Over gezin van herkomst en gezin van toekomst (1)

 

Dominicus Gent

Viering van zondag 19 april 2015

Over gezin van herkomst en gezin van toekomst

(het verhaal van Tobit)

Eerste van drie vieringen rond liefde, gezin en opvoeding

 

Goede morgen en welkom op deze viering. Pasen is voorbij, Pinksteren ligt in het verschiet. Feesten van leven, van vertrouwen, van hoop. We willen ons warmen aan deze beloftes, aan het licht dat ons gegeven werd. We steken de paaskaars aan als teken dat we dit licht, deze belofte van Leven, in ons midden willen behoeden, aanwakkeren, doorgeven.

Lied over de verhalen van God met de mensen

Verborgen in oude verhalen,
verteld zolang mensen bestaan,
zijn woorden van hemel en aarde
die over Gods wonderen gaan.
W’ontdekken ze als we ervaren
ontvangend in ’t leven te staan.

Verhalen die jong zijn gebleven
want ook ons bestaan wordt verwoord
in tijdloze, steeds nieuwe beelden
sinds eeuwen door mensen gehoord.
Z omsluiten ons warm als een deken,
ze nemen ons op en gaan voort.

Wij leven zelf nieuwe verhalen
waarin ons de Geest tegenkomt,
als groots en geweldige ervaren,
als ruimte en rust in een storm.
Wij zeggen weer voort wat wij zagen,
verhaal waar geen einde aan komt.

Marijke de Bruijne

Inleiding thema
Deze viering is de eerste viering in een reeks van drie. Vandaag en de volgende twee zondagen willen we vieren rond liefde, gezin en opvoeding in onze steeds verder evoluerende samenleving. Voor deze viering rond gezin van herkomst en gezin van toekomst, laten we ons inspireren door een bijbelverhaal, het boek Tobit. Een klein bijbelboek – 10 blz, 14 hoofdstukjes – een aanrader om te lezen op een rustige zondagnamiddag. Ik vertel u het verhaal in een notendop.

Het verhaal van Tobit
Er was eens een man, zijn naam was Tobit. Tobit leeft als Israëlische banneling in de stad Nineve. Hij leidt er een vroom en deugdzaam bestaan. Hij begraaft de doden die anderen langs de weg laten liggen en geeft rijkelijk van wat hij bezit aan de armen. Samen met zijn vrouw Anna heeft hij een zoon, Tobias.
Het gaat Tobit voor de wind, totdat hij een conflict krijgt met de koning en hij moet onderduiken. Tot overmaat van ramp raakt hij door een ongeluk ook nog zijn zicht kwijt. Hij wordt blind. Tobits familie wacht hierdoor een armoedig bestaan. Anna moet uit werken gaan, want ze moeten toch eten …
Tobit ziet dit leven eigenlijk niet meer zitten. Hij wil liever dood zijn, liever geen leven, dan dit leven van kommer en kwel. En hij bidt: Heer, neem mijn leven terug. De dood is mij liever dan het leven, nu ik valse verwijten te horen krijg en in grote droefheid verkeer. Laat mij eindelijk, uit deze benauwenis bevrijd, naar het eeuwig verblijf gaan.
Diezelfde dag, maar zeker wel 500 km verder in Medië, spreekt een jong meisje, Sara, bijna hetzelfde gebed uit: Haal me weg van de aarde, Heer, zodat ik geen beledigingen meer hoef te horen. Waarom nog leven? vraagt ze aan haar God. Wat is er aan de hand? Sara, het enige kind van Raguël, was al aan zeven mannen ten huwelijk gegeven. Maar de boze demon Asmodaüs had hen gedood nog voor de huwelijksnacht voltrokken was. En de dienstmeisjes in het huis van Raguël, lachen met zoveel ongeluk en ze beledigen Sara.
Sara en Tobit, twee mensen, ten einde raad.

Op zekere dag echter herinnert Tobit zich dat hij ooit een man in Medië een schat in bewaring heeft gegeven. Tien waardevolle zilverstukken … een groot vermogen. En hij besluit zijn zoon Tobias naar Medië te sturen om het geld op te halen.
Zijn vrouw Anna weet hoe gevaarlijk de reis is en smeekt Tobit om Tobias niet weg te sturen. Bang dat hij de reis niet zal overleven, dat ze haar zoon nooit meer zal terugzien.
Tobit geeft niet toe aan de wens van Anna, volledig overtuigd van het feit dat God zijn zoon zal beschermen..
Maar hij belooft haar dat Tobias niet alléén zal reizen. Hij zal op zoek moeten gaan naar een reisgezel. En die vindt hij in de persoon van Azarias, een engel door God gezonden.
Tobias en Azarias vetrekken samen voor de verre en gevaarlijke tocht. Gevaarlijk was het wel. Aan de rivier de Tigris gekomen, worden ze aangevallen door een vis die hen dreigt te verslinden. Tobias grijpt de vis en werpt hem op het droge, snijdt de vis open en haalt er het hart, de lever en de gal uit en bergt dit alles goed op. Want de engel vertelt aan Tobias over de bijzondere krachten ervan. ‘Als iemand geplaagd wordt door een demon of boze geest, moet je het hart en de lever verbranden voor deze man of deze vrouw en dan kan deze geen macht meer uitoefenen. En de gal moet je gebruiken als zalf voor iemand die witte vlekken op zijn ogen heeft; dan zal hij genezen.’
Op weg naar de schat in Ekbatana, komen Tobias en Azarias in Rages, waar ze te gast zijn bij Raguël en Sara. Tobias krijgt er, op voorspraak van de engel, Sara tot vrouw. Met de resten van de vis, verdrijft hij de boze geest die Sara in zijn greep had. Ze bidden samen tot God die zich over hen ontfermt en ze gaan met een gerust en blij hart, de nacht in. En dit keer hebben de dienstmeisjes geen reden om te plagen of beledigingen te spuien. Sara én Tobias zijn levend en wel de nacht doorgekomen. Sara is genezen van haar boze demon. Raguël, Sara’s vader, kan zijn geluk niet op. Veertien dagen lang wordt bruiloft gevierd en aan het eind van deze feestweken, ontvangt Tobias de helft van Raguëls vermogen.
Azarias heeft intussen de schat opgehaald verder in Medië en samen met Tobias en met Sara, de kersverse vrouw van Tobias, keren ze behouden terug naar Ninive.
In Nineve telde vader Tobit de dagen. Tobit en Anna geloven niet meer in de behouden terugkeer van hun zoon. Moeder Anna liep iedere dag de stad uit, naar de weg waarlangs Tobias vertrokken was. Overdag at ze niet en ’s nachts hield ze niet op met treuren over zoon Tobias.
Maar, op de dag van Tobias terugkomst krijgt het hele reisgezelschap een bijzonder warme ontvangst. Tobias geneest, met de gal van de vis, de blinde ogen van zijn vader. En dan breekt het moment aan waarop Azarias’ taak is volbracht.
Azarias vertelt wie hij is: “Ik ben Rafaël,een engel van God”. God, tot wie Tobit en Sara hun droeve gebeden richtten. God, die aanroepen werd als Tobias op reis trok, voor wie het dankgebed van Sara en Tobias werd uitgesproken. Die metgezel was er bij verdriet en ongeluk, maar ook bij voorspoed en geluk.

Tot zover het verhaal van mensen onderweg – lang geleden – voor wie niets menselijks vreemd is. Voorspoed en tegenslag kenden ze maar ook vreugde en blijheid. Bedacht op eindigheid in keer en tegenkeer. Zoals het toen was, en ook nu is en van alle tijden is. Wat is vandaag de mens, wat zijn de dagen die aan de mens gegeven zijn? Zingen we het lied om ontferming.

Lied om ontferming

Wat is de mens, wat zijn de dagen
Die aan de mens gegeven zijn;
wankel geluk, winnen en wagen,
nieuwe geluiden, oude pijn, gras, dat vergaat,
niet minder niet meer,
bedacht zijn op de dood in keer en tegenkeer.
God, geef de mens woorden van waarde.
Niet van het brood alleen leeft hij,
God, geef de mens leven op aarde,
spreek hem van dode wetten vrij.
Kyrie eleison.

Adri Bosch.

Overweging
We zongen daarnet over de oude verhalen waarin we onze eigen geschiedenis herkennen, en over het feit dat mensen niet alleen van brood leven, maar woorden nodig hebben. Woorden die ons op weg zetten, die ons iets duidelijk maken, woorden die ons leven richting geven, woorden van vertrouwen, woorden die ons verbinden met wat groter is dan wijzelf, met het mysterie dat ons overstijgt.
Het verhaal dat we daarnet (zij het in verkorte vorm) hoorden is zo iets. Dit boek is een buitenbeentje in de Bijbel. Je zou het kunnen lezen als een sprookje, maar er zitten veel laagjes, er zit veel wijsheid in. Dat is zo leuk aan een goed verteld verhaal: het zegt op een onderhoudende wijze veel over het zoeken van mensen, over hun angsten, hun omwegen, hun hoop, hun onmacht, hun dromen die ze blijven vasthouden of opgeven. En ze geven, zonder te beleren, een boodschap mee voor de toehoorders.
Het verhaal van Tobit, Tobias en Sara is er een van alle tijden. We kunnen er ons zo in herkennen.

Een van de “laagjes” die we vandaag willen bekijken gaat over de relaties tussen de hoofdpersonages binnen de gezinnen van herkomst en hoe de fakkel doorgegeven wordt, overgenomen wordt door de jongere generatie.
Het gezin als bakermat van het leven. Het doet er niet toe of het een kerngezin is zoals bij Tobias en zijn vrouw en de ouders van Sara: man en vrouw, gehuwd voor God en de gemeenschap of een thuis zoals er vandaag in zoveel verschillende vormen bestaan. Het is van alle tijden dat mensen samen proberen een thuis te bouwen waar kinderen leren wat belangrijk is in het leven, hoe, wat te kiezen … in de hoop dat ze vervulling zullen vinden, gelukkig zullen worden.
Beide ouders in het verhaal kan je beschouwen als oertypes: mensen die met hart en ziel het beste willen voor elkaar, hun kind, maar ook voor de anderen.
Zorgen voor: voor elkaar, voor eigen kinderen, maar ook voor anderen in het algemeen: het is koorddansen, zoals we allemaal wel weten. Enerzijds geef je zeker aan je kind een basis mee (het testament van Tobit), anderzijds moet er steeds voldoende ruimte gegeven worden aan de ander, je kan/mag die ander niet verstikken met je goede raad. Je kind, de ander moet zelf op weg kunnen gaan, zelf fouten mogen maken. Je moet als ouder, als vriend vertrouwen hebben dat het wel in orde komt. En dat is natuurlijk niet zo evident. Er kan zoveel misgaan…
En toch, zegt dit verhaal: je mag vertrouwen dat het goed komt, omdat er Iemand is die meegaat. Zoals we hier soms zingen: er is geen God aan onze zijde die zegt zo ga je goed, wel een die roept ten allen tijde: zoek verder het komt goed.

En dan heb je Tobias en Sara: de kinderen van … We zijn allemaal kind van. Of het nu meer dan tweeduizend jaar geleden was, vandaag of in de toekomst. Want elk kind groeit, wordt opgevoed, krijgt waarden en normen mee, leert hoe je omgaat met andere mensen (wordt relatiebekwaam zeggen we) en zal op een bepaald moment zelf moeten uitzoeken wat hij of zij met die bagage van thuis doet. Wat er overgenomen wordt, wat niet. Wat er toegevoegd wordt door ervaring onderweg, dikwijls met zoeken, vallen en opstaan, blutsen en builen verworven. Geen enkel kind wordt volwassen zonder averij op te lopen. Soms is die zo erg dat er geen toekomst meer oplicht, dat het hopeloos lijkt zoals bij Sara. Geef niet op zegt het verhaal: blijf in je dromen geloven, blijf geloven dat het tij kan keren. Want er is Iemand die je hoort en je een helper zal sturen, iemand die met jou mee op weg wil gaan en dingen ziet die jij nu niet ziet…En dat je dan zo de sprong durft wagen om zelf het leven door te geven.

Het gezin redt het niet alleen, vertelt ons dit verhaal. Een gezin staat niet op zichzelf, maar is ingebed in een groter geheel. En ook anderen hebben hun invloed op de weg die gegaan wordt. We kennen allemaal wel mensen die met ons op weg gaan. Engelen van mensen die soms maar heel even, soms een leven lang ons nabij zijn, en die ons leven een nieuwe wending geven, ons kansen laten zien waar wij er geen meer zagen. Die in ons blijven geloven, zelfs als wij dat niet meer kunnen. En die maken dat we zelf weer toekomst maken…
En als je zoals Tobias geleerd hebt wie je bent, wat je kan, wat vertrouwen is, kan je dat aan anderen leren: in zijn geval aan Sara. En zoals in alle sprookjes eindigt ook dit verhaal met: ze leefden nog lang en gelukkig …

Het boek Tobit wil ons een hart onder de riem steken. Samenleven van mensen is niet altijd zo eenvoudig, maar mensen kunnen voor elkaar toekomst maken daar waar ze met elkaar op weg gaan. Waar mensen openstaan voor anderen, hen toelaten in hun leven, daar licht het gelaat van God op, daar is Hij aanwezig zegt het boek Tobit. In tegenstelling tot veel andere geschriften uit de Bijbel hoor je hier maar even iets over Jahweh: Hij hoort de smeekbede van Tobit en van Sara en stuurt daarop zijn boodschapper met een drievoudige opdracht: Tobit en Sarah genezen, Tobias aan Sara als bruidegom geven en de demon verslaan. Maar via Rafaël/ Azarias kan je Jahweh de hele tijd op de achtergrond aan het werk weten. Hij is daar waar we leven delen met elkaar. Waar we elkaar vinden in onze schaarste en onze overvloed en met elkaar delen…

Inleiding op de tafeldienst

Waar staat de gedekte tafel? Waar is het brood dat ons verzadigt?
Met wie mag ik delen? Schaarste en overvloed?
Elke zondag opnieuw mogen we rond deze tafel het brood en de beker delen, in gedachtenis van Jezus die ons hierin voorging.
Rond deze gedekte tafel gedenken we alle mensen die hun leven delen in solidariteit met kleinen en armen, zieken en zwakken. We steken het kleine kaarsje aan als teken van solidaire verbondenheid. We brengen hier aanwezig allen die in gedachten met ons meevieren. En we gedenken onze lieve doden.
Laten we aan tafel gaan.
Zingen we het lied Gezegend Eeuwige, Gij reddende God …