Paulus (2): de verkondiger…

Dominicus Gent

Viering van zondag 6 november 2016

Missie

(Paulus 2)

 

Goede morgen. Ik mag u van harte welkom heten.

Deze viering is de tweede in een reeks van drie vieringen rond de figuur van Paulus.

Vorige week werd onze parate kennis over Paulus bijgespijkerd en werden ons handvaten aangereikt om Paulus’ bekering te lezen. Vandaag komt de missieactiviteit van Paulus aan bod. We belichten het knappe redenaarstalent van Paulus aan de hand van een stukje uit het boek Handelingen, redenaarstalent helemaal ten dienste van de verkondiging.

Volgende week, in een derde viering, komt Paulus als organisator aan bod: organisator en stichter van vele plaatselijke geloofsgemeenschappen.

Drie zondagen rond Paulus uit de 1ste eeuw van onze tijdrekening, die ook in onze 21ste eeuw inspiratie mag zijn voor het geloof in goed leven voor allen. Leven waarin we met ons allen gezien en gekend zijn.

Laten we ons warmen aan het licht, licht dat ons hier samenbrengt in het spoor van Jezus van Nazareth.

Dit huis vol mensen
weet jij wie ze zijn
ken je hen bij name
dan ben je de Enige

Opstap naar de lezing

Paulus heeft een drietal grote missiereizen gemaakt. Tijdens zijn tweede reis trekt hij door Klein-Azië, Macedonië en Griekenland, en arriveert in 52 na Christus, in de stadsstaat Athene. Op dat moment kent Athene niet meer zijn grote glorie, maar de provinciestad behoudt wel zijn culturele en filosofische reputatie. De Areopaag, een heuvel ten noordwesten van de Akropolis, is in de eerste eeuw na Christus nog steeds the place to be. Die plek had altijd al verschillende functies gehad: het was gerechtshof, politieke raad, religieus en liturgisch controle-orgaan, moreel-pedagogische inspectie. M.a.w. daar werd gediscussieerd en beslist over wat de Grieken de paideia noemen, een soort ‘leidraad voor opvoeding, vorming, godsdienst, politiek, moraal en cultuur’, eigenlijk de sociale cohesie van hun samenleving. Op die plek legt Paulus, a.h.w. ter onderzoeking, het christelijk geloof voor aan de toehoorders. Dit heeft Lucas opgetekend in zijn boek ‘Handelingen’, een slordige vijftig jaar na de gebeurtenissen. Ook al proberen exegeten te bewijzen dat Paulus grandioos mislukt is in Athene, en dat de redevoering niet van hem maar van Lucas zelf is, willen we bij dit gebeuren stilstaan om iets te leren over wat verkondiging/missie zou kunnen zijn. Maar laten we eerst kennis maken met de tekst zelf.

Lezing: Handelingen 17, 16-34

Paulus wachtte op hen in Athene. Toen hij zag dat de stad vol afgodsbeelden stond, kwam zijn gemoed in opstand. Hij sprak daarom in de synagoge met de Joden en de godvrezenden, en op het stadsplein sprak hij elke dag met de mensen die hij daar aantrof. Ook enkele Epicurische en Stoïsche filosofen raakten met hem in gesprek. Sommigen zeiden: ‘Wat wil die praatjesmaker eigenlijk beweren?’ ‘Hij lijkt een verkondiger te zijn van vreemde goden’, zeiden anderen, omdat hij over Jezus en Anastasis predikte. Zij namen hem mee naar de Areopagus en zeiden: ‘Mogen wij weten wat dit voor een nieuwe leer is die u naar voren brengt? U zegt dingen die ons nogal vreemd in de oren klinken. Wij willen graag weten waar het over gaat.’ Alle Atheners en ook de buitenlanders die daar wonen, hebben immers voor niets anders tijd dan voor het vertellen of aanhoren van iets nieuws. Paulus ging in het midden van de Areopagus staan en zei: ‘Atheners, aan alles zie ik dat u buitengewoon godsdienstig bent. Toen ik rondliep en uw heiligdommen bezichtigde, trof ik ook een altaar aan met het opschrift: Aan de onbekende god. Welnu, wat u zonder het te kennen vereert, dat kom ik u verkondigen. De God die de wereld gemaakt heeft en alles wat die bevat, de Heer van hemel en aarde, woont niet in tempels die door mensenhanden gemaakt zijn. Ook laat Hij zich niet door mensenhanden bedienen, alsof Hij iets nodig had, want zelf geeft Hij aan allen leven en adem en alles. Uit één mens heeft Hij heel het mensenvolk gemaakt om overal op aarde te wonen. Hij heeft bepaalde tijden vastgesteld en hun woongebieden afgegrensd, met de bedoeling dat ze God zouden zoeken en Hem wellicht tastenderwijs zouden vinden; Hij is immers niet ver van ieder van ons. Want door Hem leven wij, bewegen wij en zijn wij; zoals ook enkele van uw dichters hebben gezegd: Wij zijn van goddelijke afkomst. Als we dus van goddelijke afkomst zijn, moeten we niet denken dat het goddelijke overeenkomt met goud, zilver of steen, met produkten van menselijk ambacht en menselijke verbeelding. Zonder te letten op die tijden van onwetendheid zegt God nu de mensen aan dat ze zich moeten bekeren, allemaal en overal. Want Hij heeft een dag vastgesteld waarop Hij de wereld rechtvaardig zal oordelen. Daar heeft Hij iemand voor aangewezen, en Hij heeft dit voor iedereen geloofwaardig gemaakt door Hem uit de doden te laten opstaan.’ Toen zij hoorden over opstanding van de doden, dreven sommigen daar de spot mee, maar anderen zeiden: ‘Daarover willen wij u nog wel eens horen.’ Zo vertrok Paulus uit hun midden. Toch sloten enkele mensen zich bij hem aan en kwamen tot geloof. Onder hen bevonden zich ook Dionysius de Areopagiet, een vrouw die Damaris heette, en nog anderen.

 

Duiding van de lezing

Wat treft mij zoal in dat verhaal? Het gemoed van Paulus speelt op als hij in Athene de afgodsbeelden ziet. Hij is daar emotioneel door geraakt. Maar hij reageert niet emotioneel. Hij laat zich niet meeslepen door zijn gevoelens; hij praat erover, op de eerste plaats met de joodse volksgenoten die uiteraard elke vorm van afbeelding van God verwerpen, maar ook met de mensen die hij tegenkomt op het stadsplein, Grieken en buitenlanders. Elke dag doet hij dat, zo staat er. Hij begint dus niet met te preken, hij gaat in gesprek, zowel binnen de eigen groep als met vreemden. Tijdens die gesprekken ontmoet hij ook filosofen. Vertegenwoordigers van de Epicurische en Stoïsche leer, de twee belangrijkste richtingen van het toenmalige denken. Beide bepalen op een verschillende manier hoe een mens het best gelukkig kan worden, en ze sturen daarbij ook de religieuze opvattingen. Belangrijke gesprekspartners dus. Sommige filosofen zeggen dat hij een praatjesmaker is, dat hij het over vreemde goden heeft, een bedreiging wellicht voor de maatschappelijke orde. Ze horen hem immers spreken over Christus en Anastasis, en denken dat Anastasis een godin is die bij de god Christus hoort, maar anastasis betekent gewoon ‘opstanding’. Hoe dan ook, ze nemen hem mee naar de Areopaag om uitleg van hem te horen, om zijn vreemde gedachten aan een onderzoek te onderwerpen. Ooit heeft op dezelfde plek Socrates zich moeten verantwoorden voor zijn vreemde ideeën betreffende de paideia en de maatschappelijke gevolgen.

Paulus begint er aan zijn redevoering. Telkens als ik die hoor of lees, kan ik een glimlach niet onderdrukken. Het is een prachtig staaltje van goeie en slimme aanpak. Ook al was Paulus negatief geëmotioneerd door de vele afgodsbeelden, gaat hij toch niet in de aanval. Hij verwijt de Atheners geen atheïsme of polytheïsme. Integendeel, hij vertrekt van een positief én gemeenschappelijk thema. Jullie zijn buitengewoon godsdienstig, zegt hij, in die mate zelfs dat jullie een altaar hebben met het opschrift: aan de onbekende god. En daarmee kan hij onmiddellijk naar zijn kernboodschap gaan, zonder zijn gehoor nodeloos te krenken. Ik kom u zeggen wie volgens mij die onbekende god is… Hij beschrijft: De God die de wereld heeft gemaakt en alles wat er leeft, hij die over hemel en aarde heerst, woont niet in door mensenhanden gemaakte tempels. Hij laat zich ook niet bedienen door mensenhanden alsof er nog iets bij is dat hij nodig heeft, hij die zelf aan iedereen leven en adem en al het andere schenkt. M.a.w. God is de Schepper, wij moeten zíjn behoeften niet vervullen met allerhande offers en liturgische diensten in tempels, Hij is het die ons het leven geeft. Wij mogen Hem zoeken, en Hij heeft ons zo gemaakt dat we Hem kunnen vinden. God is onze vriend, dicht bij ons. Hier en ook nog verder blijkt dat het typisch joodse godsbeeld dat in de heilige Schrift en hier door Paulus wordt verkondigd, heel dicht aansluit bij godsdienstige opvattingen van de aanwezige filosofen onder het gehoor. Om dat kracht bij te zetten (hier komt mijn glimlach terug) begint Paulus zowaar in filosofisch jargon te spreken: Want in hem leven wij, bewegen wij en zijn wij. Of, zoals ook enkele van uw eigen dichters hebben gezegd: ‘Uit hem komen ook wij voort’. Maar als wij dan uit God voortkomen, mogen we niet denken dat het goddelijke gelijk is aan een beeld van goud of zilver of steen, het werk van een ambachtsman, door mensen bedacht. Rituelen met godenbeelden heeft niet veel zin.

Valt het jullie niet op dat Paulus probeert het onzegbare mysterie van God op een of andere manier te insinueren? De ‘onbekende God’ is tegelijk immanent en transcendent, tegelijk dicht bij ons én boven ons verheven, wil hij zeggen, zowel in zijn schepping als in zijn vriendschap. En waarom zou God ook tegelijk niet in alles aanwezig kunnen zijn? In elk geval zijn mens en God inherent aan elkaar aanwezig.

Paulus denkt aan een slot voor zijn redevoering. Hij eindigt positief door te stellen dat God geen acht slaat op de tijd waarin men hem niet kende, maar nu overal de mensen oproept om een nieuw leven te beginnen. Het is bijna een echo van Jesaja’s “blijf niet staren op wat vroeger was, zie ik ga iets nieuws beginnen”. Geen enkele beschuldiging aan het adres van zijn toehoorders en zelfs geen expliciete oproep tot bekering. Wat hij wel doet, helemaal op het einde: het eigene van de persoon van Jezus Christus en zijn verrijzenis terug ter sprake brengen, ook al had de verrijzenis al aanleiding gegeven tot misverstand. Hij doet dat een beetje omfloerst, namelijk door Christus niet expliciet te vernoemen, en het samen met het eindoordeel te formuleren. De man die het eindoordeel zal voltrekken is door Paulus bewust anoniem gehouden om, zo denk ik, niet te provoceren én om het misverstand van god Christus met zijn madame Anastase, zeker niet over te doen. Maar voor de goede verstaander is het duidelijk dat het hier gaat over degene die zei: wat je aan deze minsten hebt gedaan, heb je aan mij gedaan. In elk geval gaat hij het heikele punt van de verrijzenis niet uit de weg, want het is de kern van zijn boodschap. Wat hem spot oplevert.

Ik vind dit een mooi stukje verkondiging. Paulus probeert niet in concurrentie te treden met de verhalen uit de Griekse mythologie. Hij wil niet laten zien dat zijn verhaal grootser is. Hij gaat in gesprek met de mensen aan wie hij verkondigt, en vertrekt van hun eigen denkkaders en cultuur om dan toch zijn overtuiging mee te delen. Hij maakt in die zin ook een deugd van zijn eigen onmacht om het verhaal dat hij wil vertellen tot een schitterende story om te bouwen. Een beetje zoals hij later in zijn Korinthiërsbrief schrijft: “wat voor de wereld dwaas is, heeft God uitgekozen om de wijzen te beschamen; wat voor de wereld zwak is, heeft God uitgekozen om het sterke te beschamen; wat voor de wereld van geringe afkomst is en onbeduidend, heeft God uitgekozen; wat niets betekent koos Hij uit, om teniet te doen wat wel iets betekent, opdat tegenover God geen mens zich zou beroemen op zichzelf.” Met deze spiritualiteit in het achterhoofd, toch slim zijn in je verkondiging! Maar vooral beseffen dat de beste missie, de beste verkondiging de navolging van Jezus is in je leven van elke dag.

Verborgen in oude verhalen
verteld zolang mensen bestaan
zijn woorden van hemel en aarde

 

Overweging en actualisatie

Verhaal waar geen einde aan komt: het verhaal van God met de mensen. Paulus was overtuigd van de goede boodschap die hij te brengen had. Al dan niet van zijn paard gedonderd – in elk geval was er die ‘coup de foudre’ waardoor hij inzag dat mensen meer in hun mars hebben dan altaren bouwen en offers brengen voor allerlei goden. Hij ziet het al gebeuren: de plekken waar mensen gemeenschap stichten in navolging van Jezus. Hoe ze, voorbij de gouden en zilveren godsbeelden, komen tot de kern van de zaak: God die woont waar mensen om elkaar begaan zijn, die zich laat vinden waar mensen streven naar goedheid, trouw, barmhartigheid. Waar de eerste zorg gaat naar de kleinsten en de minsten. Waar de vreemdeling niet méér is, maar zeker niet minder.

Dat de jood Paulus vol was van Jezus’ boodschap staat buiten kijf. Dat hij een bijzonder talent had om zijn verhaal aan de man te brengen, dat heeft Bernard mooi uitgewerkt aan de hand van het fragment uit Handelingen. Ik zou zowaar goesting krijgen om rond te trekken, Paulus achterna. Helaas, mijn redenaarstalent is verwaarloosbaar en ik leef in een andere tijd – een andere context.

En mocht ik toch willen doorzetten dan zouden wijze en liefste mensen mij beslist op andere gedachten willen brengen.

Zeggen dat je gelooft, dat je staat in de traditie waarin je goed leven wordt aangezegd, hoe doe je dat vandaag, hier en nu. Het is niet vanzelfsprekend om christelijk geloof ter sprake te brengen, laat staan er persoonlijk van te getuigen. En toch kan een gesprek, bv. in het gezelschap van jonge kinderen, soms onbevangen over geloven gaan. Onze kleinkinderen voelen zich in elk geval niet geremd om opa en oma te bevragen over hun geloof. “Oma jij gelooft in God, hé?”. Een vraag – beetje uitdagend, maar evenzeer oprecht en benieuwd gesteld – waarop ik geen pasklaar antwoord heb (of wil hebben?). Want ‘God’: wat stelt kleine Remi zich daarbij voor? En krijgt oma het voor zichzelf wel helder?

Makkelijker is het om te vertellen over engagement en hoe ik in het leven sta, hoe ik probeer te leven:staande in de traditie van ontelbaar veel mensen vóór mij, in het spoor van Jezus van Nazareth.

In een gesprek rond geloven werd onze jongste zoon een beetje kregelig (heeft hij van zijn moeder). Geloven werd er afgedaan als ‘niet meer van deze tijd’, ‘naïef’, op niets tastbaars berustend. Dat wij, zijn ouders, behoren tot een gelovige gemeenschap … Bedenkelijk toch?

Neen, zegt zoonlief. Het is weliswaar niet zijn weg, maar hij kan leven met het geloof van zijn ouders. Voor hem is wie we zijn en wat we doen belangrijk. En hij brengt respect op voor wat ons inspireert.

Enkele mensen uit onze gemeenschap brachten een paar weken geleden een groep jonge twintigers en dertigers samen om uit te wisselen rond geloof en zingeving. Een verkennend gesprek, géén wervende bijeenkomst – geen verborgen agenda. Blijkt dat mensen van die leeftijd wel degelijk bezig zijn met zingeving en zoekende zijn. Ze willen graag met leeftijdsgenoten of met mensen in gelijklopende levenssituaties van gedachten wisselen. En ze staan zeker niet afkerig tegenover het gelovige/christelijke aspect in het verhaal van mensen. Meer zelfs: veel mensen van die generatie staan open voor de getuigenis van gelovige mensen.

Ik vind het boeiend om na te denken over hoe we vandaag geloof ter sprake kunnen brengen. Paulus geeft ons zeker een mooie voorzet: mensen opzoeken en in gesprek gaan. Niet vanuit het grote gelijk, maar vanuit de overtuiging dat mensen met elkaar op weg kunnen gaan naar een gedeelde toekomst.

We beschikken niet allemaal over het grote talent van Paulus (ik spreek voor mezelf). Maar vanuit ieders talent moet het mogelijk zijn om taal en stem te geven aan het goede dat ons is aangezegd. God die aanwezig wil zijn waar mensen zijn.


Inbreng vanuit de gemeenschap

Paulus is onmiskenbaar een missionair figuur met een bijzonder talent voor verkondiging. Slim en gevat vertelt hij over wat hem ten diepste beroert. Hij is overtuigd van de goede boodschap die hij te brengen heeft. Waar het hart van vol is loopt …

Wij vandaag willen uiteraard niemand iets opdringen, maar kunnen we zomaar – in de publieke ruimte – getuigen van ons geloof? Niet betweterig, zeer zeker niet. Hoe kunnen we daar vandag betekenis aan geven?

Er is tijd voor stilte, voor een gebed, voor uw inbreng.

 

Inleiding op de tafeldienst

Hij die ons voorhield dat het goede zal zegevieren, dat liefde zal winnen van haat, dat vrede zal winnen van oorlog, dat leven zal winnen van dood. Hij vatte die boodschap nog eens samen op het einde van zijn leven, tijdens een maaltijd. En Hij vroeg toen dat wij Hem zouden nadoen.

Samen met zoveel bekende en onbekende mensen overal ter wereld, ervaren wij rond de tafel verbondenheid. Wij oefenen breken en delen, wij oefenen vrede. Wij oefenen hier wat we in ons dagelijks leven ook zouden willen doen: breken en delen van wat leven geeft: eten en drinken, brood en wijn. Wat wij hier samen rond deze tafel kunnen ervaren is een voorsmaakje van wat het Rijk van God zou kunnen zijn.

We brengen ook onze overledenen aanwezig door het aansteken van de kaarsjes, en we brengen hen aanwezig die hier omwille van ziekte of andere redenen niet aanwezig kunnen zijn. Laten we aan tafel gaan.

Onze Vader

Vredeswens

Paulus was overtuigd van de goede boodschap die hij te brengen had. Moge het vuur van zijn overtuiging ook ons aansteken om zonder schroom te getuigen van wat ons is aangezegd: trouw, barmhartigheid, rechtvaardigheid en vrede. Wensen wij elkaar de vrede.

Communie