Over stille, duurzame vormen van solidariteit – Ex 3,1-14 & Lc 13,18-19


Viering van zondag 17 maart 2013

 Helene Schjerfbeck (Finland, 1862-1946)

Welkom

Goedemorgen en van harte welkom in deze viering. Paul schilderde schoenen van vluchtelingen. Deze schoenen zijn de zwijgende getuigen van de lange weg die mensen gingen. Ze zijn in deze vastenperiode een uitnodiging om eens in de schoenen van een ander te gaan staan.

De schoenen staan met de tippen naar boven afgebeeld. De weg loopt verder, het verhaal van deze mensen gaat verder.

Wat gebeurt er als dit beeld omgekeerd geprojecteerd wordt? Veel meer dan een schilderij op zijn kop. De schoenen komen naar je toe. En in die schoenen staat een mens die je aankijkt. In dit samenzijn vanmorgen willen we over het wondere gebeuren van de ontmoeting, het Paaslicht laten schijnen.

 

Lezing (Ex. 3, 1-14)

Mozes was gewoon de schapen en geiten van zijn schoonvader Jetro, de Midjanitische priester, te weiden. Eens dreef hij de kudde tot voorbij het steppeland, en zo kwam hij bij de Horeb, de berg van God.  Daar verscheen de engel van de HEER aan hem in een vuur dat uit een doornstruik opvlamde. Mozes zag dat de struik in brand stond en toch niet door het vuur werd verteerd.

“Hoe kan het dat die struik niet verbrandt?” dacht hij.  “Ik ga dat wonderlijke verschijnsel eens van dichtbij bekijken”.

Maar toen de HEER zag dat Mozes dat ging doen, riep hij hem vanuit de struik: “Mozes! Mozes!”  Ik luister,” antwoordde Mozes.

“Kom niet dichterbij,” waarschuwde de HEER,
“en trek je sandalen uit, want de grond waarop je staat, is heilig. [6] Ik ben de God van je vader, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob.”
Mozes bedekte zijn gezicht, want hij durfde niet naar God te kijken.

De HEER zei: “Ik heb gezien hoe ellendig mijn volk er in Egypte aan toe is, ik heb hun jammerklachten over hun onderdrukkers gehoord, ik weet hoe ze lijden.  Daarom ben ik afgedaald om hen uit de macht van de Egyptenaren te bevrijden, en om hen uit Egypte naar een mooi en uitgestrekt land te brengen, een land dat overvloeit van melk en honing, het gebied van de Kanaänieten, de Hethieten, Amorieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten.  De jammerklacht van de Israëlieten is tot mij doorgedrongen en ik heb gezien hoe wreed de Egyptenaren hen onderdrukken. [10] Daarom stuur ik jou nu naar de farao: jij moet mijn volk, de Israëlieten, uit Egypte wegleiden.”

Mozes zei:
“Maar wie ben ik dat ik naar de farao zou gaan en de Israëlieten uit Egypte zou leiden?”

God antwoordde:
“Ik zal bij je zijn. En dit zal voor jou het teken zijn dat ik je heb gestuurd: als je het volk uit Egypte hebt weggeleid, zullen jullie God bij deze berg vereren.”
Maar Mozes zei: “Stel dat ik naar de Israëlieten ga en tegen hen zeg dat de God van hun voorouders mij gestuurd heeft, en ze vragen: “Wat is de naam van die God?” Wat moet ik dan zeggen?”
Toen antwoordde God hem: “Ik ben die er zijn zal. Zeg daarom tegen de Israëlieten: “IK ZAL ER ZIJN* heeft mij naar u toe gestuurd.”

Overweging: Hoever kan solidariteit gaan?

Kunt u zich dat voorstellen: dat u zich geconfronteerd weet met mensen in uw nabijheid onder wier nood u niet onderuit kunt.  Mensen die, zonder antwoord, bij wijze van spreken overgeleverd zijn aan een uitzichtloos leven.  Mensen die één schreeuw zijn om hulp en het uiterste vragen van hem of haar die om hulp gevraagd wordt.

Kunt u zich voorstellen dat iemand je levenspad kruist en in wiens gelaat je maar verder durft te kijken als je hem of haar verregaand tegemoet bent gekomen, zelfs met ernstige weerslag op eigen leven ?  Een mens die met de tip van zijn schoenen recht in jouw richting staat…

Mozes heeft achter vele blikken van mensen zo’n stem gehoord.  En in het verhaal dat wij mochten beluisteren komen ze naar hem toe vanuit de doornstruik in de woestijn – niet toevallig een doornstruik.

En dan neemt de vraag als het ware bezit van je: hoe ver zal ik gaan in deze solidariteit ?  Zo’n ontmoeting neemt je bijna automatisch mee naar de woestijn.  En het mag dan – in bijbelse termen uitgedrukt – veertig dagen duren om het antwoord te vinden.

Nu vreemdelingen, migranten en toenemende armoede zichtbaar worden in onze samenleving, verhoogt voor velen de kans zo iemand tegen te komen.  Maar daarnaast horen wij over mensen met psychische aandoeningen, met ongeneeslijke ziekten.

Zo’n schokkende ontmoeting zal eerder mensen met een groot hart overkomen.  Niet in het minst kunnen ook vele moeders zich dit voorstellen.

Onwillekeurig moet ik denken aan het 5e van de 10 geboden: “je zult niet doden”.  Namelijk: dat we mensen tegenkomen voor wie het bijna doodslag betekent als we niets voor hen doen.

In roepingsverhalen – zoals dit van Mozes; wij hoorden het daarjuist – ervaren de hoofdpersonages dat ze via het gelaat van mensen een roeping toegeworpen krijgen.  Het overkomt meestal iemand met open ogen voor wat in de samenleving gebeurt.  En vaak gaat de hem of haar opgegeven opdracht hun krachten ver te boven gaan; een beetje ook zoals deze week gezegd werd in de media over paus Franciscus.

Maar in die verhalen gebeurt dan iets anders: nl. dat de geroepene aan zijn opdracht begint door mensen bijeen te brengen, groep te vormen, een nieuwe vorm van samenleven op te bouwen in een nieuw verband.   Roepingsverhalen vertellen over inspirerende figuren die tot nieuwe verbondenheid inspireren waarbinnen mensen met ernstige problemen gedragen worden en zelf ook draagkracht krijgen.  Uiteindelijk komt dit ook in Jezus levensverhaal voor: ook hij brengt mensen – leerlingen rond zich bijeen als een van de eerste stappen om antwoord te geven op de roeping.  Het was een onooglijk groepje mensen.  Zij leefden op een nieuwe manier samen.  Een nieuw bezield verband groeide en gaf antwoord op vragen van vele mensen in die tijd.

Zo ook nu: kleine verbanden van mensen die mekaar vinden buiten het gevestigde en nieuwe antwoorden ontwikkelen.

En we hebben enkele mensen gevraagd daarover iets te vertellen.

Duurzame verbanden zijn zoals het werk van een mol onder de grond.  Er is weinig magisch aan, niet als een ark van triomf, niet als een hoofdstuk apart.  Daar zijn woorden voor in het lied Niet als een magische kracht…

 

Getuigenissen

Een paar weken geleden is er de buurt een weggeefwinkel geopend. Je mag er gratis drie artikelen gaan halen. En je mag er ook altijd brengen wat je zelf kan missen. De coördinatie van een weggeefboerderij die met verse groenten het voedselpakket van vluchtelingen aanvult, gebeurt eveneens door enkele mensen aan deze kant van Gent werkzaam.

Iedere tijd opnieuw ontwikkelen mensen met de mogelijkheden die ze zien creatieve antwoorden op noden die ze tegenkomen. Sommigen initiatieven stranden na het enthousiasme van het begin, andere worden vaak onopvallend zeer lang volgehouden. Het werk van de mollen onder de grond noemden we dat. Wel we vroegen enkele mensen om te vertellen wat het maakt dat ze hetzij professioneel hetzij als vrijwilliger hun engagement al zoveel jaren doen.

 

Lezing Lucas 13, 18 – 19

Daarop zei hij: ‘Waarop lijkt het koninkrijk van God en waarmee zal ik het vergelijken?
Het lijkt op een zaadje van de mosterdplant dat iemand meenam en in zijn tuin zaaide, waarna het groeide en een grote struik werd, waar de vogels van de hemel in de takken kwamen nestelen.’

Tegenover zoveel grote problemen staan we vaak met beperkte middelen en bescheiden mogelijkheden. In de diepte zal elke vorm van solidariteit telkens weer moeten gedragen worden door het geloof in de kiemkracht van het kleine zaad. Door vertrouwen in de kracht van het kleine gebaar. En in de bijna banale woorden en daden van dagelijkse toewijding mogen wij zelf ook gedragen worden. Zingen we de vreugde om wie doet opstaan en toekomst geeft uit met de woorden van de psalm. (Antoinette)

 

Inleiding op de tafeldienst

Beeld en verbeelding. Beelden die wijzen, verwijzen, die ons anders doen kijken naar de werkelijkheid.  Zo noemden we het aan het begin van deze veertigdagenvastentijd.  Maar ook kleine nieuwe en duurzame verbanden tussen mensen die hoop en uitzicht in zich dragen in deze soms verlamde wereld.

De bezieling ervan komt neer op het simpele beeld dat Jezus van Nazareth ons gaf.  Wij willen dit nu, zoals elke zondag, terug in gedachten brengen. Hij die alleen maar wat brood en wat wijn nam en het uitdeelde en daarmee zei: dit is het allemaal, hierin zit de waarheid over mijn en jullie bestaan.

We doen dat niet alleen, maar in verbondenheid met allen die hetzelfde gebaar gebruiken overal ter wereld en in verbondenheid met hen die ons hierin voorgingen, onze lieve doden.

Zingen wij als tafelgebed Het lied van schaarste en van overvloed

 

Aan deze tafel gedenken wij Jezus Messias
een mens
zozeer geworteld en gegroeid in U, Eeuwige
zozeer geaard naar U,
dat hij ons fundament kan zijn
een mens
geheel afgestemd op de minsten der mensen
zo belichaamt hij uw rijk
en kon op de laatste avond van zijn leven zeggen
bij het ronddelen van het brood:
‘Neemt en eet
Dit is mijn lichaam’

Bij het rondgeven van de beker met wijn:
‘Neemt en drinkt
Dit is mijn bloed.’
Blijft dit doen om mij te gedenken.

Wij blijven dit doen
totdat ook wij
geworteld en gegroeid
geaard naar Hem
geheel afgestemd op de minsten der mensen
deel worden van Gods rijk.