van toen af aan heeft zich een proces van  verdergaande secularisering ingezet. Bij ons kan de christelijke beweging alleen nog overleven als een vrije bewuste keuze. Dat is wat we her en der zien gebeuren. Ik wil enkele elementen aangeven van de rol die Jezus hierbij speelt.

Ten eerste. Jezus is niet als cavalier seul, als enkeling, opgetreden. Hij heeft van in den beginne mensen rond zich verzameld als medestanders. Medewerkers. Ze worden door hem op pad gestuurd. Niet als gezanten van een politieke of kerkelijke droom. Niet als bouwers van een instituut. Maar als getuigen van een nieuwe levensstijl, waarbij de uitgestoten medemens centraal wordt gesteld. Het slachtoffer bepaalt onze plaats. Niet omgekeerd. Die boodschap blijft actueel. Het gaat om een levensstijl die zich voltrekt in het alledaagse. Zieken de handen opleggen: zorgzame handen die een band van compassie weven, van medeleven. Verder: onreine geesten uitdrijven. Mensen helpen hun eigen weg te vinden in het leven, mensen bevrijden uit welke vorm van bezetenheid ook. Dat hebben de leerlingen geleerd van Jezus.

Zo groeit een nieuwe familie. Een verbondenheid in de geest van Jezus. Niet toevallig wordt het pinkstergebeuren voorgesteld door middel van vurige tongen boven de hoofden van de leerlingen. De banden van het bloed komen pas op de tweede plaats. Denk aan het voorval waarin de moeder van Jezus en zijn bloedverwanten naar hem op zoek zijn omdat ze menen dat hij buiten zijn zinnen is. “Uw familie is daar, komt men hem zeggen, en ze willen u terug mee naar huis nemen”. En Jezus’ antwoord: ‘wie is mijn moeder en mijn broers en zussen? Dat zijn jullie die naar mijn woorden luisteren en ze ook in praktijk brengen’”. Die nieuwe familie, dat lijkt me een sleutel om te begrijpen waar we vandaag werk kunnen van maken.

Ten tweede. In die nieuwe familie is geen plaats voor meesters en knechten. Geen plaats voor autoritair gezag. Het blijkt ten overvloede uit Jezus’ woorden. “Noem niemand van jullie op aarde vader; je hebt maar één vader, de hemelse, en allen zijt gij broeders”. Allen. En wanneer de leerlingen onder elkaar twisten over de vraag wie de voornaamste plaats zal krijgen wanneer Jezus echt de macht grijpt, roept hij een kind en plaatst het in hun midden. “Als ge niet wordt als kinderen, begrijpt ge er niets van.”

En bij het laatste avondmaal: ”ik noem u geen dienaars, maar vrienden”. En hij, de meester, wast de voeten van zijn vrienden.

Zo groeit die nieuwe familie. Zo heeft Paulus het ook begrepen. Die boodschap strekt zich uit naar allen, naar alle volkeren. Paulus zal metterdaad de grenzen van het jodendom openbreken. “Geen joden of Grieken, geen slaven of vrijen, geen mannen of vrouwen. Maar allen één in Christus.” En hij gelooft dat verscheidenheid rijkdom kan zijn. Dat vele charisma’s dienstig zijn in de opbouw van het lichaam dat deze nieuwe familie vormt. En hij geeft ook de inhoud hiervan aan. Want hij begrijpt natuurlijk ook wel iets van de ambitie die mensen kan bekruipen om in het middelpunt van de belangstelling te staan. In 1 Kor. 13 herinnert hij aan de weg die te midden van die vele talenten verheven is boven alles. “Als ik de liefde niet heb, ben ik niet meer dan een rinkelend bekken of een schelle cimbaal”.

Ten derde. De nieuwe familie wil een schoot van leven bieden. Deze wordt voelbaar in de tafelgemeenschap. In het samen eten en drinken. Leerlingen van Jezus zijn disgenoten. Aan tafel delen ze het leven met elkaar. Wel en wee, vreugde en verdriet, lust en leed, brood en wijn. Hier krijgt de nieuwe familie haar volle betekenis als warme en gulle verbondenheid. Hier is geen hiërarchie. Er is vooral geen noodlijdende in hun midden. Wat ze hebben verdelen ze naar ieders behoefte.

Verder: hier wordt geen attest van onberispelijk gedrag gevraagd. Hier is bij uitstek plaats voor de jonge man die eigenzinnig zijn plannen doorzette en zijn deel van de erfenis voor zich opvroeg, zonder zich te bekommeren om de gevoelens van zijn vader. Hij is welkom, zonder dat er enige voorwaarde wordt gesteld. Want hij komt. Hij heeft honger naar leven. Waarachtig leven.

Zo is elke christengemeenschap geroepen een plaats van ontmoeting te worden waar ieder welkom is die op zoek is naar waarachtig leven.

De Geest van God waait als een wind
Op vleugels van de vrede,
Als adem die ons leven doet,
Deelt ons een onrust mede
Die soms als storm durft op te staan
Geweld en kwaad durft tegengaan,
Een koele bries die zuivert. 

EEN HOOPVOL PERSPECTIEF

Waw ! Pinksteren is voor mij altijd verbonden geweest met een waw-gevoel.

In 1979 ik werkte binnen VVKS mee aan de voorbereiding van het project Ansarat. Ansarat is een Hebreeuws woord en betekent verbondenheid. Het was de bedoeling om de idee van verbondenheid en groepsgeest binnen de scoutsbeweging te versterken naar de toekomst toe. In 1979 was er een voorbereidend weekend. Tijdens het pinksterweekend van 1980 had het grote evenement plaats met honderden leiders en inspirerende ontmoetingen. Ik was er bij samen met Michel en Paule, Marc en Myriam, Dirk De Backer, Grerard Braet en Bernard ook. Elkaar dragen en gedragen worden. Elkaar vinden en versterken. Onze verscheidenheid kennen en elkaar toch vinden. Waw… dat gevoel van toen, daaruit put ik vandaag nog steeds energie. Ansarat was geestig en het voedde de goesting.

Maar het was niet altijd waw. Het was ook soms foert. Er waren die momenten zoals ook de Emmausgangers die beleefden na de dood van Jezus. Momenten van ontgoocheling en tristesse. Geen goesting meer. Het was ook wel eens foert.

Er was het lekenexperiment dat we probeerden op te zetten bij de Redemptoristen op de Voskenslaan. Grote plannen, nieuwe kerkvormen ontdekken en een visie op de toekomst. Maar er was mislukking en ontgoocheling. Waw en foert.

Er waren de visie en de plannen die we samen met pastoor Paul op Sint Coleta ontwikkelden voor een parochie zonder priester. We ontdekten een kracht in onszelf door met elkaar een weg te gaan. Waw… maar het liep anders. Het werd foert. Het was niet meer geestig. Weg de goesting.

Augustus 2010. Michel en Paule gaan samen met Gerard Braet en enkele scoutsvrienden op Katharenreis. Ze ontmoeten er opnieuw Bernard en enkele Dominicusgangers. Ze ontdekken de vieringen in de Maria Gorettikerk. Ervaringen worden gedeeld. Wij, Catherine en ik zijn nieuwsgierig. Het is september en we komen een eerste keer. Een kwartier te laat. We dachten dat het om 11 uur begon. Goed begin. We schuiven stilletjes aan. En dan plots weer dat pinkstergevoel. Waw… die gasten doen hier gewoon waar wij al jaren van dromen en tevergeefs voor gevochten hebben. Mannen en vrouwen gaan  voor. Er wordt een verstaanbare taal gesproken. Herkenbaar en confronterend. En ik, die toon noch ritme kan houden, zit plots midden in een koor dat anders achter het altaar stond. Iets, waarvan ik steeds gedroomd heb, is hier werkelijk geworden. Deze gemeenschap is geestig en ik krijg opnieuw goesting. Na anderhalf jaar mag ik al 30 jaar Dominicus vieren.

Maar ook weer die zorg. We zijn toch ook een ouder wordende gemeenschap. Heeft deze gemeenschap overlevingskansen? Loopt dit ten einde? Of wordt het Dominicusverhaal toch gecontinueerd ? Is het Waw en toch ook een beetje foert ? We zijn deze kritische noot wel aan onszelf verplicht. Maar bij Pinksteren hoort ook een grenzeloos vertrouwen. Iets wordt doorgegeven. Met andere woorden. Op een andere manier. De Jongeren blijven op hun manier samen komen. Ze pikken hier en daar een mosterdzaadje mee. Daarom moeten ook wij dat blijven doen. Wij zullen doorgaan om op onze manier te getuigen van Pasen in de geest van Pinksteren. Geestig. Weet ge, ik heb er opnieuw goesting van gekregen. En goesting is geestig.

Kom in mijn klein bestaan,
Ga niet mijn deur voorbij.
Breng licht en warmte aan,
Maak mij van doodsangst vrij.
Ontdooi mijn binnenkant,
Mijn ingevroren geest,
En schep een nieuw verband,
Zodat mijn ziel geneest.

INLEIDING TAFELDIENST

Moge alle gedachten die nu door ons heen gingen,
uitgesproken en niet-uitgesproken,
zich verbinden tot één stroom
die bereikt alle mensen met wie we ons verbonden en solidair voelen.

Moge het brood en de wijn
die we hier op deze tafel zullen brengen
in het gebaar van breken en delen
ons hart en ons gemoed doen openbreken naar elkaar
en naar alle mensen die ons nodig hebben.