Dominicus Gent
Pasen 2019
Welkom aan jullie allemaal hier aanwezig. En we wensen u, zoals de traditie het wil, van harte een zalige Pasen!
Zalig omwille van al die mensen hier verzameld, jong en oud, nieuwe en bekende gezichten. Het blijft toch iets speciaals om de grote feesten mee te maken, dat zijn symbolische stapstenen die een jaar ondersteunen. Niet ons horloge is de belangrijkste tijd in ons leven, maar de trage seizoenen zijn dat, de lente is er al volop, en kijk eens wat dat met ons doet. En ook de grote liturgische feesten zijn dat, ze vormen een soort groot betekenisgebinte voor ons leven. Nog altijd is dat zo, zelfs al probeert de commercie dat over te nemen…
En Pasen is ook zalig omdat we de kracht vieren van het licht. Licht sterker dan de negativiteit, leven sterker dan de dood… Heel de Paasviering zal in het teken staan van licht. Straks zorgen Paule en de kinderen daarvoor, en de teksten uit het evangelie, en de overweging, en de liederen.
Maar eerst zingen we ons wakker en warm vanbinnen: ontwaakt gij die slaapt, staat op uit de dood en Christus zal over u lichten…
Lichtritueel met de kinderen
Een grote doos. In de doos zijn op voorhand kleine gaatjes en grotere openingen gemaakt en terug gesloten. Kinderen worden gevraagd om naar voor te komen. Een of twee moedigen worden uitgenodigd plaats te nemen in de doos en vanuit de doos hun ervaringen mede te delen.
De doos wordt gesloten : wat zie je voor het ogenblik, kan je nu iets anders opmerken? Klein nagelgaatje wordt vrijgemaakt: is het nog altijd donker, ben je bang in het donker, wat heb je nodig opdat de duisternis zou verminderen?
“ We maken al een beetje meer licht buiten jullie doos en denken daarbij aan de mensen in de wereld die het niet zo goed hebben als wij en wanneer we aan hen denken een klein beetje licht naar hen toesturen” Een eerste lichtje wordt aangebracht en rond de Paaskaars gezet.
We maken nog een groter luikje open: “is het al wat klaarder daarbinnen, vinden jullie het leuker nu er meer licht is, zie je elkaar zitten in de doos…..Kan je het gezicht van je doosgenoot nu al zien? Hoe kijkt hij, angstig, is hij/zij er gerust is dat er steeds meer licht zal komen?”
Mensen die ziek zijn en alleen zijn blij met een bezoekje en je kan voor hen een lichtje in moeilijke dagen betekenen. We plaatsen terug een kaarsje bij de Paaskaars.
Er wordt een groter luik opengedaan. “Geruststellend dat het licht terug kan binnenkomen, misschien zien jullie al mensen in de kring rond jullie zitten. Zwaai maar eens, je ziet je bent niet alleen, we zitten allemaal in een kring rond jullie en willen graag dat je naar buiten komt want vrienden die je niet kan zien is een beetje sneu. Jezus was na zijn dood door zijn vrienden in een graf gelegd, zij konden niet geloven dat hij weg was, daarom gingen de vrouwen heel vroeg in de morgen kijken of hun vriend er nog was en wilden ze hem netjes klaarmaken omdat een dood lichaam respect verdient. Je laat een vriend zo maar niet achter. Je kijkt ernaar om….. vrienden mogen samen verdrietig zijn, dat doet deugd, ook vertellen wat je samen allemaal beleefd hebt. Iemand vergeten die je graag ziet doe je wanneer je over hem of haar niet meer praat.
Kom maar uit de doos, we willen jullie ook terug zien net als Jezus op die morgen van Pasen.
Om niet te vergeten dat Jezus er altijd voor ons zal zijn, wat dat heeft hij toch beloofd, steken we de grote kaars, de Paaskaars aan.
Elke zondag opnieuw doen we dit ritueel om niet te vergeten dat Hij er altijd is en zal zijn.
Evangelie: Marcus 16, 1-8
Toen de sabbat voorbij was, kochten Maria Magdalena, Maria de moeder van Jakobus, en Salome welriekende kruiden om Hem te gaan balsemen. 2Op de eerste dag van de week, heel vroeg, toen de zon juist op was, gingen zij naar het graf. 3Ze zeiden tot elkaar: “Wie zal de steen voor ons van de ingang van het graf wegrollen?” 4Opkijkend bemerkten ze echter dat de steen weggerold was; en deze was zeer groot.5Binnengetreden in het graf zagen ze tot hun ontsteltenis aan de rechterkant een jongeman zitten in een wit gewaad.6Maar hij sprak tot haar: “Schrikt niet, Gij zoekt Jezus de Nazarener, die gekruisigd is. Hij is verrezen. Hij is niet hier. Kijk, dit is de plaats waar men Hem neergelegd had. 7Gaat aan zijn leerlingen en aan Petrus zeggen: Hij gaat u voor naar Galilea; daar zult ge Hem zien, zoals Hij u gezegd heeft.”8De vrouwen gingen naar buiten en vluchtten weg van het graf; want schrik en ontsteltenis hadden hen overweldigd. En uit vrees zeiden ze er niemand iets van.
Overweging: over de Paasopstanding
Wat een lef heeft het Paasverhaal dat het durft beweren dat iemand opgestaan is uit de dood. Hoe kan iemand nu opstaan uit de dood…
Maar we mogen die vraag van de opstanding ook niet uit de weg gaan. Het klassieke credo maakt er geloofspunten van: hij is gestorven onder Pontius Pilatus, verrezen de derde dag, opgestegen ten hemel, zit nu aan de rechterhand van de vader… Maar geloofspunten mag je ook kritisch ondervragen. Kritisch nadenken is een sterkte, net daardoor krijgen de oude teksten soms zoveel meer betekenis. Laten we een poging wagen om de Paasopstanding een beetje te begrijpen. Ik heb een drietal puntjes.
Los van die glanzende jongeman in het wit valt op hoe realistisch Marcus is. Het gaat om het verlies van een dierbare mens, die er inderdaad niet meer is. En het lichaam is niet alleen dood, het is ook weg. De vrouwen zijn erdoor nog meer in paniek. Ze zijn bang, verward, weten het niet meer. Dat lijkt in de context van wat gebeurd is, heel goed te begrijpen. Een bezet land, een militaire dictatuur, onrust die met harde hand bedwongen wordt in een grote stad. Dan is het bijna normaal dat men het lichaam van de centrale opstandeling laat verdwijnen. Want die persoon kan ook gezien worden als martelaar, en dat kan weer onrust en revolutie meebrengen. Bij Marcus dus geen schitterende verrijzenisverhalen. Nee, de geslagenheid, de verlorenheid blijven tot op het einde van zijn evangelie. En als Jezus zich dan toch laat zien aan Maria Magdalena en de apostelen, dan moet hij ze bijna streng toespreken. Met andere woorden: verrijzenis, het geloof dat leven sterker is dan de dood, is niet evident. Gebeurt niet van vandaag op morgen. Maar het is net dat wat mij aanspreekt: het erkennen dat we kapot kunnen gaan aan verdriet en aan verlies, het zwakke tasten en zoeken naar kracht, het langzame groeien van het geloof dat verrijzenis mogelijk is.
Is verrijzenis mogelijk? Ik kom weer bij mijn vraag van het begin. We hebben allemaal in ons leven kleine verrijzenissen gezien en meegemaakt: iemand die in tranen is, totaal verloren en na een goed luisterend gesprek weer rust vindt en kalm en met nieuwe inzichten naar huis gaat; iemand die diep verslaafd was en met moed en steun zich daarvan kon bevrijden; iemand die van harde mens zachte mens wordt, hoe is het mogelijk zegt iedereen, maar het gebeurt; een land dat totaal in puin lag en zich dag na dag weer opricht; schuldbekentenissen voor een generatie gestolen kinderen, die hen het respect teruggeven dat hen ontnomen was; een jongen of meisje die weglopen van een crisisthuis en ergens in een ander gezin opgevangen worden en eindelijk zichzelf kunnen worden… Zovele verrijzenissen die onder onze ogen gebeuren. Dan denk ik: als al die verrijzenissen dag na dag zich ergens voltrekken, als het verlangen van mensen naar opstanding zo groot is, als de solidariteit van mensen in die kleine verrijzenissen zo groot is, waarom zou hetzelfde zich misschien niet ook voltrekken na de dood? Het zou voor ons allemaal, denk ik, een antwoord zijn op de onrechtvaardigheid die in veel sterven zit. Jezus is op een afschuwelijke manier aan zijn einde gekomen. Sommige kinderen zullen vandaag op een afschuwelijke manier sterven, zonder ook maar een begin van een goed leven gehad te hebben. Tegenover zoveel onrecht blijft soms alleen een gebed over: ach, mogen ze liefhebbend opgevangen worden in en door een grotere Liefde… Mogen ze bewaard worden voor wie ze waren: unieke mensen in een uniek lichaam met een unieke naam en een unieke stem en een unieke lach… Ik denk dat dat verlangen mee de motor is geweest waardoor de leerlingen langzaam hun kracht hebben teruggevonden, en gezegd hebben: hij is niet dood, hij leeft, hij gaat ons voor naar Galilea, laten we meegaan… Al die liefde die hij uitstraalde, die genezende liefde, die confronterende liefde, die kan niet weg zijn, die gaat ons voor, die blijft ons voorgaan. Dat licht zal blijven stralen. En we hebben het gezien in de doos van de kinderen: een beetje licht is al genoeg is om weer te zien, om weer richting te weten… Verrijzenis zouden we dus kunnen zien als eerherstel voor elk leven dat gekwetst werd, soms met de dood tot gevolg. Als eerherstel voor de onrechtvaardigheid die veel mensenlevens treft. Dat was mijn tweede puntje.
Maar in mijn hart hoop ik dat verrijzenis nog meer doet: ook alle liefde bewaart die mensen elkaar gegeven hebben, alle trouw, alle steun, alle schoonheid. Ook die mogen niet verloren gaan. Er is, naast zoveel vernietiging, nog zoveel meer liefde tussen mensen. Ik weet het, bewijzen kan ik dit niet, het is mijn klein geloof. Maar laat mij dit klein geloof in opstanding. Laat mij dit klein geloof dat elk mensenleven liefde toevoegt aan de grote Liefde, die ik hier noem met een grote L.
Ik voel mij in dat geloof gesterkt als ik zie hoe lichamelijk dit Paasverhaal is. Niet zozeer die witte jongeman, dat is een beeld van licht en herstel, schoonheid na de vernietiging. Maar het feit dat de vrouwen op weg zijn met welriekende kruiden. Zelfs na de dood moet een lichaam eer en respect krijgen. Zo zijn vrouwen, al zovele generaties: voortdoen, om te redden wat er gered kan worden, herstellen wat hersteld kan worden, waardigheid en zorg geven, overal, altijd. Het deed mij iets toen ik Paule in de voorbereiding hoorde vertellen dat de thuisverpleegsters (Paule is thuisverpleegster) willen opgebeld worden als de persoon die ze soms jaren hebben verzorgd, gestorven is, omdat ze dan de laatste eer kunnen bewijzen. De laatste eer, niet in de vorm van een medaille of staatsbegrafenis, maar door gewassen te worden: liefhebbende en trouwe handen die je voor de laatste keer schoon maken…
Dat is mijn klein geloof, dat liefde niet verloren gaat. Dat geen enkel mensenlichaam verloren gaat. Maar moeten we dan echt voor werkelijk nemen dat Jezus zijn lichaam weer terugkrijgt? Moeten is dwang, natuurlijk. Laten we daar vrij is zijn. Ik lees het Paasverhaal als een gedicht, en die lege plek en die witte jongeman als twee sterke beelden, die veel bij me oproepen. Het mysterie is ongrijpbaar, lees ik erin. Maar ik lees er ook in dat ook ons tastbare, kwetsbare lichaam ongrijpbaar is voor vernietiging. De dood neemt wel ons lichaam mee, maar de mens die we waren, de liefde die we kregen en en gaven, de schoonheid die we uitdeelden, die kan de dood niet meenemen. Die wordt bewaard. Waar, dat weten we niet. Dat wisten de vrouwen en de leerlingen rond Jezus ook niet. Maar zo steekt deze wereld in elkaar, zo heeft een grotere Liefde haar bedacht…
Hernieuwing van de doop- en geloofgeloften.
Lucht, vuur en water en aarde
Zij grijpen op elkaar in in een voortdurend samenspel
Zij omgeven ons,
Zij maken ons bestaan mogelijk.
Wij worden eruit geboren, zij nemen ons terug op, zij bestendigen ons bestaan.
Moge dit water dat uit de zon is gestroomd,
Ons als schitterlichte rivieren
Doordringen tot in de kern van wie we zijn,
En ons doen leven.
Moge dit water waarmee we in het leven werden geroepen
En dat we nu gieten in de schaal met de stenen en de kaarsjes
Ons verbinden met elkaar,
Niet alleen wijzelf die dit leven leven hier en nu en in de gehele wereld,
Maar ook allen die ons zijn voorgegaan,
Verder oplichten in een vuur dat niet overgaat;
En laat ons dan ons geloof uitspreken
In het mysterie dat ons, levenden en doden,
Door Jezus is aangereikt,
Dat ons omringt en ons begeleidt naar onze bestemming.
Credo (Kris Gelaude)
Ik geloof in God.
Ik geloof dat Hij de aarde liefheeft.
Ik geloof dat Hij gewonde vogels opraapt.
Ik geloof dat Hij voor kinderen een bondgenoot is.
Ik geloof dat Hij zijn hart soms vasthoudt.
Ik geloof dat Hij als moeder ongezien zal waken.
Ik geloof dat Hij het zwijgen kent van vaders.
Ik geloof dat Hij nooit dwingt, niets opdringt.
Ik geloof dat Hij heel vaak een stap opzij zet.
Ik geloof dat Hij de eenvoud zelf blijft.
Ik geloof dat Hij van schoonheid nooit genoeg krijgt.
Ik geloof dat Hij soms voor mijn deur staat.
Ik geloof dat Hij graag bij ons aanschuift.
Ik geloof dat Hij de vreugde niet kan missen.
Ik geloof dat Hij het beste in een mens zoekt.
Ik geloof dat Hij niets liever wil dan tranen drogen.
Ik geloof dat Hij soms sprakeloos naast mij zit.
Ik geloof dat Hij zich thuis voelt in de stilte.
Ik geloof dat Hij het leven koestert.
Ik geloof dat Hij met elk van ons blijft meegaan.
Ik geloof dat Hij zal wachten
Met de liefsten der geliefden.
Hij, die God met open armen.
Tafeldienst
Toen Jezus de laatste keer aan tafel ging met zijn leerlingen,
gaf Hij hen een teken, dat hen voor altijd met Hem zou verbinden,
over de dood en de tijd heen.
Hij brak brood, zegende het,
deelde het rond.
Telkens je dit doet, zei hij,
zul je delen in mijn leven,
leef ik in jullie verder.
Hij nam ook een beker wijn, zegende hem
gef hem rond.
Telkens je dit doet, zei hij,
deel je van mijn bloed, mijn levenskracht.
Blijf je verbonden met de Vader
maak je nieuwe toekomst mogelijk.
Delen wij samen hier in zijn lichaam,
vinden wij leven eens en vooral in zijn bloed.
Voeg ons bijeen tot één levend lichaam,
tempel van liefde, oase van vrede, een wonuing voor U.
Dat onze dagen u zullen aanbidden en eren Uw Naam,
doen wie Gij zijt; Eeuwige , reddende God!
Onze Vader
Vredeswens
Als hij ergens verscheen na zijn dood, vertellen de verhalen, wenste Jezus zijn leerlingen eerste en vooral vrede. Het moet zijn dat het nodig was. Het is ook een grote wens… Laten we die ook elkaar toewensen…
Psalm 127
In zonen en dochters
werken de armen
van vaders en moeders.
Het huis is gebouwd
door handen die
er niet meer zijn.
Zovelen dragen we mee
in onze rug, in onze stem,
zovelen dromen in ons.
Zo oud is de blik van mensen.
Elk kind leert stappen
waar anderen gingen
en loopt nog verder
en elk woord heeft leren zingen
van duizenden stemmen die zwijgen
en luisteren, hoe lang al,
naar die ene stem.
(Guido Vanhercke)