Overvraging en kwaliteit

Viering in Dominicus Gent
zondag 29 juni 2014

Overvraging en kwaliteit

Aan u allen van harte welkom in deze viering.
Laten we de paaskaars aansteken
en zo aan elkaar opstanding toezeggen.
Ontsteken we de Paaskaars

en laten we ons tot gemeenschap zingen,
door samen de eeuwige aan te roepen:
Wees aanwezig in onze samenkomst,
dat uw woord ons leven mag richten,
dat wij naar Jezus’ voorbeeld
onszelf als voedsel mogen geven,
dat uw geestkracht ons tot vrede bekoort.


Eerste inbreng

De viering van vandaag had niet alleen een thema meegekregen maar ook een werkvorm. Het thema vertrekt vanuit het actuele spanningsveld tussen overbevraging en kwaliteit. De werkvorm grijpt terug naar de scholastiek die bij moeilijke vraagstukken het twistgesprek als middel ziet om via de discussie vanuit uiteenlopende standpunten tot meer helderheid en inzicht te komen.
Veel van onze thema’s lenen zich tot een confrontatie. Denk maar aan tolerantie, het gesprek tussen uiteenlopende politieke standpunten, godsdienst versus mensendienst ga zo maar door. Een viering wil echter niet zozeer aanzet zijn tot inzicht maar vooral een uitzicht op toekomst helpen bieden en bevrijding op inzicht gebouwd. Bernard en ik besloten daarom dit thema in eerste instantie vrij harmonieus te benaderen en hopen dan de diverse invalshoeken te beluisteren in de inbreng van de gemeenschap die volgt. Overbevraging en kwaliteit.

De zorg voor kwaliteit in handelen, spreken, streven en de omgang met elkaar is van alle tijden, maar de overbevraging die de geglobaliseerder wereld in zijn ban lijkt te hebben is zo eigentijds dat we ons mogen afvragen wat het verhaal van Jezus ons daarover te vertellen heeft. En toch… We belichten eerst de overbevraging in een maatschappij waar alles lijkt te kunnen.

Druk, druk, druk, we merken het bij uitstek als we iets proberen te organiseren met onze jongeren. Ze willen wel, maar afspraken maken is super moeilijk. Er is weinig tijd en o zoveel te doen. Tot op het laatste moment kan er iets net nog interessanter uit de lucht ‘en in de gsm’ vallen. Wie doet het nog een zondagochtend regelmatig vrijhouden voor een gemeenschap, waar geen ‘moeten’ of onmiddellijk gewin bij komt kijken, gewoon om samen stil te staan bij de zin van ons bestaan?

De druk om veel te presteren ondervind ik zelf – zoals velen – ook op het werk. Bij ons rekent men mensen in steeds grotere mate af op de kwantiteit aan prestaties en publicaties: hoe meer hoe beter lijkt het wel. Liever twee halve snelle oplossingen dan een duurzame die veel tijd kost dus. Op die perstatieparameters is de financieringssleutel van de instellingen en zo ook de jobevaluatie van de mensen geënt. Of men echt vervulling vindt in dit streven en iets teweeg brengt waar men trots op is? Verschillende collega’s die de competitie voor hoogleraar wonnen, zitten op de top van hun kunnen nu thuis met een burn-out. Het stemt tot nadenken.

Er zijn ook jonge collega’s die het anders doen. Zij maken weken, zelfs maanden op voorhand hun planning op. Daarin zijn niet alleen hun deadlines en vergaderingen opgetekend maar ook de blokken tijd die ze aan HUN werk plannen te spenderen, met een marge voor onverwachte complicaties daarbij. Ze vragen ruim op voorhand tot in detail wat ze precies zullen moeten doen en vullen de 47 dagen verlof in. Als je onderweg iets vraagt of een student moet geholpen worden dan krijgen ze dit niet meer ingepland. Ze bevestigen het gezegde dat als een dringende opdracht moet gebeuren, je dit het beste vraagt aan de mensen die al teveel te doen hebben, want de anderen hebben daarvoor geen tijd. Vreemd genoeg biedt ook die voorzichtige planning niet zomaar de ruimte om echt kwaliteit te genereren. Met zo’n team van medewerkers kan je geen creatief project opstarten. Je weet immers nooit wat dat nog aan complicaties brengt. Maar mensen die het project in hun hart dragen en er intrinsiek door gedreven zijn komen in zo’n project tot bloei. Dan komt de stress die leidt tot burnout veel minder snel.

Het zijn niet eenvoudigweg ‘veel tijd’ noch strakke soberheid die kwaliteit genereren. Of een opdracht verheffend is, dan wel een mens neerhaalt heeft alles te maken met het engagement dat je er kan in leggen, het doel, en of je trots kan zijn op de kwaliteit die je – allicht samen – tot stand brengt. Zelfs in de voetbal gaat het om meer dan puur scoren en winnen. Als het ware, het goede en het schone kunnen samen gaan: dat schept energie. Dat drijft ons van binnenuit. Op een voor mij soms onbegrijpelijke manier lijkt geld, dat toch niets anders kan zijn dan een middel om die drie tot stand te helpen komen, soms net in concurrentie te gaan daarmee.

Moeten we echt om ter minst betalen voor de producten die we kopen, wel wetend dat dit niet ten koste moet gaan van de omstandigheden waarin de producten gemaakt, verscheept, verkocht worden. Niets zo mooi en zo heerlijk als een echte boekenwinkel, waar men de boeken gelezen heeft, soms zelfs al weet welk boek nu net voor jou geschikt is. Of de fietsmaker die als het ware met elk radertje op de fiets een persoonlijke relatie heeft. Denk aan een tafel die niet van de band is gerold, maar met hart en ziel gemaakt is, en met al die houtsoorten en de wandelstok van Guus, ons op bijzondere wijze doet opleven. Wie is nog bereid om dat engagement, dat kwaliteitsvol kennen van het product te steunen en voor minder maar beter te kiezen? Hoeveel winkels moeten nog sneuvelen en hebben we dan gewonnen als het op grote schaal richting super goedkoop gaat?

Hoe verheffend het is om echt iets moois te maken, mocht ik recent nog ervaren
op de open deur dag in Sint-Gregorius. Voor de groep kinderen met een psycho-motorische beperking vormen veel dagdagelijkse handelingen een hele uitdaging. Een aardappel schillen, iets opschrijven of inkleuren, het kost enorme inspanning. En toch slaagt de leerkacht praktische vorming erin om die kinderen prachtige unieke kunstwerken te laten maken. Ze stralen van trots als je dit lokaal betreedt en men kan niet anders dan vol eerlijke bewondering – zowaar wat afgunst – naar de kleinoden kijken. De vrouw die de kinderen hiertoe in staat stelt is er ongetwijfeld veel meer dan de berekende werkuren mee bezig. Hier voel je een passie voor de kunst en voor de kinderen, elk met zijn mogelijkheden en beperkingen. Net zoals je de geestdrift van pinksteren kan voelen bij de man van de boekenwinkel of het team dat bij ivago aan de kar trekt.

Begrijp mij niet verkeerd. Gewoon goed is vaak ook gewoon goed. Maar soms mag het iets meer zijn. En dat kost niet echt, integendeel: het maakt onze wereld een stuk mooier en schenkt de moed en de energie om het gewoon goede met des te meer vreugde tot stand te brengen.

We zingen dit uit in een lied dat nog even de weg terug gaat: wij wachten op het licht, maar het blijft donker, als blinden tasten wij langs de wand, onzeker… en beluisteren dan de oproep: ontwaakt gij die slaapt.

Tweede inbreng, mét evangelietekst

Grasduinend in het evangelie stoot je op gebeurtenissen die jou iets openbaren over een eigen levensvraag, of je wordt geconfronteerd met situaties die je naar de keel grijpen, of je bent geëmotioneerd omdat je je sterk met een personage verbindt. En soms krijg je dit alles in één verhaal samen. Zo’n verhaal is voor mij wat men in de traditie gaandeweg is gaan noemen: de zalving in Betanië. Het is tevens een onmiskenbare illustratie van wat Els daarnet heeft aangebracht in haar overweging over de spanning tussen een overvragend nutsdenken enerzijds en een kwaliteit van leven anderzijds, en over hoe we met elkaar in een gezonde twist kunnen gaan over die spanning. We luisteren eerst naar het verhaal zelf in zijn oudste versie, die van Marcus, hoofdstuk 14 (1-11).

Evangelie: Marcus 14, 1-11

“Twee dagen later zou het Pasen zijn, het feest van de ongedesemde broden. De hogepriesters en schriftgeleerden zochten een gelegenheid om Hem met een list in handen te krijgen en ter dood te brengen. Want ze zeiden: ‘Niet op het feest, er moet geen opschudding onder het volk ontstaan.’
Toen Hij in Betanië was, in het huis van Simon de melaatse, en daar aanlag, kwam een vrouw met een albasten flesje echte, kostbare nardusbalsem. Ze brak het flesje en goot het leeg over zijn hoofd. Sommigen zeiden verontwaardigd tegen elkaar: ‘Waar was de verspilling van die balsem nu goed voor? Want die had voor meer dan driehonderd denariën verkocht en aan de armen gegeven kunnen worden.’ Ze voeren tegen haar uit. Maar Jezus zei: ‘Laat haar. Wat maken jullie het haar toch lastig? Ze heeft een goed werk gedaan aan Mij. Want de armen heb je altijd bij je, en zo vaak je wilt kun je hun goed doen, maar Mij heb je niet altijd bij je. Ze heeft gedaan wat zij kon. Bij voorbaat heeft ze mijn lichaam gezalfd met het oog op mijn begrafenis. Ik verzeker jullie, waar ook ter wereld de goede boodschap verkondigd wordt, daar zal ook ter herinnering aan haar verteld worden wat zij heeft gedaan.’
Judas Iskariot, een van de twaalf, ging naar de hogepriesters om Hem over te leveren. Toen ze dat hoorden, waren ze daarmee ingenomen en ze beloofden hem geld te geven. Hij zocht naar een goede gelegenheid om Hem over te leveren.”

De hardheid van de berekenende omstaanders wordt door Jezus ontmaskerd ten gunste van de tedere zachtheid-om-niet vanwege een onbekende zalvende vrouw. Hier gebeurt iets fundamenteel, een kind kan het zien. Beantwoorden wij het zalvingsverhaal met het lied: ‘Wek mijn zachtheid weer’.

Het is belangrijk om de context van het verhaal te zien. Ik geef een drietal elementen. Die kunnen al heel wat inzicht bieden in die zalvingsgeschiedenis.
Vooreerst: de gebeurtenis heeft alles te maken met het passieverhaal. Ze grijpt plaats twee dagen voor Jezus’ kruisiging. Twee onheilspellende mededelingen omkaderen ons verhaal. Het wordt ingeleid met het bericht dat de hogepriesters en schriftgeleerden een gelegenheid zochten om Jezus met een list in handen te krijgen en ter dood te brengen. En het slot van het verhaal vermeldt dat Judas Iskariot naar een goede gelegenheid zocht, een geschikt moment, om Hem uit te kunnen leveren. De dood van Jezus wordt dus volop beraamd, zowel door buitenstaanders als door iemand uit de eigen groep. Dat vernemen wij als lezers, terwijl Jezus zelf geacht wordt van niets te weten. We zullen straks zien dat Jezus wel degelijk weet wat er zal gebeuren.
Vervolgens: Het gebeuren speelt zich af in Betanië, een wijk op zo’n drie km. van het centrum van Jeruzalem. Letterlijk betekent Betanië (bet ani): huis van de arme, van de gebogene. Je zou kunnen zeggen dat het hier gaat om een armenbuurt van de schone en rijke stad Jeruzalem, een echte favela. De camera focust verder: het tafereel speelt zich af in de woning van Simon de melaatse. En een laatste keer komt de camera nog dichter: ze zitten aan tafel, ze zijn samen aan het eten. Daar en zo brengt Jezus zijn laatste levensdagen door. Hij had vlak daarvoor zijn vlammende rede uitgesproken tegen de tempel, centrum van de macht en de religieuze corruptie. Hier zien we hem aan tafel met mensen die precies slachtoffer waren van die corruptie: armen en zieken (melaatsen). En straks komt daar ook nog ‘een’ vrouw – we kennen zelfs haar naam niet – het gezelschap vervoegen, ook al een slachtoffer van dat godsdienstige bestel. Zo zien we hoe Jezus zich solidair verklaart met degenen die door een onbarmhartige interpretatie van de wet ‘onrein’, ‘sociaal uitgesloten’ en ‘van God verstoken’ waren verklaard. Hij had dit trouwens al heel zijn leven gedaan, en werd daardoor ook zelf als onrein beschouwd en behandeld.
Tenslotte hebben we de aanduiding van het soort olie. Het gaat om nardusbalsem, heeft echt niks met Ber-nardus te maken. Nardus is een heel kostbare én kostelijke, geurige olie die gewonnen werd uit de wortels en het onderste deel van een Indische plant (familie van de valeriaan). In Tarsus werd de beroemde nardusolie bereid en in albasten kruikjes in de handel gebracht. Maar belangrijker voor ons is dat het ook voorkomt in de context van het erotische Hooglied. De geliefden zingen hun hoogste lied met kostbare nardusmirre. De zalving is een uiting van liefde en verbondenheid tussen minnaars.

Maar laten we nu het verhaal zelf bekijken en eruit halen wat voor ons thema belangrijk is. Wat gebeurt er eigenlijk? Een onbekende vrouw komt Jezus en zijn gezelschap vervoegen en ze heeft een flesje heel kostelijke olie mee, blijkbaar een groot kapitaal, wellicht haar enige bezit. Het is trouwens het soort olie waar één drup genoeg van is om zijn weldoende uitwerking te hebben. Vandaar de bekende lange hals bij reukflesjes, precies om de geur te bewaren. Maar wat doet de vrouw? Ze breekt die hals en giet zomaar het hele flesje leeg over Jezus zijn hoofd. Niets wordt achtergehouden. De reactie van de omstaanders is er een van verontwaardiging: “dat is toch erg wat er nu gebeurd is, dat kan niet meer ongedaan gemaakt worden; jammer, zonde van het schone geld…wat had zij die olie zo te verkwisten! Die had kunnen verkocht worden, en met de opbrengst konden de armen geholpen worden.” En als ze de vrouw zelf erover aanpakken, neemt Jezus haar in bescherming en spreekt de legendarisch geworden woorden uit: “Ze heeft een goed werk gedaan aan Mij. Want de armen heb je altijd bij je, en zo vaak je wilt kun je hun goed doen, maar Mij heb je niet altijd bij je. Ze heeft gedaan wat zij kon. Bij voorbaat heeft ze mijn lichaam gezalfd met het oog op mijn begrafenis.”
Ik lees dat als volgt en leg het jullie voor. De reactie van de omstaanders is begrijpelijk. Het is goed dat er voor de armen gezorgd wordt. Dat zegt Jezus trouwens ook. Maar de kritikasters reageren louter vanuit een soort efficiëntiedenken, een nutsdenken. De ‘mateloosheid’ van het gebaar van de genereuze vrouw wordt vanuit dat denken ‘verspilling’ genoemd. Terwijl voor Jezus die zogenaamde verspilling niet verkeerd is. De omstaanders hadden gewild dat de vrouw de nardusolie zou gebruiken voor een goed werk, namelijk ten bate van de armen. Ze heeft een ander goed werk gedaan, namelijk op een mateloze manier gezorgd voor de levende Jezus, een tedere en kwalitatieve daad van barmhartigheid tegenover de onbegraven dode, de arme sukkel die Hij straks zal zijn. Dit laat zich niet afwegen. Kwaliteit van goedheid kan nooit bepaald worden door de kwantiteit ervan. Laten we ons niet overvragen door kwantiteit, maar laat ons des te meer opgevorderd worden door kwaliteit, denk ik dan…
Maar er is ook nog een diepere vraag: is het niet zinloos en zelfs niet verkeerd, alles te verspillen aan een mens, bij wie het doodvonnis al boven het hoofd hangt? Dat is een vraag die in de medische zorg ook gesteld wordt, precies vanuit een gelijkaardig efficiëntiedenken. In elk geval is er bij de zalving in Betanië dat verschrikkelijke contrast tussen de tederheid van de vrouw die Jezus’ lichaam met olie zalft, en de wreedheid waarmee dat lichaam van Jezus straks via foltering en kruisiging zal vernietigd worden. Wordt de tederheid van de liefde niet zinloos en uitzichtloos door het afzichtelijke geweld van de haat? Is de goedheid, hoe kwalitatief ook, niet een tevergeefse kwestie? Ik heb over die vraag naar vergeefsheid een inzicht gekregen via de Duiste filosoof-theoloog en psychoanalist Eugen Drewerman. Hij verwijst naar een anti-oorlogsfilm uit de vijftiger jaren van de vorige eeuw: ‘Die letzte Brücke’. De film gaat over een Duitse verpleegster, die gevangen wordt genomen en achter het front de gewonden van de Russische vijand moet verzorgen. Op een dag bezoekt ze een Russische soldaat die van een zware verwonding aan zijn arm is genezen en haar enthoesiast demonstreert hoe hij terug met die arm perfect zal kunnen schieten en doden. Zij is totaal ontzet, want zij krijgt daar de vergeefsheid van haar verplegende goedheid voor de voeten geworpen. Het is een ervaring die wij allemaal hebben, maar die in het verhaal van de zalving van Betanië wordt tegengesproken. Het verhaal schijnt te zeggen, zo beweert Drewerman, dat tegen de achtergrond van de vernietiging de waarde van de goedheid alleen maar des te helderder oplicht.

Onze wereld zal steeds getekend blijven door het contrast tussen geslaagde hervormingen en blijvende machteloosheid. Armen zullen er altijd zijn, en we zullen tegen die armoede moeten blijven vechten. Jezus schijnt ervan uit te gaan dat we er moeten voor gaan om in de eerste plaats goed te zijn zonder berekening, en wel vooral voor degene, die dat nù het meest nodig heeft. Dat we nu nog in herinnering brengen wat de onbekende vrouw in Betanië heeft gedaan, mag een steun zijn om ons te oefenen in kwalitatief omgaan met elkaar.

Vrije inbreng vanuit de gemeenschap

Inleiding op de tafeldienst

En laat ons dan aan tafel gaan, eens te meer dit eeuwenoude ritueel delen dat verwijst naar eten dat gewoon eten kan zijn om te overleven, maar ook zoveel meer. Een moment van quality time en aandacht voor elkaar, voor zij die er zijn en die er niet zijn of niet meer kunnen zijn. Voor de minst bedeelden en onze lieve doden. We gedenken hen hier. Ze horen erbij als we hier gemeenschap vormen, tot op vandaag geïnspireerd door die man uit Nazareth. Hij die zijn gemeente bijeenroept, hier en waar ook ter wereld. Die ons leerde gaan naar een goed wijd land waar de dood niet heerst. Kom over ons met uw geest.
We zingen het tafelgebed ‘Kom over ons met uw geest’

Onze Vader

Vredeswens 

(Uit: Een kwestie van liefde. Lied van de Mens. T. Berre van Thielt – M. Mark Joly)

De vrede van de wereld:
blijf de sterkste,
de ander bang van jou;
ban verschillen,
niemand kan het schelen;
nog erger
de mantel der liefde.

De vrede van de Geest:
leer zachte kracht,
geen baas over elkaar;
twist in eerbied,
het is niet om het even;
nog mooier
de vruchten der Liefde.

Die vrede van de Geest wens ik
aan elk van jullie.
Geef elkaar een teken van vrede.

Communie

Slotlied: Nu nog met halve woorden

 

*

(afbeelding: schilderij van Diederik Bouts)