Ons toebehoren (4)


Dominicus Gent

Viering van zondag 4 november 2018

Ons toebehoren (4)

 

Wees niet bang, want Ik ben uw verlosser.
Ik heb u bij uw naam geroepen, gij behoort Mij toe.
Omdat Ik u zo kostbaar vind, u waardeer en van u houd.
Naar Jesaja 41:10

Welkom in deze vierde viering over toebehoren.
Zingen we de viering in met een mogelijk antwoord
op deze woorden naar Jesaja:
wie kunnen we ongezien vertrouwen als we neerzitten aan de kant,
van weg en omweg?
Het li
ed van weg en omweg…

 

 

1
Ons toebehoren aan de natuur en de mensen: loyaal zijn 

Waartoe of bij wie horen wij?
Bij het voorbereiden met Antoinette benoemden we verschillende plekken waartoe we behoren. Ik noem het gemakshalve plekken omdat ik geen andere goede benaming vind.
Als mens behoren we op een vanzelfsprekende wijze tot de natuur, tot de aardse schepselen. We hebben een lichaam, opgebouwd uit materie en dat lichaam heeft voor het voortbestaan nood aan lucht om te ademen, water om onze lichaamsfuncties werkend te houden, voedsel om het lichaam op te bouwen en energie te hebben, slaap en beweging, … alles wat tot de behoeften behoort van mensen, dieren, planten en al wat leeft. We behoren dus samen met alle levende wezens op deze aardbol tot een ecologisch systeem dat in verband staat met elkaar en heel wat behoeften deelt waarvoor we op elkaar zijn aangewezen. Soms vergeten we dat en daarom wil ik het hier als basis van waar we toe behoren vermelden. Dat lichaam waarin wij wonen heeft een belangrijke invloed op de manier waarop we in het leven staan, als man of vrouw of x, sterk en gezond of met een beperking en afhankelijk van de zorgen van onze naasten….

Daarnaast horen mensen bij heel wat verschillende groepen en zijn we loyaal, d.w.z. we maken keuzes voor bepaalde mensen en voor anderen niet.
Als eerste groep noem ik de familie waaruit we afstammen. We komen voort uit een stroom van generaties, van onze voorouders tot bij onze ouders en hebben op onze beurt misschien ook kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen. Onze familie, over de dood heen, heeft een grote invloed op ons, op ons toebehoren, onze keuzes en beslissingen. Ze zijn belangrijk voor ons, zelfs als we besloten hebben dat we niet bij hen willen horen. Ze hebben ons het leven doorgegeven en sporen nagelaten via erfelijkheid en opvoeding. We zijn op een diepe manier met onze voorouders verbonden en op cruciale momenten in het leven is de eerste keuze voor hen, bvb. als iemand ziek is, hulp nodig heeft of sterft. Je gezin van herkomst is belangrijk, je ontmoet de eerste mensen waarmee je diepgaande hechting en betrouwbaarheid ervaart of niet ervaart. Als de relaties binnen dit gezin warm, oprecht en verbonden zijn, is er meer kans op vrijheid voor onze eigen levenskeuzes.

Onze partner hebben we gekozen en die keuze houdt ook, zoals Jo het vorige week zei i.v.m. zijn gelofte t.o.v. de Dominicaanse familie, een engagement in en verandert je leven. Ze brengt een nieuwe familie voort, eventueel kinderen, een keuze van woonplaats (dicht bij of ver weg van je ouders), een nieuwe groep vrienden, buren en mensen met wie je dagdagelijks te maken hebt. Zeker in de periode waarin we 30, 40 jaar zijn is dit een keuze die heel veel engagement meebrengt.
Daarnaast hebben we keuzes gemaakt voor mensen en voor idealen of projecten waarbij we behoren. We hebben vrienden, van lang geleden al, of vriendschappen die gegroeid zijn door gezamenlijke activiteiten of ontmoetingen ergens onderweg op ons levenspad. We zijn lid van een koor of theatergroep of een andere creatief project.
Op ons werk, waar we een lange periode van ons leven mee verbonden zijn, horen we ook bij een groep collega’s. Werk kan ons opslorpen, kan veel vragen van onze beschikbaarheid waardoor we het erg toebehoren zonder ervoor te kiezen. Of we werken zelfstandig en moeten veel uren besteden om een behoorlijk inkomen te verwerven.
We behoren dus tot vele kleine en grote groepen mensen. Ik vergeet nog: ons land, huidskleur, taalgroep, ….
Soms kiezen we om tot een groep te behoren, soms kiezen we niet maar horen er bij en dat heeft zijn consequenties..

We kunnen het gevoel hebben nergens toe te behoren. We kunnen eveneens het gevoel hebben onszelf wat te verliezen omdat we ons op zoveel plaatsen thuis voelen en engageren….
Je af en toe terugtrekken kan verhelderen bij wie je toebehoort en welke keuzes je – al dan niet – maakt. Je toebehoren voelen heeft voor een deel met keuzes te maken. De keuze om bij God te behoren opent een perspectief van verbondenheid met de mensen van heel de wereld. Dat is een geweldig visioen dat ons kan leiden naar plekken die nieuwe verbondenheid meebrengen. 

 

2
Ons eerste toebehoren 

In het evangelie wordt meermaals choquerende taal gesproken tegenover mensen en groepen aan wie we verondersteld worden loyaal te zijn.
Wanneer Jezus tot een menigte spreekt, komen mensen hem zeggen: uw moeder en uw broers staan buiten en willen u spreken. Hij antwoordt: Wie is dat mijn moeder, en wie zijn mijn broers? Matt. 12,47-48
Niet meteen de meest enthousiaste reactie bij het weerzien van uw naaste familie.

Maar het kan nog sterker:
‘Wie naar mij toekomt, moet zijn vader en moeder, zijn vrouw en kinderen, zijn broers en zusters, ja zelfs zijn eigen leven verfoeien; anders kan hij geen leerling van Mij zijn.’ Luc. 14, 25-26

Of wanneer hij zich boos richt tot de religieuze leiders van zijn tijd: Wee u, schriftgeleerden en farizeeërs, schijnheiligen, u draagt een tiende af van munt, anijs en komijn, maar wat het zwaarst weegt in de wet verwaarloost u: recht, barmhartigheid en trouw! Het ene moet u doen, maar het andere niet laten. Blinde leiders die de mug uitzeven en de kameel doorslikken! Matt. 23,23-24

Tot 7 keren toe zegt hij: wee u tegen de mensen die toch zijn sociaal religieuze leiders zijn, de schatbewaarders van de gelovige identiteit van dat klein volk dat onder bezetting van de Romeinse grootmacht leeft.

Over Jeruzalem, de nationale trots, symbool van eigenheid en volksverbondenheid profeteert hij : Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt en diegenen stenigt die tot haar gezonden zijn! …. Kijk, uw huis blijft onbewoond achter. Matt. 23,37-38

Bij elk van deze schriftfragmenten kan je zeer terecht verwijzen naar de context: de evangelies worden geschreven in een tijd dat er in de joodse samenleving heel ingrijpende veranderingen gebeurd zijn. De spanningen tussen de volgelingen van Jezus en de wetsgetrouwe joden zijn zeer groot en hier en daar is er al een diepe breuk tussen beiden, gaan de wegen definitief uiteen. Vandaar dat deze uitspraken zo scherp zijn. Ze getuigen van die breuk met het vaderhuis, de traditie waaruit zij voortkomen.
De stad Jeruzalem met haar tempel is reeds gevallen onder de veroveringen van de Romeinen die de tempelschatten in triomf naar Rome hebben versleept. Hiernaar wordt in de profetie over Jeruzalem ongetwijfeld gerefereerd.

Dat alles neemt echter niet weg dat deze uitdagende uitspraken in het evangelie geen kleine historische kanttekeningetjes zijn maar door de eerste christenen zelf gelezen en begrepen worden vanuit een grote dieperliggende betekenislaag. Wij horen toe aan de toekomst en niet aan een duidelijk afgebakend glorieus verleden, wij horen toe aan God, Bevrijder en Schepper van leven altijd opnieuw,.
En op vele plaatsen in het evangelie wordt hiervan getuigd. Het hele leven van Jezus wordt op die manier in beeld gebracht, als een toebehoren aan God dat alle andere loyaliteiten ondergeschikt maakt.
Wanneer hij als twaalfjarige achterblijft in de tempel zonder zijn ouders te verwittigen, antwoordt hij zijn bezorgde moeder:
Wisten jullie niet dat ik in het huis van mijn Vader moest zijn? Luc. 2,49

Wanneer een vrouw die hem hoort spreken hem bloemrijk feliciteert : Gelukkig de schoot die U heeft gedragen, en de borsten waaraan u hebt gezogen, antwoordt hij enigszins onderkoeld:
Inderdaad, gelukkig zij die het woord van God horen en het bewaren. Luc. 27-28
Of bij een andere gelegenheid: Mijn moeder en mijn broers zijn zij die het woord van God horen en doen. Luc. 8,21

Ge zult maar uw uiterste best doen om te vaderen en te moederen, daarna te grootvaderen en te grootmoederen, en daarin heel veel van uzelf weg te geven, om dan zo’n compliment te krijgen.
Altijd weer worden de bloedlijn, de herkomst, de afkomst, de goeien thuis, de degelijke school, het betrouwbare milieu, ondergeschikt gemaakt aan het horen en doen van Gods woord in het leven zoals het zich aandient. Het doen van Gods woord: barmhartigheid, gerechtigheid, allereerst voor wie het meest in nood zijn.

Luc. 14,12-14 : Wanneer u ’s middags of ’s avonds een feestmaal geeft, roep dan niet uw vrienden bij elkaar, of uw broers, of uw familie, of rijke buren. Die zouden u op hun beurt uitnodigen om iets terug te doen. Nodig liever, als u een feest aanricht, armen uit, gebrekkigen, kreupelen en blinden. Wat een geluk voor u dat zij er niets tegenover kunnen stellen.

In het horen en doen van Gods woord wordt een nieuwe verwantschap gevormd. Krijgen mensen elkaar als tochtgenoot, als nieuwe familie.
Op het kruis ziet Jezus zijn moeder en bij haar de leerling van wie Hij hield.
Jo 19,26-57 Toen zei Hij tegen zijn moeder: ‘Vrouw, daar is nu je zoon’. Vervolgens zei Hij tegen de leerling: ‘ Daar is je moeder.’ Toen, van dat uur af, nam de leerling haar bij zich in huis op.

We behoren God toe, dat is ons belangrijkste toebehoren. Het allerbelangrijkste van ons, het meest wezenlijke van elke mens.
Ik behoor niemand anders toe, geen andere mens, en zelfs mezelf niet.
Niemand heeft ultieme rechten over mij, zelfs ik niet.
Dat geen mens het bezit van een ander mag zijn, dat niemand een ander tot slaaf mag herleiden, ongeacht ras of sociale herkomst, ongeacht schulden, daar kunnen we moeiteloos allemaal in meegaan. Daar is in de geschiedenis een lange weg in afgelegd en het behoort tot één van de belangrijkste verworvenheden van een bevrijdingsstrijd die helaas nog altijd noodzakelijk blijft.

Maar dat ik niet autonoom over mezelf zou beslissen en beschikken, is dat niet een brug te ver?
Het recht op zelfbeschikking en de autonomie van het individu beschouwen we toch wel tot de verworvenheden van de moderne westerse samenleving en die gaan we nu toch niet op de helling zetten?
Misschien moet ik om niet al teveel misverstanden te veroorzaken meteen duidelijk stellen dat het er mij nu niet om gaat vanuit een katholiek/christelijk/gelovig standpunt de basis onderuit te halen van het wettelijke geregelde recht op bijvoorbeeld euthanasie en abortus. Het gaat er mij niet om deze zorgvuldig en moeizaam geformuleerde mogelijkheden die de wetten hierin bieden, in vraag te stellen.
Maar nadenken over zelfbeschikking en autonomie moet toch nog kritisch kunnen gebeuren. Het lijkt mij niet correct deze belangrijke waarden als absoluut en onbespreekbaar voor te stellen.
Waarom zou men aan zelfmoordpreventie doen als men ervan overtuigd is dat iedereen altijd en overal recht op zelfbeschikking heeft? Als men er van overtuigd is dat zelfdoding tot de vanzelfsprekende mogelijkheden van ons onafhankelijk beslissingsrecht behoort, als dat inderdaad zo is, dan moet men er niet alleen nooit over oordelen maar moet men ook niets doen om het te voorkomen. Of overdrijf ik nu?
Men doet heel terecht aan preventie. Bij zelfdoding ontsnapt niemand aan het gevoel van falende menselijkheid, van tragisch tekortschieten, van machteloos medeleven. De levenskrachten van wie achterblijven, protesteren en blijken dan, gelukkig maar, sterker te spreken dan de filosofieën en overtuigingen. Die zelfbeschikking is manifest niet absoluut.

Maar wanneer ik geloof dat ik God toebehoor, en dat ik dus nooit helemaal een ander, ook nooit helemaal mezelf toebehoor dan gaat het mij niet alleen en niet allereerst om die grenzen van het leven, begin en einde. Daar wordt het misschien op scherp gesteld. Wellicht, maar het leidt, volgens mij de aandacht af van dat veel grotere stuk, ons leven en samenleven, tussen geboorte en dood.

Wat betekent het in mijn leven dat ik aan God toebehoor en ultiem aan niets of niemand anders en evenmin exclusief aan mezelf?

Het betekent dat ik vecht tegen elke vorm van oneigenlijke toe-eigening.
Toe-eigening door anderen: moeder, vader, kind, directeur, werkgever, chef, hulpverlener, dienstverlener, politieker, televisiemaker, … niemand heeft het recht het leven van een ander, om wat voor economische, emotionele of andere reden ook, te claimen.

Niemand is ooit helemaal overgeleverd aan een ander of aan zichzelf alleen. Ook ik niet. Al zijn er zeer zeker situaties of zelfs hele periodes waarin een mens zich totaal verloren, wanhopig en eenzaam voelt en alle verbinding zoek lijkt. Precies dan is het levenwekkend te weten, te horen, te herinneren of aangezegd te krijgen: jij bent niet alleen, je bent niet voor alles alleen verantwoordelijk, je hoeft niet voor alles zelfstandig, autonoom in te staan, je hoort bij Iemand, je hoort bij God. En hopelijk mag je dat soms eens zien bij mensen. En hopelijk mag je ontdekken dat er altijd in jezelf de openheid blijft naar een een schepping die er nog niet is, niet zichtbaar, maar wel al denkbaar, droombaar.

Toebehoren aan God
is aandacht hebben voor de stem die in ons spreekt,
de bron van liefde in elkeen neergelegd laten borrelen en een weg zien zoeken,
de gevoeligheid voor de nood van een ander niet het zwijgen opleggen, en zich verwonderen over de kracht van empathie,
het is het verlangen naar iemand die je onvoorwaardelijk liefhebt en die jou onvoorwaardelijk liefheeft
het is het onredelijke visioen van een samenleven waarin elke mens, ongeacht haar verleden, tot recht en vrede mag komen in een wereld die zorg opneemt voor al wat leeft.

 

 

 

TAFELDIENST

Welkom rond de tafel 
Hier staat een gedekte tafel.
Hier is brood dat ons verzadigt.

Wij danken U Onzichtbare, Schepper van al wat leeft,
van alle vruchten die de aarde geeft,
dat Gij ons tastbaar nabij wilt komen
in het breken van brood en delen van wijn.

In navolging van uw zoon, Jezus, onze broeder,
zijn wij bijeen rond de erfenis die hij ons nalaat: breken en delen.

Rond dit evangelie verzamelen wij ons telkens opnieuw
aan de tafel van gemeenschap
om de nalatenschap van zijn leven te doen:
breken en delen totdat wij allen verschillend en uniek
met elkaar verenigd, uw lichaam worden.
Eén in U.

Verbonden met allen die op dit moment rond uw testament samenkomen
en uw nalatenschap vieren in breken en delen.

Verbonden met allen die ons zijn voorgegaan in deze manier van leven
en van wie wij afscheid moesten nemen.