Nieuwe geloofstaal (2): de invloed van Edward Schillebeeckx

Dominicus Gent

Viering van zondag 14 december 2014

Aanzetten voor een nieuwe geloofstaal (2) : 

de invloed van Edward Schillebeeckx

Inleiding & welkom

“Ik geloof in God, de Vader: de almacht van de liefde”. Zo luidt de openingszin in de hertaling van het Credo door Edward Schillebeeckx. Het staat te lezen in het tweede van zijn drie Jezusboeken, op p. 782.
Na een eerste bezinning over oude en nieuwe geloofstaal geïnspireerd door Roger Lenaers gaan we vandaag te rade bij de Dominicaanse theoloog die dit jaar 100 zou geworden zijn. Sommigen herinneren zich ongetwijfeld de tweespraak die hij hield met Leo Apostel, in 1987 in het volgepropte auditorium E van de Gentse Blandijnberg. Een merkwaardige dialoog waarvan sommigen zich na afloop afvroegen wie nu de gelovige was en wie de atheïst. Op zich reeds een intrigerende opmerking omdat er inderdaad geen afgrond tussen beiden hoeft te gapen.
In deze viering presenteren we enkele kerngedachten uit zijn theologie die onmiskenbaar de uitdrukking zijn van een nieuwe geloofscultuur.

Vandaag is de derde zondag van de advent. Adventus domini: komst van de Heer. In ons hart, in ons leven en in deze wereld die we mogen bewonen. Samen met de paaskaars ontsteken we drie kaarsen van de adventskrans ……..en we zingen van het licht dat ons aansteekt: Lied aan het licht…

Schillebeeckx : Geloof en cultuur

Eén blik op deze boeken (zie tafel) volstaat om er in een grote boog omheen te lopen. Wie zich met de productie van dergelijke papieren bezig houdt, moet wel een wereldvreemd bestaan leiden, de neus diep in stofferige boeken en oude documenten zonder veel daglicht in zich op te nemen.

Toch is dit geen waarheidsgetrouw beeld van de theoloog Edward Schillebeeckx. Als illustratie twee kleine anekdoten uit zijn biografie. Een eerste dateert uit de periode vlak voor zijn intrede bij de dominicanen. Hij was in Turnhout bij de jezuïeten op school geweest. Ofschoon hij zich aangetrokken voelde tot het religieuze leven, voelde hij niets voor de Jezuïeten, omdat die helemaal geen vreugde of levenskunst uitstraalden. Hij voelde zich wel aangesproken door de figuur van Dominicus. Vooral diens openheid voor de wereld en de blijdschap die hij uitstraalde trokken hem aan. Toen zijn besluit vaststond dat hij dominicaan zou worden, schreef hij een brief naar de prior van de dominicanen en bij diens antwoord zat een afbeelding van een fresco van Fra Angelico waarop een omhelzing afgebeeld staat tussen Dominicus en Franciscus. Voor Schillebeeckx, die bij de jezuïeten geleerd had dat persoonlijke vriendschappen in een kloostergemeenschap uit den boze zijn, kwam dit gebaar als erg hartelijk over. Het was voor hem een belangrijk signaal waarin hij een grote onbevangenheid en openheid zag, zoals het in die dagen in veel kerkelijke middens helemaal niet het geval was.

Een tweede anekdote komt uit zijn tijd in het noviciaat in Gent. Schillebeeckx is binnengetreden in 1934. Het is de tijd dat ook bij de dominicanen nog het volledige getijdengebed (het koorgebed) gezamenlijk gebeden werd, inclusief het nachtofficie. Schillebeeckx ervoer een zekere charme die uitging van dit nachtelijk gebed. Hij schrijft hierover aan zijn vader hoe dit nachtelijk opstaan toch wel een diepe indruk op hem maakte. Prompt kreeg hij een antwoord van zijn vader dat hij en zijn vrouw er ’s nachts ook dikwijls uit moesten voor de baby (zelf was hij de zesde in een gezin van veertien) en dat dit veel minder romantisch was dan het nachtgebed waar zoonlief het over had. En hij voegde eraan toe dat godsdienst geen gemoedstoestand is maar een houding van dienstvaardigheid. Schillebeeckx noemde dit de grootste opvoedende ervaring van zijn noviciaat.

Het zijn maar twee anekdoten die evenwel typerend zijn voor zijn theologische loopbaan. Deze is doordrongen van een positieve openheid voor de wereld waarin we staan. Dit klinkt ons vandaag als vanzelfsprekend in de oren. Dat was het niet in de jaren 30-40, de tijd waarin Schillebeeckx zijn vorming genoot. Zelf staat hij midden in deze sfeer waarin de doorbraak naar een nieuw mens- en wereldbeeld voelbaar is. En daarin komt steeds duidelijker een nieuwe godsrelatie naar voor. Een gelovig mens hoeft de wereld niet te mijden omdat deze gevaarlijk of godsvijandig zou zijn, ze is namelijk Gods eigen schepping; in naam van het geloof hoeven we geen achterdocht te koesteren ten aanzien van onze lichamelijkheid, we hebben ze toch gekregen; en het gaat ook al niet over geloofspunten of dogma’s die niet in vraag kunnen of mogen gesteld worden. Verder: religieus leven of kloosterleven is geen uittrede uit het gewone leven om achter kloostermuren het echte christendom te beleven. En ook nog: theologen mogen zich best openstellen voor de dialoog met andere wetenschappen, in plaats van zich bezig te houden met het verzamelen van argumenten die vooral het eigen gelijk bevestigen en ondersteunen.

In een tijd waarin de kerk nog sterk dualistisch denkt, zal Schillebeeckx zijn theologische gedachten uitwerken in grote openheid voor de ideeën en denkbeelden die zich in de samenleving aan het ontwikkelen zijn. In de jaren 40 gaat hij in Parijs studeren. Hij leert er de nieuwe existentialistische filosofie kennen met de door vele katholieke theologen gevaarlijk geachte Jean Paul Sartre. Albert Camus, met zijn beroemde roman “La Peste”, is er één van zijn gesprekspartners. Met hem heeft hij het over de problematiek van het lijden en het bestaan van God. Het zijn ook de dagen dat de zogenoemde “nouvelle théologie” furore maakt. Zij levert een eerste aanzet tot het kritisch rationeel onderzoek van de Bijbel waar de officiële kerk zich nog hevig tegen verzette. Binnen dit bruisend intellectueel leven is er tegelijk de nieuwe beweging van de prêtres-ouvriers, stevig ondersteund door de Parijse dominicanen, nog maar eens een beweging die later door de officiële kerk zal verboden worden.

Schillebeeckx gaat in 1958 in Nijmegen doceren waar hij bijzondere waardering geniet van de toenmalige Nederlandse bisschoppen die hem meevragen naar het concilie als theologisch raadgever. De nieuwe visie op de kerk die aan het doorbreken is vindt in Schillebeeckx een belangrijke theologische steun in de talloze lezingen die hij geeft voor de vele bisschoppen in Rome over een kerk die begrepen wordt als “volk Gods onderweg”. Het pastorale document “Gaudium et Spes” is mede door hem opgesteld. De openingszin is veelzeggend: “Vreugde en hoop, verdriet en angst van de mensen van vandaag, vooral van de armen, en van hen die hoe ook, te lijden hebben, zijn evenzeer de vreugde en de hoop, het verdriet en de angst van Christus’ leerlingen: er is werkelijk niets bij mensen te vinden, dat geen weerklank vindt in hun hart”.

Deze verankering van een geloofsovertuiging in de concrete cultuur waarin mensen leven is één van de kernideeën die aan de basis liggen van de nieuwe geloofstaal. Deze is van doorslaggevende betekenis gebleken in zijn Jezusboeken uit de jaren 70-80. “Het begon met een ontmoeting”, schrijft hij. “Enkele mensen kwamen in contact met Jezus, raakten gefascineerd en trokken met hem op weg”. Niet met een halfgod of een nedergedaalde goddelijke persoon die zich als mens voordeed. Neen, met een mens van vlees en bloed. Geboren uit joodse ouders, geschoold in de joodse traditie die hij zich van harte eigen had gemaakt. Geboeid door het voorbeeld van de profeten. Hij wist hoe zij, iedere tijd opnieuw, de kern van de Thora, de samenhorigheid en barmhartigheid, hebben gepreekt. En die laatste maaltijd: dat konden ze nooit vergeten. Hoe deze mens, zo vol vertrouwen geloofde dat God, die hij zijn abba, lieve vader, noemde, hem niet aan de leegte prijs zou geven. Van deze mens, Jezus van Nazareth, getuigen zijn vrienden dat hij niet in het graf gebleven is. Hij is inderdaad opgestaan: niet fysiek als een lijk dat uit een graf stapt, maar opgestaan in hun eigen leven. Dit is geen mythologie, het is de geschiedenis die het ons leert. Dat hij de Levende is voor zovelen die zich laten raken en bezielen door zijn mentaliteit. Die geschiedenis lezen we in het NT. Die geschiedenis kan verder gaan. De enige authentiek relikwie die van Jezus bewaard blijft is de levende gemeenschap. In tal van verschillende culturen en talen. Ook voor ons.

Zingen we het lied: Gij zijt voorbijgegaan…

Schriftlezing : Johannes 15, 9-17

[9] Ik heb jullie liefgehad, zoals de Vader mij heeft liefgehad. Blijf in mijn liefde: [10] je blijft in mijn liefde als je je aan mijn geboden houdt, zoals ik me ook aan de geboden van mijn Vader gehouden heb en in zijn liefde blijf. [11] Dit zeg ik tegen jullie om je mijn vreugde te geven, dan zal je vreugde volkomen zijn. [12] Mijn gebod is dat jullie elkaar liefhebben zoals ik jullie heb liefgehad. [13] Er is geen grotere liefde dan je leven te geven voor je vrienden. [14] Jullie zijn mijn vrienden wanneer je doet wat ik zeg. [15] Ik noem jullie geen slaven meer, want een slaaf weet niet wat zijn meester doet; vrienden noem ik jullie, omdat ik alles wat ik van de Vader heb gehoord, aan jullie bekendgemaakt heb. [16] Jullie hebben niet mij uitgekozen, maar ik jullie, en ik heb jullie opgedragen om op weg te gaan en vrucht te dragen, blijvende vrucht. Wat je de Vader in mijn naam vraagt, zal hij je geven. [17] Dit draag ik jullie op: heb elkaar lief.

Schillebeeckx : intuïtie

In tegenstelling tot mijn mede-voorganger ben ik geen theologisch expert, laat staan dat ik me een specialist in de denkbeelden van Edward Schillebeeckx zou kunnen noemen en bijgevolg ook deze indrukwekkende berg papier mentaal zou verorberd hebben. Ik moet u daarin ongetwijfeld teleurstellen. Ieder zijn of haar job. Ik heb dus eventjes getwijfeld of ik mijn inbreng dan ook bij dit ene statement zou houden en deze viering laten uitdraaien op een bijzonder lang aperitief, of dat ik toch een schroomvolle poging zou wagen om iets min of meer zinvols te vertellen. Ik ben ervan overtuigd dat Edward Schillebeeckx het idee van een lang aperitief niet ongenegen zou geweest zijn, gezien zijn neiging naar vreugde en levenskunst die hij niet bij de jezuïeten gevonden heeft. Zo zie je maar dat zelfs grote geesten ook mensen zijn die de bal soms misslaan of dat hij misschien gewoon de verkeerde jezuïeten is tegengekomen. Maar terug naar het waarom van mijn schroomvolle poging. Ik heb gemerkt dat veel van wat Edward Schillebeeckx beschreven heeft, merkwaardig goed aansluit bij de geloofsevolutie die ik zelf heb doorgemaakt.

Ik dateer van na Vaticanum II, maar dat wil niet zeggen dat mijn jeugdige godsdienstige ideeën automatisch zo revolutionair waren. De zondagse parochievieringen en het eerder oppervlakkig bezig zijn met geloof hadden ervoor gezorgd dat ik vooral gefocust was op het concept God en dat ik niet zo goed wist wat ik met die verhalen over Jezus moest aanvangen. Was dat nu feit of fictie of allebei? Het woord exegese stond ook nog niet in mijn woordenboek. God leek me een duidelijk concept waarmee je een theorie kon bouwen die rationeel en naar de wetten van de logica klopte en dus wetenschappelijk verantwoord was. Met Jezus daarentegen was dat allemaal niet heel erg duidelijk. Alles in deze doe-het-zelf-theologie had zijn plaats en zijn verklaring en dat was eventjes zeer geruststellend. Ik herken dezelfde systematiek van dat soort redeneringen nu nog bij mensen die terug willen naar vroeger, waar alles rustig en duidelijk was en naar hun zeggen geloof niets te maken heeft met wat er in de wereld gebeurt, maar uitsluitend met wat er hierna zou moeten zijn. Ik heb dat een tijdje volgehouden tot ik, in mijn continue drang om mijn theorie te verfijnen, het kan immers altijd beter, die kritische reflex is er bij de jezuïeten ingedramd, tot ik dus ergens een theologisch steunpaaltje moet hebben omgestoten, waardoor heel mijn constructie plots in gruzelementen rondom mij lag. Niets klopte nog. Ik was achttien en ik twijfelde of ik nu atheïst of agnost was geworden. Zelfs dat was me niet meer duidelijk.

Het heeft me eventjes gekost om dat puin te ruimen, maar tegelijkertijd bleek in die existentiële crisis ook de kiem van nieuw inzicht te zitten. Dat inzicht was van een andere aard, niet louter theoretisch of spiritualistisch. Het niets leek veel te niets en er kwam uiteindelijk plaats voor een diepe intuïtie dat er in deze werkelijkheid wel degelijk zin te vinden is. In zo’n zoektocht is het goed dat er op zo’n moment boeken met uitleg zijn. Ik heb mijn intuïtie in die periode kunnen duiden met de hulp van een boek van de jezuïet (tochwel) Herwig Arts, en met de inzichten van Edward Schillebeeckx, zoals ik die leerde kennen als vers student via ’t KUC. Ik laat Arts even voor een ander moment, wegens niet vreugdevol genoeg naar Dominicaanse normen, en kom bij Schillebeeckx. Ignace gaf al aan hoe hij aan theologie deed in wisselwerking en in dialoog met de heersende cultuur en hoe hij daarin de mens Jezus centraal stelde. Over de godsvraag en zingeving had hij blijkbaar ook zinvolle dingen te vertellen, zeker over de periode waarin ik toe aanbeland was. Ik poog zijn gedachtengang hierover samen te vatten. Hou u vast.

Wij mensen zijn zinzoekers, we zijn gericht op zin, we stellen de vraag naar de zin van dingen. Dat wil zeggen dat zin niet iets compleet vreemds is aan de menselijke natuur, want anders ga je er niet naar zoeken, dan loont het de moeite niet of heb je zelfs geen idee wat het betekent. Dat wil ook zeggen dat de mens ook niet gelijk is aan de zin, ermee zou samenvallen, want anders moet je die niet zoeken, moet je zelfs de vraag niet stellen, want je vindt de zin bij jezelf.
Die betrokkenheid op zin, zegt Schillebeeckx, komt het sterkst tot uiting in periodes, in ervaringen van zinloosheid. De mens is dus gericht op zin te midden van de onzin die hem omringt. Zonder die gerichtheid op zin kan je ook niet zeggen dat de rest onzin of zinloos is. Zeggen dat iets onrechtvaardig, onzinnig, onjuist, weerzinwekkend is, veronderstelt immers een zeker vermoeden van het goede, het juiste, het schone, van wat rechtvaardig is, wat zinvol is. Schillebeeckx noemt deze ervaring een negatieve contrastervaring: een ervaring van negativiteit waar positiviteit verondersteld wordt en die dus impliciet inhoudt dat er ook een ervaring van positiviteit kan zijn.

Die diepe intuïtie dat het positieve, het goede wel moet bestaan, omdat we het zo aanvoelen zou je de aanzet naar godsgeloof of godsvertrouwen kunnen noemen. Schillebeeckx spreekt hiermee een radicaal ander taalregister aan dan hetgene dat we in de eeuwen daarvoor gebruikten. God toont zich in het goede dat kan gebeuren, dat kan doorbreken als de omstandigheden goed zitten of als er actief voor gezorgd wordt dat ze goed zitten. De confrontatie met lijden en onzin reveleert niet alleen de mogelijkheid tot het zien van zin, tot het vermoeden ervan, het brengt ook de mogelijkheid van actief verzet tegen die onzin om zo zin te creëren, ook al lijkt dat verzet soms nutteloos. De mogelijkheid is er altijd, de keuze kan gemaakt worden. Wanneer een soldaat het bevel krijgt een onschuldige te doden en dat weigert, dan is dit misschien een zinloze daad in termen van efficiëntie en effectiviteit, want er staat wel altijd een volgende klaar om de trekker over te halen, het is toch zinvol in het wereldbeeld dat Schillebeeckx ons schetst. Meer zelfs, het toont daarin juist de mogelijkheid tot een betere toekomst, brengt hoop, want in het onvoorwaardelijk verzet tegen lijden en verdrukking, in ons menselijk streven naar gerechtigheid en bevrijding, komt Gods betrokkenheid op de mens aan het licht, daarin kan heil ervaren worden.

God is niet meer iets metafysisch, een bovennatuurlijk gegeven dat ergens in de denkbeeldige hemelen zou huizen, waar die ook mogen zijn, God wordt iets meta-ethisch, stelt inherent de vraag naar goed en kwaad, de vraag waar die concepten vandaan komen en hoe de mens die definieert. Zo gebeurt God in deze wereld.

Oef, daar zijn we door. Ik hoop dat ik u niet kwijtgespeeld ben onderweg, anders herhaal ik het nog even 😉

Je zou daarvan kunnen zeggen: ook dit is een theoretische constructie. En dat klopt natuurlijk, dat is zo met iedere poging tot uitleg. Ook theologie ontsnapt daar niet aan: een beeld proberen vormen voor de werkelijkheid in woorden, die ook al beelden op zich zijn. Het was echter voor mij de eerste keer dat mijn persoonlijke ervaring, mijn diepe intuïtie zo hard aansloot op de uitleg die eraan gegeven werd, in die mate dat die niet alleen goed klonk en verstandelijk te volgen was, maar dat die ook goed voelde. Ik kon voor het eerst mijn persoonlijk aanvoelen, het concept God, de plaats van wetenschap, van menselijke relaties, het opkomen tegen onrecht, tegen lijden, en de figuur van Jezus van Nazareth samenbrengen in een logisch geheel.

Ik begrijp echter de mensen die na het debat waar Ignace naar verwees, zich afvroegen wie nu de gelovige en wie de atheïst was, want je kunt evengoed een niet-gelovige uitleg geven aan die negatieve contrastervaring. Dat is een keuze die elk van ons persoonlijk moet maken. Het is wellicht voor sommigen alleen een spel van woorden en van nuances en dus te onduidelijk. Ik denk dat het fundamenteel meer is dan dat. Onder de oppervlakte van die woorden en beelden zit ook een diep vertrouwen, zit de ervaring te willen en te mogen vertrouwen, van zich te kunnen overgeven en de illusoire controle los te laten omdat we weet hebben van iets als het absolute Goede, omdat we ons vertrouwen dat er absolute Liefde is, mogen vertrouwen.
Het is dat vertrouwen dat we ook willen uitzingen:Voor mensen die naamloos, kwetsbaar en weerloos…

Inleiding tafelgebed

Het zijn taal en beelden die onze verbeelding sterken. Een man die nieuwe taal vond, die de beelden radicaal omgooide en zo een nieuw licht wierp, zo onthulde wat verborgen was gebleven in het duister van onverschilligheid en verstarring.

Beeld en verbeelding, zo toonde ons ook die andere man, Jezus van Nazareth, een mensenzoon. We willen het simpele beeld dat hij ons gaf, in gedachten brengen.
Hij die alleen maar wat brood en wat wijn nam en het uitdeelde en daarmee zei: dit is het allemaal, hierin zit de waarheid over mijn en jullie bestaan.

Die zei: “Als je zoals ik nu, samen met elkaar aan tafel gaat, kijk dan voorbij het verleden en voorbij de maatschappelijke status, maar raak de mensen aan met een buitengewone aandacht en liefde want daardoor maak je de bron van goed doen in elke mens vrij. Telkens wanneer je dit doet, wordt een nieuwe, hoopvolle toekomst mogelijk. Telkens wanneer je je eigen zoeken naar geluk kan laten doorkruisen door het beeld, het gelaat van de vreemde, kwetsbare en weerloze andere, wordt nieuw leven mogelijk.

Een simpel beeld, wat brood en wijn, een gebaar dat we week na week herhalen om niet te vergeten, om onze verbeelding steeds nieuwe kracht te geven.
We doen dat niet alleen, maar in verbondenheid met allen die hetzelfde gebaar gebruiken overal ter wereld en in verbondenheid met hen die ons hierin voorgingen, onze lieve doden. Zingen we ams tafelgebed : Het lied van de mensenzoon…

Onze Vader
Vredeswens

Dat we niet alleen met onze woorden maar vooral door onze levensstijl elkaar en onszelf tot vrede mogen zijn: dat wensen we elkaar van harte toe.

Slotlied

Zegening