Pinksteren 2014

Dominicus Gent

Viering van Pinksteren

8 juni 2014


Welkom aan iedereen op deze Pinkstermorgen. Een speciaal welkom aan alle papa’s en aan allen die zo goed als een vader zijn voor anderen.

Pinksteren. Een feestdag die , zoals we straks zullen horen, spettert van leven, van enthousiasme, Een wonder van opstanding, van samenhorigheid, van nieuw begin. Met een verdiept geloof van de leerlingen in de boodschap van Jezus, een geloof om bergen te verzetten. Je zou er bijna jaloers op worden.
We brengen alvast wat vuur in ons midden door de Paaskaars aan te steken: een vuur van geloof in de aanwezigheid van Hem rond wiens boodschap we samenkomen.

INLEIDING

Pinksteren: een groep begeesterde volgelingen van Jezus ziet in hem de persoon naar wie het volk van Israël in zijn lange geschiedenis naar verlangt. Een lange geschiedenis: ballingsschap, dolen in de woestijn, corrupte koningen en tegelijk prachtige visioenen van gerechtigheid afkomstig van profeten en schrijvers. Iemand om dit volk de weg te wijzen. Doorheen alles vermoedde dit volk een Mysterievolle Aanwezigheid die met het meeging.

De verwachtingen van de leerlingen omtrent Jezus kwamen niet uit. Het liep totaal anders. En toch was zijn dood het startpunt van een krachtige beweging rond de Middellandse Zee en ver daarbuiten in Europa.

Pinksteren: de verjaardag van onze christelijke traditie.

Ik denk dat het goed is om het pinksterverhaal te plaatsen in een groter geheel. Ik stel dan ook voor om te luisteren naar het pinksterverhaal en aansluitend een verhaal te zingen dat het in een volledige context zet, een verhaal dat klinkt als een geloofsbelijdenis.

LEZING: Hand 1, 12 – 2,11

Daarop keerden de apostelen van de Olijfberg terug naar Jeruzalem. Deze berg ligt vlak bij de stad, op een sabbatsreis afstand. Toen ze in de stad waren aangekomen, gingen ze naar het bovenvertrek waar ze verblijf hielden: Petrus en Johannes, Jakobus en Andreas, Filippus en Tomas, Bartolomeüs en Matteüs, Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Simon de IJveraar en Judas, de zoon van Jakobus. Vurig en eensgezind wijdden ze zich aan het gebed, samen met de vrouwen en met Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broers.

Toen de dag van het Pinksterfeest aanbrak waren ze allen bij elkaar. Plotseling klonk er uit de hemel een geluid als van een hevige windvlaag, dat het huis waar ze zich bevonden geheel vulde. Er verschenen aan hen een soort vlammen, die zich als vuurtongen verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten, en allen werden vervuld van de heilige Geest en begonnen op luide toon te spreken in vreemde talen, zoals hun door de Geest werd ingegeven.
In Jeruzalem woonden destijds vrome Joden, die afkomstig waren uit ieder volk op aarde. Toen het geluid weerklonk, dromden ze samen en ze raakten geheel in verwarring omdat ieder de apostelen en de andere leerlingen in zijn eigen taal hoorde spreken. Ze waren buiten zichzelf van verbazing en zeiden:
‘Het zijn toch allemaal Galileeërs die daar spreken? Hoe kan het dan dat wij hen allemaal in onze eigen moedertaal horen? Parten, Meden en Elamieten, inwoners van Mesopotamië, Judea en Kappadocië, mensen uit Pontus en Asia, Frygië en Pamfylië, Egypte en de omgeving van Cyrene in Libië, en ook Joden uit Rome die zich hier gevestigd hebben, Joden en proselieten, mensen uit Kreta en Arabië – wij allen horen hen in onze eigen taal spreken over Gods grote daden.’

EERSTE OVERWEGING

En zijn gezindheid wordt door Gods Geest in ons geademd, vandaag en voorgoed, zongen we.

Er zijn zo van die momenten in het leven waar een frank valt, waar even de puzzelstukken van het leven bij elkaar vallen. Doorgaans zegt men dat er niets nieuws onder de zon is: geboorte en dood, morgen en avond, winter en zomer – een opeenvolging van dezelfde terugkerende momenten. Het leven dat begrensd lijkt door eindigheid. En toch zijn er van die momenten waarin die eindigheid doorbroken lijkt, waar even het eindige leven toch een verwijzing lijkt naar wat eeuwig is en zal zijn. Zulke momenten komen vaak voort uit intense samensmelting met een medemens of met een groep met wie men samen een dramatisch moment deelt.

Ik denk dat het pinksterverhaal zoiets moet zijn.

De leerlingen hadden een heel traject afgelegd. Aangetrokken tot de vervullende kracht die van Jezus uitging, hadden zij have en goed losgelaten en een radicale keuze gemaakt. Onder de paraplu van het gezag van Jezus waren zij met hem meegetrokken, het land door van Galilea tot Judea, van Kafarnaum tot Jeruzalem. Niet langer meer waren zij die anonieme vissers uit het volk van Galilea maar de bejubelde volgelingen van een gezagvolle rabbi.

In dat Jeruzalem zou Jezus in hun ogen uiteindelijk de centrale leider worden van hun volk. Maar het valt anders uit: hetzelfde volk dat hen bejubelde omwille van Jezus, spuwt hen nu uit omwille van diezelfde Jezus, gedeclasseerd tot de laagst mogelijke sociale status, deze van gekruisigde. Van bejubelde mensen worden zij plots niemand meer. Ze ondergaan de dreiging van volk dat gemanipuleerd is door machthebbers.

De haat van het volk brandt als in hun rug. Maar hun angst beleven zij samen, ze blijven bij elkaar. Dat zij samenblijven en hun ontgoocheling blijven delen: dat is de vrucht van de inspiratie die uitgaat van Jezus.

En Lucas vermeldt: hoe ze samen een waren in gebed. De samen gedragen angst verandert langzaam van gedaante.

Dan overkomt hen die doorbraak, onverwacht, als plots opgestoken wind en vuur. Wind en vuur, niet manipuleerbaar, niet door mensen geconstrueerd. Een begeesterende ervaring die komt bovendrijven: dat hun doorstane angst, bijna ten dode toe, voortkomt van die geest van Jezus. Zijn kracht, zijn begeestering – zo ontdekten zij – had bezit van hen genomen. Hij was helemaal terug , maar nu in hun denken en handelen, in hun hart , in de kracht van hun woorden. Die nieuwe begeestering werd duidelijk in een voor iedereen te begrijpen lichaamstaal.

Zo’n ervaring solidair doorkomen, gedragen door verbondenheid, creëert basisvertrouwen, opent de deur doorheen het tijdelijke in dit leven.

Misschien speelt in dit proces ook de volgende stille ontdekking mee, nl. dat ze na al die perikelen nog steeds de naam dragen waarmee Jezus hen geroepen had. Een naam dragen betekent in die Joodse traditie: een betekenis hebben voor andere mensen. En misschien is dit de reden waarom Lucas in deze scène in de bovenzaal van Jeruzalem al die leerlingen nog eens uitdrukkelijk bij naam noemt.

Met de woorden van het volgende lied kan het duidelijker worden: eerst was er die begrensdheid, vertolkt in het eerste gedeelte – nooit hoorden zij andere stemmen, nooit waren er handen die doen wat handen niet kunnen. En dan die doorbraak in de volgende gedeelten: maar er was daglicht, alle dagen, wat ook gebeurde, alsof wij liepen over een onzichtbaar weefsel boven de afgrond gespannen, dat niet scheurde.

TWEEDE OVERWEGING

Vandaag worden in vele Gentse parochies kinderen gevormd. En velen onder ons hebben ook de Geest ontvangen, alhoewel dat, voor zover ik weet, niet onder dezelfde omstandigheden en met eenzelfde begeesterend effect gebeurde als toen..
Het zal u niet verwonderen dat de werkelijkheid, zovele jaren geleden, er waarschijnlijk ook lichtelijk anders uitgezien heeft. Maar het effect, het doorbreken van een impasse, van een soort verlamming was blijkbaar wel spectaculair. Wat is het geweest? Kunnen wij, nuchtere mensen van 2014, deze Geest ergens in ons leven ervaren? Ik wil twee verhale naast elkaar zetten. Aan jullie om de parallellen te zoeken…

Je kan je voorstellen dat de leerlingen samen het Pinksterfeest willen vieren, het zijn tenslotte nog steeds Joodse gelovige mensen. Maar het samenzijn is in mineur. Ze missen Jezus en nu het afscheid blijkbaar definitief is, staan ze letterlijk als een kudde zonder herder. Of in eigentijdse termen: als een groep die hun gids, hun leider kwijt is. Ze waren aangesproken door zijn boodschap, ze geloofden in zijn visie en Hij wist het. Zij volgden. En nu moeten ze voort, maar hoe? Wie zijn zij? Wat kunnen ze? Zitten ze wel op het juiste spoor? Kunnen ze elkaar vinden, ondanks verschillende interpretaties? Ik zie ze zitten in die zaal, verward, onzeker, bang , verdrietig…Allemaal gevoelens waardoor je niet helder kan zien, waardoor je blik vertroebelt wordt. En dan gebeurt er iets waardoor de chaos in hoofd en hart geordend wordt, er in elk van hen een kracht wordt aangeboord die hen over alle angsten , onzekerheden, verschillen heen op weg doet gaan, de deuren en ramen openbreekt, hun beperkingen opheft, en ze naar buiten komen met wat hen drijft, bezielt, doet leven. Ze hebben de stap gezet waarvan vorige week ook al sprake was. Zoals Els het verwoordde: Veel erger dan gave en goed te verliezen, is het toch om de waarden te verliezen die ons heilig zijn, om God en gebod los te laten, om ons fundamenteel menszijn en ons geloof in recht en gerechtigheid geweld aan te doen. Was het deze ontdekking die de leerlingen deed opstaan?
Wat het ook geweest is: er komt een stroming op gang die niet meer te stoppen zal zijn. De Geest heeft gewerkt, de helper is gekomen, alleen – en dat is soms frustrerend – kan je er nooit je vinger opleggen. Hier gebeurde iets dat anders is dan wat we menselijkerwijze kunnen uitleggen, Hier past alleen geloven: je overgeven aan het besef dat het juist zit, maar dat je het niet kan vatten, uitleggen, dat het groter is dan wij. Dat het verwijst naar God, naar de Ene…

Om terug te keren naar vandaag: deze ervaring is geen verhaal van de helden van lang geleden. Het gebeurt elke dag nog, hier en nu. Kort een persoonlijke getuigenis:

Lang geleden liep de catechese op de parochie over twee jaar. Er waren twee maal 9 mensen die elke maand samenkwamen onder leiding van onze onderpastoor. We kregen duiding, de werking lag al jaren vast en iedereen vond die okee. Af en toe werd er een nieuwe werkvorm voorgesteld, zochten we een ander accent, en kon iedereen in zijn groepje de “stof” aanbrengen op zijn/haar manier.
Toen onze onderpastoor wegging, namen een drietal mensen de taak over, maar bleef de werkwijze dezelfde.
Na een paar jaar werd er decanaal beslist de catechese overal op een jaar te brengen. Grote verwarring: wat nu? Wie ging zeggen hoe of wat? Welke werkwijze moest er gebruikt worden. Wie beslist over de inhoud??? Konden wij dat?
Op een zaterdagmorgen, met een gezamenlijk ontbijt waaraan elk zijn broodje , sapje of beleg had bijgedragen, werd er duchtig van gedachten gewisseld over wat voor elk van ons belangrijk was in ons geloof. En wat we ervan aan de kinderen wilden doorgeven. En als vanzelf kwamen er tien thema’s naar voor, voor tien catecheses. Waren er voor die tien bijeenkomsten mensen die dat inhoudelijk en praktisch wilden uitwerken…? We moesten eerder tegenhouden dan stimuleren…
Was het omdat mensen aangesproken werden op hun eigen gelovig zijn, op wat het voor hen betekende i.p.v. te volgen wat de leider zei? Was het groepsdynamica? Ik weet het niet, maar zelfs nu ik het na al die jaren vertel voel ik weer het enthousiasme, het doorbreken van een grens, een opening naar iets dat ons samen op weg deed gaan. Die sfeer, het geloof in onszelf, in de groep, in het gezamenlijk project, in onze gedeelde geloofservaring, heeft ons jaren doen draaien.
Voor mij voelde ik toen het vuur van de Geest…
Sedertdien zag ik Hem al meermaals aan het werk, tenminste, zag ik al meermaals het effect van zijn aanwezigheid. En ik moet eerlijk zijn: niet alleen bij gelovigen, maar overal waar mensen zichzelf inschakelen in een groter geheel, in de zorg voor anderen. En geloof ik, meer dan op de dag van mijn Vormsel, dat de Geest des heren er is en werkzaam is in en tussen mensen.

INLEIDING OP DE INBRENG

Wij geven nu het woord aan u: om iets toe te voegen bij hetgene wat gezegd is, om een bezorgdheid te delen, een gebed.

Het is dan ook nu de gelegenheid voor wie wil voor de gemeenschap een gebed, een wens of een overweging uit te drukken.

UITNODIGING TOT TAFELDENST

En laten wij dan aan tafel gaan. Brood en wijn delen rond deze tafel.

Lucas vermeldt het niet. Zouden de leerlingen in hun bange wachtend samenzijn gedurende al die dagen eraan gedacht hebben het teken van Jezus te herhalen? Wellicht niet, het zou zijn gedachtenis nog bijzonder pijnlijk naar boven brengen. Tot ze ontdekten dat hij aanwezig bleef in hun gedachten, in hun handelen en spreken en ze verlangden om dit voor elkaar duidelijk te maken in het opnieuw delen van brood en wijn.

Laten wij dan dit gebaar als gemeenschap opnieuw stellen.

Gemeenschap is voor ons nu niet enkel u die hier bent rond deze tafel, maar ook alle mensen met wie wij verbonden leven: familie, vrienden, collega’s, geburen. Denken wij aan mensen die op dagen als deze pinksterzondag schrijnend gemis ervaren van mensen die hen omgeven.

Danken wij ook aan mensen die in moeilijke omstandigheden groep vormen en duurzaam werken aan ontwikkeling: gemeenschappen en organisaties die mensen samenbrengen om meer weerbaar aanwezig te zijn in de samenleving, waarvoor wij dit kleine kaarsje ontsteken dat ooit uit Congo meekwam.

Denken wij aan de mensen voor wie een intentie staat neergeschreven.

En denken weaan onze geliefde doden: zij hebben het leven geleefd hebben dat nu in onze harten staat uitgedrukt.

En laat ons dan rond deze tafel zingen…

 

(afbeelding: detail El Greco)