Dominicus Gent
Viering van zondag 31 januari 2021
Het Lam Gods (2)
Vorige week gingen we van start met een reeks vieringen waarin we ons wagen aan een verkenning van het fameuze wereldberoemde schilderwerk van de gebroeders van Eyck, het lam Gods. Ieder kunsthistoricus weet daar veel meer en beter over te vertellen dan waartoe wij in staat zijn. Ons is het te doen om stil te staan bij enkele religieuze betekenissen zoals ze op het schilderij staan uitgebeeld en hoe wij daar vandaag mee omgaan. Vorige week deden we daartoe een eerste poging door stil te staan bij een van de zijpanelen waarin we kluizenaars en pelgrims in de ogen keken en wat ze ons vandaag te zeggen hebben. Volgende week komen de rechtvaardige rechters aan de beurt, en ons is het vandaag gegund stil te staan bij het middenpaneel. De aanbidding van het lam Gods.
Het tafereel is bekend. U ziet een mooie tuin, waar we straks meer over vernemen. Wat in elk geval opvalt is de orde die rust uitstraalt. En verder dat het lam naast het kruis staat. Het lam stààt. Het leeft. Het overleeft het kruis. En het bloed stroomt zonder einde. De dood kan het lam niet klein krijgen. We mogen dan ook met vreugde het licht ontsteken als teken van de Verrezene in ons midden.
Daarbij hoort een lied als opening dat spreekt van orde en samenhang, een lied dat chaos overwint.
Die chaos schiep tot mensenland,
die mensen riep tot zinsverband,
Hij schreef, ons tot bescherming,
Zijn handvest van ontferming,
Hij schreef ons vrij, met eigen hand.
Schrift die mensenoorsprong schrijft,
Woord dat trouw blijft.
Dat boek waarin getekend staan
gezichten, zielen, naam voor naam,
hun overslaande liefde,
hun overgaande liefde,
hun weeën die niet overgaan.
Schrift die mensendagen schrijft.
Licht dat aan blijft.
Zijn onvergankelijk testament:
dat Hij ons in de dood nog kent –
de dagen van ons leven
ten dode opgeschreven,
ten eeuwig leven omgewend.
Schrift die mensentoekomst schrijft.
Naam die trouw blijft.
T: Huub Oosterhuis M: Antoine Oomen
De tuin: het aards paradijs of de nieuwe aarde?
We zien in het schilderij een groene landschapstuin met op de achtergrond de torens van een stad. Als we het werk van ver bekijken dan hebben we geen idee dat ook in het geschilderde groen een verhaal te ontdekken is! Bij het restaureren van het werk is dit nauw bestudeerd en heel wat aan het licht gekomen, waarvan ik hier een kleine sluier zal oplichten:
Voor de middeleeuwse mens was de natuur nog bezield en zeker de kruiden die gebruikt werden voor genezing. Ook de tijd om kruiden te oogsten was bepaald: dit was bij midzomer en in de oogstperiode en ging gepaard met rituelen. De kerk heeft op deze momenten twee belangrijke christelijke feestdagen gelegd: op 24 juni het feest van Sint Jan (die twee maal op het schilderij voorkomt) en op 15 augustus het feest van Maria Hemelvaart (Maria komt ook 2 maal voor).
Bij alle kloosters die opgericht werden was telkens een hospitaal om zieken te verzorgen en dus ook een kruidentuin want dat waren de geneesmiddelen die men toen kende.
De vroegchristelijke kerkvaders zagen de kruiden niet meer als geneesmiddelen maar God en Christus als de ultieme geneesheren. Naast het gebruiken van kruiden was het geloven in God en Christus heilzaam, niet enkel voor het lichaam maar ook voor de ziel. Ze wilden dus dat de aandacht vooral uitging naar God en niet meer naar de voorchristelijke gebruiken en rituelen om kruiden te zoeken en te oogsten. Toch waren ten tijde van de gebroeders Van Eyck die gebruiken en rituelen nog zeer levendig en hebben zij die zeker gekend. Tot op vandaag is het in sommige plaatsen de gewoonte om met Sint Jan en op Maria Hemelvaart een kruidenbos of -wis te plukken, die ook vaak gezegend werd in de kerk. Het is een hypothese dat de herkenbaar geschilderde planten verband houden met de traditie van kruidwissen en Sint-Janstrossen.
Hoe kunnen we ons we ons een middeleeuwse tuin voorstellen?
Albertus Magnus, Dominicaan geboren in 1193 en eminente geleerde, schreef verschillende boeken over planten en beschrijft een groene lusttuin als volgt: bij voorkeur met grasland met vele kruiden en planten en enkele bomen om de wind tegen te houden met in het midden een stukje grasland waarop men kan zitten. Hij beschrijft ook de bloemen die daarin thuishoren en die vinden we ook terug op het schilderij van het Lam Gods: roos, blauwe iris, maarts viooltje, akelei, lelie,….
Dezelfde tuinvoorstellingen van een besloten tuin of paradijstuintje, vaak met Maria en een fontein, vinden we terug in miniaturen en middeleeuwse schilderijen. Maria zelf wordt ook gezien en vereerd als een besloten tuin.
Een andere beschrijving van een middeleeuws tuinpark vinden we in de beschrijving van het park van Hesdin, gelegen in Artesië in Noord-Frankrijk. Deze parktuin wordt beschreven als een domein van 900 ha volledig omringd door een muur met 11 poorten. Er was een wildpark, vijvers, rozentuin, lelietuin, paradijstuintje, labyrint, enz. Jan Van Eyck moet daar zeker geweest zijn samen met Filips De Goede in 1431.
Van waar komen de voorstellingen van de Mediterrane planten die we ook zien? Jan Van Eyck is in opdracht van Filips De Goede mee naar Spanje en Portugal gereisd om een portret te schilderen van Isabella van Portugal die de derde vrouw van Filips De Goede zou worden. Hij heeft er de bomen gezien die bij ons niet voorkomen, maar wel op het schilderij: verschillende citrus soorten, zoals de adamsappel, de dadelpalm, granaatappel, parasol-den….
Van Eyck schilderde een paradijselijk landschap en een paradijselijke plantenwereld, waar seizoenen niet gelden, alle planten staan in bloei of dragen vruchten op hetzelfde moment. In die zin is de weergave van de planten zeer nauwkeurig maar niet realistisch. Bovendien werden de planten gekozen en uitgebeeld om hun symbolische betekenis. De 74 kruiden, bloemen en planten die goed herkenbaar geschilderd zijn op het Lam Gods zijn alle toegewijd aan Christus, Sint Jan of Maria.
Vanaf de 11de eeuw groeide er onder invloed van Bernardus van Clairvaux een sterke Mariaverering en de lofzangen op Maria werden geïnspireerd door de beeldspraak van het Hooglied: Maria als hemelse bruid. Zo is er een 14de-eeuwse hymne waarin ze wordt vergeleken met 12 bloemen, waarvan 10 kunnen herkend worden en er 9 voorkomen op het schilderij: de roos, lelie, viooltje, akelei, madeliefje, zomerviolier, goudsbloem, pioen, narcis en korenbloem. De korenbloem zien we niet op het schilderij, die groeit ook niet in de tuin maar op het veld.
Christusplanten zijn o.a. bloemen met vier bloemblaadjes zoals de stinkende gouwe en de muurbloem die allebei voorkomen op het schilderij. Op het paneel: De ridders van Christus vind je op de rotswand de grote kaardebol: daarvan staan de bladeren kruisgewijs tegenover elkaar.
De druivelaar is natuurlijk bij uitstek een Christusplant maar ook een Mariaplant omdat Maria ook soms beschreven wordt als een druivelaar en Christus de druiventros, die later zal geperst worden in de wijnpers.
74 planten worden dus herkenbaar geschilderd en over deze flora is een boek geschreven: Op zoek naar het paradijs, flora op het Lam Gods. Voor mij is het een openbaring dat in dit kunstwerk niet enkel een groots visioen is geschilderd, het visioen van de nieuwe hemel en nieuwe aarde van de Apocalyps, maar dat ook in de kleinste details zoveel aandacht is besteed met een erkenning voor de bijzondere relatie die er nog was met de planten- en kruidenwereld van toen.
Honderd bloemen mogen bloeien.
Grond en lucht genoeg voor alle
zaden knollen anjelieren.
Stenen moeten stenen blijven.
Mensen vliegen hoog als goden.
Maar de zuring en de klaver
mogen bloeien honderdvoud.
Korenbloemen, flarden blauwe
hemel, vlijmende papaver,
morgensterren aan de dijken
flemend om gezien te worden –
woekerend in de populieren
als een nest de maretak,
de bloem der zoenen bitterzoet.
Op zijn stekelige stengel
bloeit en treurt de kale jonker
en geen vlinder zal hem vinden.
Tronken zullen twijgen dragen,
varens op bevroren ruiten
zullen wuiven, bloeien mogen
honderd rozen van papier.
Broos op stelen ongebroken,
wild en blindelings verstrengeld,
in spelonken, op de vaalten,
tussen schotsen ijs en boeken,
op de graven, mogen bloeien,
alle ongelijk eenzelvig,
honderd bloemen zonder naam.
In een woud van droomgewassen,
stenen wortels, stalen webben,
tochtig labyrint van woorden,
woont een mens, op brekebenen,
lelie van het veld, met ogen
tranend bijna blind van zoeken
naar een plek die water geeft.
T: Huub Oosterhuis M: Bernard Huijbers
Lezing Apocalyps 21:1-8
En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Want de eerste hemel en de eerste aarde bestonden niet meer. En de zee was er niet meer. En ik (Johannes) zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, uit de hemel neerdalen, bij God vandaan. Ze zag er uit als een bruid die zich voor haar bruidegom heeft mooi gemaakt. Vanuit de hemel hoorde ik een stem luid zeggen: “Dit is de plaats waar God voortaan bij de mensen zal wonen. Zij zullen zijn volk zijn en God Zelf zal bij hen zijn. Hij zal hun God zijn. Hij zal alle tranen van hun ogen afvegen. En de dood zal er niet meer zijn. Niemand zal nog verdrietig zijn, treuren of pijn hebben. Want de eerste dingen zijn voorbij.” En Hij die op de troon zit, zei: “Ik maak alles nieuw!” Tegen mij zei Hij: “Schrijf dit op. Want mijn woorden zijn waar. Ik zal doen wat Ik heb gezegd.”
Verder zei Hij: “Het is voorbij! IK BEN de Eerste en de Laatste, het Begin en het Einde. De mensen die dorst hebben, zal Ik te drinken geven uit de bron van het water dat leven geeft. Ze hoeven er niets voor te betalen. Iedereen die volhoudt tot het einde zal zijn hele erfenis krijgen. Ik zal zijn God zijn en hij zal mijn zoon zijn. Maar het loon voor de lafaards, ongelovigen, slechte mensen, moordenaars, mensen die allerlei verkeerde dingen op het gebied van seks doen, tovenaars, mensen die afgoden aanbidden en alle leugenaars, is: de zee van brandende zwavel.” Dat is de tweede dood.
Het middenpaneel van het Lam Gods
De tekst van de Apocalyps mag beluisterd worden in het verlengde van de paradijselijke tuin dat ons als een visioen wordt aangereikt. Gods woning onder de mensen. Maar niet zomaar. Het paradijs is geen luilekkerland. Het vraagt een gepaste attitude. Bepaalde houdingen worden kort maar krachtig afgekeurd. En inderdaad, er is niet alleen het visioen dat bijna het hele beeld beheerst, er is ook op de achtergrond een heel ander beeld dat bescheiden, maar onmiskenbaar aan het venster komt kijken.
Laten we eerst even kijken naar het beeld van de aanbidding van het lam Gods. Opvallend is de orde, de structuur. Orde is één van de fundamentele sleutels in het filosofisch en religieus leven van de late Middeleeuwen. Het hemels visioen wordt gekenmerkt door een uitgesproken orde. Een bestorming is hier niet op zijn plaats. Ieder blijft keurig op zijn/haar plaats. Rondom het lam zien we enkel engelen. En verder op gepaste afstand, vier groepen, die zich netjes bij hun soortgenoten houden. Onder links zien we figuren uit de Bijbelse geschriften van het Eerste testament (Het OT), met zelfs enkele heidense figuren uit de Grieks-Romeinse cultuur. Onder rechts de apostelen en apologeten en martelaren van de eerste eeuwen. Meer naar boven links staan de gemijterde mensen: pausen, bisschoppen en abten en rechts een uitgebreide groep maagden die tevens allerlei symbolische voorwerpen bij zich hebben met religieuze betekenis. Essentieel is dat deze groepen zich niet met elkaar vermengen. Dat kan alleen maar chaos veroorzaken. En daar is de middeleeuwer als de dood voor.
Maar: de gebroeders van Eyck zijn zich ook bewust van de ontwikkelingen die plaats vinden in de seculiere wereld. We zijn in de 15e eeuw, in Gent, en dat betekent heel wat. We zien op de achtergrond inderdaad – zij het bescheiden – de contouren van de stad die zich duidelijk profileert in de vooral kerkelijke gebouwen. Er is daarnaast heel wat cultureel en economisch leven gaande en dat kan niet zonder gevolgen blijven voor de religieuze beleving in het algemeen. Vooral de aanzienlijke handelsactiviteiten hebben een nieuw mensbeeld geschapen. De mens wordt gezien als autonoom individu, zoals blijkt uit de welvarende klasse handelaars en ambachtslieden: het zijn mensen die persoonlijke verantwoordelijkheid opnemen. Ze vormen de nieuwe klasse tussen de clerus en de adel enerzijds en de boeren anderzijds. De steden Gent en Brugge hebben een uitstraling tot ver buiten de eigen grenzen en de hele bekende wereld is er aanwezig. Gilden en genootschappen allerhande dragen bij tot een veelkleurig gebeuren. De vaste, voorgegeven orde in kerk en samenleving begint barsten en scheuren te vertonen.
Mijn tweede aandachtspunt gaat naar de aanbidding van het lam. Het “lam Gods”. Bijna vanzelf vullen we spontaan aan met het bekende “dat wegneemt de zonden der wereld”. Zonde is een beladen begrip. Er worden heel verschillende zaken onder verstaan. Van gewone overtredingen van kerkelijke spelregels tot zwaar menselijke fouten met ernstige consequenties. Ik omschrijf zonde even als het onvermogen je persoonlijke levensroeping op te nemen. Het onvermogen en eventueel de weigering te leven in vertrouwen. Vertrouwen in het leven, in de medemens. Dit zijn juist de situaties waarin we Jezus aantreffen. Waar mensen voortdurend struikelen over hun eigen onvermogen om te aanvaarden dat ze iemand zijn, dat ze de moeite waard zijn.
Mensen die ontgoocheld zijn, die zich mislukt voelen, zonder uitzicht, spreekt hij moed in. Hij wil hen overtuigen dat ze iets te betekenen hebben, dat ze een bijdrage kunnen leveren ten bate van het algemeen belang. Jezus neemt de zonden niet weg. Dat kan hij niet. Hij wil zondaars nabij zijn. Hij wil hen een gevoel van eigenwaarde geven. Helpen geloven in de betekenis die ze hebben voor anderen. Maar hij kan niets in hun plaats doen. De lammen staan op, de blinden zien, de doven horen: zij doen het zelf.
Door zijn lijden en sterven neemt Jezus de pijn en de ellende van de wereld niet weg. Hij neemt de zonde niet weg. Maar hij is drager van een nieuwe wereld. En hij nodigt mensen er toe uit daar ook in te geloven en daaraan mee te werken. “Uw geloof heeft u gered” zegt hij telkens weer wanneer hij een zieke mens geneest. Dat zeggen ons die ogen van het lam dat ons aankijkt. Hij gelooft dat mensen tot inzicht kunnen komen wat hun persoonlijke levensroeping is. Hij gelooft dat ze hieraan kunnen beantwoorden. Zij kunnen medespelers zijn in de nieuwe wereld die hij wil helpen gestalte geven. Jezus is dienaar van mensen. Het Aramese woord voor “lam” kan eveneens als “dienaar” vertaald worden. Jezus is dienaar van mensen.
Ik vind de uitdrukking “lam Gods dat de zonden van de wereld wegneemt” misleidend. Alsof met een grote spons vol goede wil het kwaad kan worden uitgewist. Weg getoverd. Alsof de vluchtelingen die vandaag een wanhopige reistocht ondernemen naar ongekende maar zogezegd betere oorden enig soelaas ervaren van Jezus’ dood zo lang geleden. Niets daarvan. Zonden worden niet weggenomen. Hooguit kunnen ze gedragen worden, niet weggenomen. Wellicht kunnen ze uit de wereld weggedragen worden en kan er op die manier ruimte vrij komen voor de nieuwe wereld die Jezus belichaamt. Als zonde betekent “het missen van de bedoeling”, zoals een pijl die afgeschoten wordt zijn doel kan missen, zo zijn er ook mensen die niet aan hun doel, hun levensdoel toekomen. Dat is zonde. Doodjammer. Maar een gemiste pijl is niet het einde van het leven. Het doel kan worden terug gevonden. Dat mogen we geloven. Daarop vertrouwen. Mensen kunnen alsnog hun ware levensroeping ontdekken en er zich aan overgeven.
Zo begrijp ik ook het beeld van het lam dat zijn bloed vergiet in de beker die klaar staat op het altaar. Zo wordt ook in de misviering bij de gedachtenis van het laatste avondmaal gebeden dat Jezus de beker doorgeeft met de woorden “Dit is mijn bloed dat vergoten wordt tot vergeving van de zonden”. Ik vermoed dat die uitdrukking voor de meeste mensen compleet betekenisleeg is geworden. Het bloed dat vergoten wordt is symbool voor het leven dat doorgegeven wordt. Hij wil juist mensen helpen hun persoonlijke levensroeping te vinden en hun leven in die lijn uit te bouwen. De lammen staan op, de blinden zien, de tollenaars delen. Het lam draagt de nieuwe wereld doordat hij de zonde de wereld helpt uitdragen. Dat is wat die indringende ogen van het lam bewerkstelligen. Die nieuwe orde kan niet worden opgelegd. Hij kan alleen maar uitnodigen tot de bekering die van binnenuit gestalte krijgt.
Dat een nieuwe wereld komen zal
waar brood genoeg –
en water stroomt voor allen.
Daar bouwen wij veilige buurten
wonen dooreen in wijken van vrede
in schaduw van bomen.
Geen kinderen zullen daar sterven
oude mensen maken hun dagen vol
en jonge mensen zullen daar pas
op hun honderdste sterven.
Wij zullen niet voor de leegte zwoegen
geen kinderen baren voor de verschrikking.
De wolf en het lam
zullen weiden tezamen:
wij leren de oorlog af.
Dat een nieuwe wereld komen zal
waar brood genoeg –
en water stroomt voor allen.
T: Huub Oosterhuis M: Antoine Oomen
Inleiding tafelgebed
Dank voor jullie gebed en inbreng en stilte. Met een visioen voor ogen van leven dat wordt doorgegeven gaan wij aan tafel. Met dankbaarheid voor de overvloed aan planten die ons voedsel, drank, gezondheid en schoonheid geven. Wij krijgen de uitnodiging om deze tot waardevol voedsel te bereiden, te breken en te delen. Deze overvloed staat ons mensen ter beschikking om te zorgen dat er brood en water genoeg is voor allen.
We steken het licht aan om te gedenken wie niet meer in het leven bij ons zijn maar in ons hart voortleven. We steken ook de solidariteitskaars aan in verbinding met alle mensen die de gebaren van breken en delen overal ter wereld herinneren en vieren. Mensen zijn dorst en mensen zijn honger, mensen zijn verlangen naar delen en verbinden.
Zingen we het tafelgebed: Lied van schaarste en overvloed
Waar staat een gedekte tafel?
Waar is brood dat ons verzadigt?
Zonder eten ga ik dood.
Wie, wie geeft mij van zijn brood?
Of heb ik genoeg voor velen
maar geen mens om mee te delen,
geen die naast mij zit of staat
en mijn brood mij breken laat.
Ben ik boordevol van woorden,
niemand vind ik, die mij horen,
niemand die mij kan verstaan,
geen waar ik naar toe kan gaan.
Ben ik leeg, ik hoor ze zwijgen,
hoor geen woorden dan mijn eigen,
Hoor geen mens die mij iets zegt,
ander die zich tot mij richt.
Mens is dorst en mens is honger,
mens is leven van verlangen,
wachtend tot iemand hem vindt
die zich geeft, die zich verbindt.
Heb ik alles, overdadig,
ben, dan nog, ik , onverzadigd
tot ik er van delen mag
met een die op iemand wacht.
T: Bernard Huijbers M: Genève 1551
Hier zijn we samen rond de tafel waar we
het leven van Jezus van Nazareth in herinnering roepen.
Als een lam dat geslacht wordt stond hij voor zijn belagers.
Hij heeft zijn leven, zijn bloed gegeven als een immer vloeiende bron.
Dat heeft hij getoond tijdens de laatste maaltijd die het met zijn vrienden deelde.
Het brood dat hij heeft rond gedeeld,
de wijn die hij geschonken heeft,
ze werden teken van een leven dat ten einde toe gegeven is.
Dit is brood dat ons verzadigt, dit is wijn die leven geeft.
Moge dit teken ons telkens weer doen uitzien
naar een omkeer in het bestaande, naar een wereld in vrede en recht.
Mogen we zo het lichaam van Christus worden.
Teken van de wereld die komen zal.
Laten we ons dan ook verenigd weten met elkaar in het gebed dat we van hem toevertrouwd kregen: Onze Vader
Vredeswens
Laten we dankbaar zijn voor ieder teken van de nieuwe wereld waar we naar uitzien
en die ook in ons midden geboren wordt,
soms heel bescheiden,
maar daarvan leven we.
Zegenwens
Als het dag wordt zeggen we de nacht vaarwel
vurig en zonder vrees
De nieuwe dageraad bloeit open nu wij hem bevrijden
Want het licht blijft altijd schijnen
Als je de moed maar hebt het te zien
Als je de moed maar hebt het te zijn
Uit ‘De hoge heuvel die ons wacht’, gedicht van Amanda Gorman
Vertaling door Katelijne De Vuyst.
- Slotlied : De tafel der armen
Wat in stilte bloeit, in de luwte van tuinen,
onder de hete zon, op de akker,
heeft Hij bestemd voor de tafel der armen.
Aardekracht, zonkracht is Hij, licht in mensen,
dat wij elkaar bevrijden en doen leven,
brood van genade worden, wijn van eeuwig leven.
Maar wie niets hebben, wie zal hen hieraan deel geven?
En die in weelde zwelgen en van niets weten,
wie zal hen naar gerechtigheid doen verlangen?
Aanschijn der aarde, wie zal jou vernieuwen?
Hij die alles zal zijn in allen, heeft ons bestemd om,
aarde, jouw aanschijn te vernieuwen.
T: Huub Oosterhuis M: Antoine Oomen
Blijf verbonden met de gemeenschap van Dominicus Gent:
via de nieuwsbrieven: https://www.dominicusgent.be/nieuwsbrief/
via Facebook ( https://www.facebook.com/Dominicus-Gent-324436994242688/)
Abonneer u nu op ons Youtube-kanaal ( https://www.youtube.com/channel/UCBCXMCRb0cNw8Dd3tMc9elQ)
Indien u meent dat voor een bepaald object het auteursrecht van de auteur of zijn/haar erfgenamen, of het recht op afbeelding geschonden werd, neem dan contact op met ons zodat de situatie kan worden rechtgezet.