Dominicus Gent
Viering van zondag 3 mei 2015
‘Met hart en ziel – en heel je verstand…’
Derde viering in reeks over relatie, gezin, opvoeding
Welkom iedereen, welkom ook aan de kinderen en de jongeren op deze eerste zondag van de maand. De voorbije twee zondagen hebben we gevierd rond het thema relaties, vrienden, geliefden. Hoe gaan we om met elkaar – ouders met kinderen, kinderen met hun ouders, vader en moeder. Misschien kennen jullie ook kinderen met twee moeders of met twee vaders. Of iemand heeft een papa die elders woont en een soort tweede papa. Ouders die geschieden zijn en iemand nieuw leerden kennen. Ook vandaag gaan we het hebben over relaties – vrienden, familie, geliefden, verliefden, getrouwd,en gescheidenen. We gaan het erover hebben, dat betekent hier dat we het gaan vieren. We gaan vieren dat we elkaar toebehoren. Dat we kunnen verlangen naar iemand. Dat we iemand kunnen missen. Dat graag zien iets feestelijk is. Dat graag zien pijn kan doen. En zoals dat hier gaat, zullen we het ook over god hebben, die rare vriend die we heel erg kunnen missen; die er soms is als we het niet verwachten; die soms heel dichtbij is en dan weer ongrijpbaar. Hij die mij kent, hij die mij boeit… Laten we met dit lied de viering openzingen…
Inleiding
We gaan het vandaag niet hebben over de soorten relaties en wat de voorwaarden zijn voor goede relaties. Daar bestaan boeken over, wijze sprekers geven debatten en lezingen. We gaan het ook niet hebben over die huwelijken en andere verbintenissen die zo vaak geen stand houden. We gaan proberen om iets te zeggen over de liefde tussen mensen: de lange liefde van dag in dag uit, de intieme liefde van partners; de relaties tussen kinderen en ouders, tussen broers en zussen, tussen jarenlange vrienden… De reeks is zo lang dat we ons afvroegen: wat bedoelen we eigenlijk met liefdevolle relaties?
Wat is het in die relaties waarover we willen vieren? Is God daarin aanwezig en hoe dan? Kun je in relaties daar iets over zeggen? We denken van wel – maar we gaan het eerst zeggen door het te zingen. . We zingen het drempelgebed: Breng ons in het reine met u en met elkaar…
Overdenking : een ogenblik voor eeuwigheid…
In het Oude Testament gaat het erg vaak over het goddelijke in relaties. Zo ook in het boek Exodus. We lezen straks een heel kort stukje uit dat boek, een krachtig beeld over Gods aanwezigheid onder de mensen.
Eventjes het fragment situeren:
Het volk van Israël is in ballingsschap. Dat volk is als een groot netwerk aan relaties; maar helaas een netwerk dat gescheurd raakt. Mensen blijven achter, mensen missen elkaar, anderen geraken geïsoleerd, nog anderen zijn dan weer aangewezen op onbekende mensen uit een het gastland. Zo’n uit elkaar geslagen volk probeert voor zichzelf terug richting en zin te vinden.
Het verhaal dat we lezen, is geschreven ter bemoediging. Wie later dat verhaal leest of het hoort vertellen, krijgt troost en steun. Dat is ook nadrukkelijk de bedoeling.
Het fragment dat u straks hoort, situeert zich op het moment dat het volk reeds jaren in de woestijn verblijft en er rondwaart. Zij zijn de berg Sinaï gepasseerd en hebben doorheen de lasten van het onderweg zijn in de woestijn, enkele essentiële levenslessen ontdekt, lessen die ondanks de zware woestijnomstandigheden tot leven leiden. Bij ons zijn die lessen bekend als de tien geboden: manieren om het met elkaar uit te houden, om een goede orde te hebben als mensen onderling en in de verhouding met het goddelijke. We luisteren in het fragment niet naar de tien geboden zelf maar naar een andere belangrijke gebeurtenis.
Lezing: Exodus 39, 42 – 40, 34-38
[32] Zo werd het werk aan de tabernakel, de ontmoetingstent, voltooid. De Israëlieten hadden alles precies zo gemaakt als de HEER het Mozes had opgedragen. Toen Mozes zag dat de Israëlieten alles precies volgens de opdracht van de HEER hadden gemaakt, zegende hij hen. [34] Toen werd de ontmoetingstent overdekt door een wolk en werd de tabernakel gevuld door de majesteit van de HEER. [35] Mozes kon de ontmoetingstent niet meer binnengaan, want de wolk rustte daarop en de majesteit van de HEER vulde de tabernakel. [36] Zolang hun tocht duurde, trokken de Israëlieten pas verder wanneer de wolk zich van de tabernakel verhief. [37] Wanneer de wolk niet opsteeg, trokken ze niet verder; ze wachtten tot de wolk weer opsteeg. [38] Zolang hun tocht duurde, rustte overdag de wolk van de HEER op de tabernakel, ’s nachts verscheen er een vuur in, dat voor alle Israëlieten zichtbaar was.
Het volk van Israël reist als lotgenoten reeds jaren door de woestijn. Onder druk van de omstandigheden zijn ze op elkaar ingespeeld geraakt. Dit volk onderweg getuigt stilaan van enige duurzaamheid in zijn netwerken en in zijn relaties, gesymboliseerd in hun wonderlijk heiligdom rond het tabernakel: een verplaatsbare tent. In die tent kunnen ze God ontmoeten, maar tegelijk is God er niet. Hij is er maar ook niet. Mozes kan de tent niet binnengaan zo lang de wolk er op rust. Als het goddelijke tastbaar aanwezig is, komt de tocht tot stilstand.
Een zekere consensus bereiken ze over de inrichting van de tent. Hoe ze er moet uitzien, ligt vast. De duurzaamheid van het grote netwerk dat dit volk aan het worden is, is uitgekristalliseerd in een centrale ontmoetingstent. Het werd in de karavaan een meereizende plek om onderweg iets als een thuis te hebben.
Ook voor ons is de thuis een plek waar we verlangen de liefde te beleven voor onbepaalde tijd. Voor velen blijft dat een niet-ingevuld verlangen, voor anderen is het al mooi indien de duurtijd ervan 10 tot 20 jaar kan bedragen. Liefde die wankelt nog tijdens dit leven. Voor een derde tot de helft van het aantal huwelijken in Europa is of lijkt de liefde na die tijd uitgeput. Eigenlijk is die duurtijd in het verleden nooit veel langer geweest: het leven van mensen was nu eenmaal korter: wie 20 jaar samen was, was samen tot op zijn of haar oude dag… .
Voor mensen vandaag ligt het natuurlijk anders. Jongeren zien vaak hoe bij de oudere generatie het vat van de liefde na een lang leven samen, beetje bij beetje leeg is geraakt. Ze zien hoe het samenleven tussen partners na jaren tot stilstand is gekomen, soms zelfs verstomd kan zijn. En zij willen dit voor zichzelf bewust vermijden. Je kan er niets op tegen hebben dat jongeren zich op die manier zorgen maken; dat ze zichzelf geen dode liefde toewensen.
En toch belijden wij hier elke week iets dat jongeren zou kunnen bemoedigen, elke week opnieuw, zoals met dat verhaal van de ark, de tent. In deze Dominicusgemeenschap zeggen we dat de liefde sterker is dan de dood. Dat wij mensen voor de levende liefde de tijd mogen nemen. Sterker nog: we zeggen dat we in die liefde een rechtstreekse verwijzing naar het goddelijke ervaren. We zeggen zelfs: “God is liefde”.
Wat voor een liefde is dat dan? Het is liefde die mensen samensmeedt, intiem en innig als een touw dat getwijnd wordt; maar ook innig en solidair met wie verderaf staat. Eros en agape; mystiek en verzet. Liefde zelf maakt geen onderscheid. Ook wij willen ons niet onderscheiden. Kunnen we ons verbinden met deze samenleving? Kunnen we ons laten twijnen met zij die verderaf staan, met mensen die het moeilijk hebben of kwetsbaar zijn?
Het Bijbelverhaal reikt ons een mooi beeld aan: de wolk. Niets is zo ongrijpbaar als een wolk waarin het mysterie van de liefde aanwezig is. De wolk hangt boven het heiligdom tijdens de woestijntocht. Zij valt niet samen met het heiligdom. Dat is met de liefde ook zo: ze is niet te grijpen; het is de liefde zelf die ons grijpt, ons vastpakt.
En natuurlijk: de liefde is broos. Gaat de wolk vooruit, dan gaat ook het volk mee. Blijft de wolk waar ze is, dan is het volk toe aan rust en stilstand. Liefde en verbondenheid vragen activiteit en ze vragen momenten van bezinning. tot stilstand komen en stil worden. Wat natuurlijk iets anders is dan onverschilligheid of het doodse dat in relaties aanwezig kan zijn. Laten we dus de tijd nemen voor liefde; “een ogenblik voor eeuwigheid”. Zo dicht de lieddichter. Liefde geef ons nog wat tijd, deze dag voor liefde.
Overweging: met hart en ziel, en heel je verstand…
Natuurlijk wil ieder van ons liefde ervaren. Het is ons fundament. We bestaan omdat er liefde is; in ons, rondom ons, zoals de lucht die we ademen. Liefde is niet iets buiten ons; het is geen streefdoel, niet iets om op eigen kracht te bereiken. Hoewel we ons voor de liefde heel wat inspanningen getroosten, is het geen pakketje van morele regels: “gedraag je zus, doe het zo”. We kunnen tamelijk goed zeggen wat Liefde niet is – maar wat is ze dan wel?
Puntje één, even kort als essentieel: Je kunt de liefde niet afdwingen maar je kunt wel werken aan wat de liefde doet bloeien – aan haar voorwaarden. Niet eisen maar wachten en informeren. Hopen, bidden misschien. Een hygiënische omgang met elkaar. Niet in andermans plaats spreken en denken. Mijn en dijn goed uit elkaar houden. Erich Fromm noemt dat de redelijkheid van de liefde. Er is een soort objectiviteit nodig om de ander nabij te komen. Het is niet louter passie en emotie. Je bemint de andere met heel je hart, met heel je ziel maar vooral ook met je verstand. Met het heldere en gezonde verstand waarmee we allemaal begiftigd zijn.
Puntje twee sluit daar direct bij aan. Je bemint de andere zoals je zelf. “zoals je zelf” staat op mijn papier hier vetjes afgedrukt. Bemin dus ook je zelf. Zelfliefde gebeurt best ook ‘met heel je verstand’. Het is het omgekeerde van egoïsme; het is liefde voor het zelf, voor dat deeltje in ons dat kritisch en met mededogen naar onszelf kijkt. Dat deel valt juist niet samen met de andere; het is ons zelf, hert stukje waarin we “op onszelf zijn” – helemaal aangewezen op onszelf. Liefde heeft dit soort zelfliefde nodig. Wie niet bij zichzelf kan zijn, zal het moeilijk hebben om bij de andere te zijn.
Puntje drie lijkt het spiegelbeeld van het vorige. Bemin de andere zoals de andere. Ook dit is iets waarbij ons verstand komt kijken, de redelijkheid van heel ons hart. Kan ik de andere beminnen zoals hij of zij is? Kan ik de andere echt zien zoals hij of zij is? Kan ik alert en bewust zijn van die momenten waarop ik eis, waarop ik ga trekken en sleuren, of stilletjes manipuleren… Kan en durf ik de andere beminnen als de andere. Echte liefde is gericht op het begrijpen van de waarheid van de ander, zei Dirk. De andere is dus geen verlengstuk van mij zelf. Hij is de andere.
Puntje vier: Liefde vergt overgave en overgave is besprenkeld met dat oude woord genade. Je doet het zelf maar niet op eigen kracht. Nu zeggen we dat hier heel zelfzeker maar Dirk en ik weten eigenlijk ook niet zo goed wat die woorden woord betekent; hoe dat werkt, overgave, genade… We weten wel dat mensen ongemeen hard kunnen werken aan hun relatie en dat het soms toch niet gaat; we weten omgekeerd dat het voor anderen als vanzelf gaat. De verbinding tussen mensen die liefde heet, lange duurzame liefde: dat is een “bewerkstelliging” die je niet in de hand hebt. Tijdens de voorbereiding zeiden we wel dat we het herkenden: waar partners de liefde vinden; waar ouders en kinderen de liefde vinden; broers en zussen; mensen in een team; mensen in een vereniging; mensen die elkaar vasthouden. Altijd weer is zie je dat er overgave is en altijd ook is er iets van rijkdom, ja, dat oude woord genade.
Laten we dat eerst zingen: ons groot verlangen naar en onze hoop op genade…
Dit ene weten wij,
en aan dit ene houden wij ons vast
in duistere uren:
er is een woord
dat eeuwiglijk zal duren
en wie ’t verstaat,
die is niet meer alleen.
Er is nog een puntje. Liefde tussen mensen is sterk. Ja, ze is kwetsbaar maar ze is ook sterk. En ze vermag om het goede, het sterke en het schone op te stapelen, vast te houden en door te geven. Eigenlijk noemen we dat beschaving, cultuur, ja – vooruitgang: het mag vooruitgaan. Die grote Liefde is al generaties lang doorgegeven en het gaat maar door, hier en nu en straks, deze middag en morgen opnieuw. Liefde die gestalte krijgt in eeuwen onderwijs; eeuwen van zorg en aandacht, in eeuwen goed en veelbelovend leiderschap. Ook daar, ook nu.
Stel u die krachtige stroom voor, nee, niet één stroom maar vele brede rivieren… Stel u voor hoe het zuiverende water van die stroom van liefde uiteindelijk de zee voedt, de zee zuiver maakt. In alle leed en ellende rondom ons, belijden we deze liefde die van generatie op generatie wordt doorgegeven. De liefde die sterker is dan de dood, ook al is de weg er naartoe langer dan die van ons eigen leven. Misschien kunnen we opnieuw een acte van liefde schrijven, zoals in onze kindertijd: “Ik geloof in de Liefde als genadevolle kracht. Ik geloof dat die liefde blijvend is en dat ze toeneemt in onze wereld en in de geschiedenis van de mens. Ik geloof dat die liefde die zichtbaar is en dat ze tastbaar wordt in iedere concrete daad van liefde, in de zorg en de aandacht van mensen voor elkaar en voor een rechtvaardige wereld. Ik geloof dat onze aarde wat liefde betreft er op vooruitgaat.”
*
Meegevertje aan iedereen na deze familiale de luxe-viering:
Jacques Brel – Quand on n’a que l’amour
Quand on n’a que l’amour
A s’offrir en partage
Au jour du grand voyage
Qu’est notre grand amour
Quand on n’a que l’amour
Mon amour toi et moi
Pour qu’éclatent de joie
Chaque heure et chaque jour
Quand on n’a que l’amour
Pour vivre nos promesses
Sans nulle autre richesse
Que d’y croire toujours
Quand on n’a que l’amour
Pour meubler de merveilles
Et couvrir de soleil
La laideur des faubourgs
Quand on n’a que l’amour
Pour unique raison
Pour unique chanson
Et unique secours
Quand on n’a que l’amour
Pour habiller matin
Pauvres et malandrins
De manteaux de velours
Quand on n’a que l’amour
A offrir en prière
Pour les maux de la terre
En simple troubadour
Quand on n’a que l’amour
A offrir à ceux-là
Dont l’unique combat
Est de chercher le jour
Quand on n’a que l’amour
Pour tracer un chemin
Et forcer le destin
A chaque carrefour
Quand on n’a que l’amour
Pour parler aux canons
Et rien qu’une chanson
Pour convaincre un tambour
Alors sans avoir rien
Que la force d’aimer
Nous aurons dans nos mains,
Amis, le monde entier
(foto: G.Vanhercke – Genua)