Dit artikel over de Dominicaanse spiritualiteit schreef Antoinette Van Mossevelde voor het Tijdschrift voor Geestelijk Leven-nummer van januari 2015, dat focuste op “de betekenis van de religieuze families vandaag”.
*
[7] ‘Verkondig op je tocht: “Het koninkrijk der hemelen is ophanden!” [8] Genees zieken, wek doden op, maak melaatsen rein, drijf demonen uit. Voor niets hebben jullie gekregen, voor niets moet je geven.’
Het KUC in Gent
Door de zondagsvieringen in het KUC (Katholiek Universitair Centrum) te Gent kwam ik in contact met de dominicanen. In 1984 sloot ik aan bij een nieuw initiatief dat mij aansprak: eucharistievieringen op zondag waarin leken en priesters op basis van gelijkwaardigheid samen voorgaan. Zoekend naar de betekenis van het evangelie voor het leven van mensen persoonlijk en voor de samenleving vandaag. In de maatschappij werd vooral ingezoomd op de situatie van armen in eigen land en in tot 3de wereld gemaakte landen.
Gedurende de vele jaren van samenwerking kwam het originele van de dominicaanse spiritualiteit niet of nauwelijks ter sprake. Maar bijna vanzelfsprekend richtten we ons op het visioen van een samenleving als Rijk van God waar elke mens tot haar recht komt. Dat bracht ons samen en zette ons telkens weer in beweging. De inspiratie en de nodige inzichten zochten we overal waar we ze vinden konden. In breder verband organiseerden we voordrachten waarin dominicaanse denkers zoals Edward Schillebeeckx, Jacques Pohier, Ignace Berten, Erik Borgman, Emilio Platti, Ignace D’hert en Bernard de Cock gewaardeerde sprekers waren maar ook Jürgen Moltmann, Elisabeth Wendel, Dorothée Sölle, Eugen Drewermann, Hans Küng en vele anderen…. Zij hielpen ons in onze zoektocht om beter te zien hoe we onze opdracht als christenen in deze wereld konden opnemen. We luisterden graag naar wie een bevrijdend woord tot ons sprak.
In 2000 werd een extranummer van TGL gepubliceerd: Dominicaanse spiritualiteit, een verkenning. Geschreven door Erik Borgman die voorafgaand aan de publicatie de teksten ter discussie legde in meerdere dominicaanse groepen in Nederland.
In de voorgangersgroep van de vieringen in Gent werd dit boekje de basis voor een reeks vormingsmomenten en discussies. Zo werd 16 jaar nadat ik mij bij dit vierings- en vormingsinitiatief had aangesloten en geëngageerd voor het eerst mijn belangstelling gewekt voor de traditie van de dominicanen. Bij het lezen van de teksten van Borgman werd voor mij heel helder hoezeer wij al die tijd in die dominicaanse traditie en spiritualiteit gewerkt hadden en ingebed waren.
Ik herkende haar in de betrokkenheid op alles wat in de samenleving leeft, het beluisteren van de vragen die nieuwe ontwikkelingen oproepen, het hartstochtelijk zoeken naar een nieuwe geloofstaal niet enkel in homilie of gebedsteksten maar ook in de strenge liederenkeuze, de zorg voor een inclusief taalgebruik, de aandacht voor permanente vorming, het gedegen studiewerk, de interessante en soms veel te lange preken, de vele verwijzingen naar theologische en politiek maatschappelijke achtergronden, de moed om nieuwe wegen te gaan, de vrijmoedigheid om stevig verankerde denkbeelden en opvattingen kritisch te bevragen, de dialoog met wetenschap, filosofie, atheïsme, enz…. Het leek voor mij inderdaad manifest dominicaans. En zoals het in onze Gentse groep eveneens traditie is, waren we het hierover hartsgrondig oneens. Sommigen hadden en hebben geen boodschap aan wat typisch dominicaans zou kunnen genoemd worden, voor anderen is het een traditie waarin ze zich herkennen, waardoor ze zich gevoed weten en waarin ze dankbaar verder gaan. Die verschillen in mening hierover waren overigens geen hinder om constructief verder samen te werken.
Op zoek naar een naam voor de vzw die het vierings- en vormingsinitiatief een duurzamer karakter wilde geven, werd uit de vele voorstellen en na veel tegenwerpingen, door een ruime meerderheid gekozen voor: Dominicus Gent. Wat een verrassing. Op het moment dat de evidentie van een dominicaans verband wegviel ten gevolge van een geringer aantal paters en een noodzakelijke verhuis naar een nieuwe locatie, werd ineens gekozen voor een naam die spreekt van een historiek die de onze ruim overschrijdt. Merkwaardig. Dominicus, dan toch?
Dominicus
Domingo de Guzman wordt rond 1170 geboren in Caleruega in het Spaanse Castilië. Na zijn priesterwijding wordt hij kanunnik bij de kathedraal van Osma. Zijn leven speelt zich dan hoofdzakelijk af in de besloten ruimte van de gemeenschap die tot taak heeft de liturgie in de kathedraal te verzorgen.
Een duidelijk profiel of een stralend charisma lijken bij Dominicus te ontbreken. Er zijn in zijn jonge leven geen aanduidingen te vinden voor de wijze waarop hij zich zal ontwikkelen als onvermoeibaar prediker, bezielende leider en actief betrokken zendeling. In aanvang wijst niets bij hem op het persoonlijk en oorspronkelijke project dat hij in zijn leven zal realiseren. Integendeel, hij schikt zich blijkbaar moeiteloos in plannen die anderen voor hem maken: zijn moeder, zijn bisschop…..
Gaandeweg
Op missie met zijn bisschop Diego, in opdracht van koning Alfonso VII om in Noord-Duitsland een huwelijk voor te bereiden voor de zoon van de koning overnachten ze in 1203 in Toulouse. Daar ontmoet Dominicus een herbergier die er ideeën op nahoudt die verkondigd worden door de katharen en die afwijken van het katholieke christendom. Dominicus discussieert met hem de hele nacht en de herbergier zou de volgende ochtend overtuigd zijn van de katholieke waarheid. De jaren hierop volgend zien we hoe Dominicus zich tot taak stelt het christendom te verkondigen, uit te leggen en in discussie en debat met katharen, waldenzen en albigenzen de waarheid van het katholieke geloof met duidelijke argumenten te staven.
Op deze weg wordt hij als het ware gemodelleerd door de omstandigheden waarin een toegewijd leven hem brengt. Aandachtig en in antwoord op wat zich aandient zal hij zich als een heel originele persoonlijkheid ontwikkelen, een inspirerende figuur die geschiedenis maakt.
Hij lijkt voortdurend onderweg en slaagt erin om voor zijn verkondigingstaak erkenning en pauselijke zending te krijgen en gaandeweg een eigen orde van predikanten uit te bouwen. Een orde die breekt met de religieuze privilegies van die tijd en als bedelorde optreedt. Een orde die het religieuze gemeenschapsleven en het doorgedreven studiewerk wil combineren met een voortdurend onderweg zijn in gesprek met de mensen, gebeurtenissen, ideeën en opvattingen van de tijd.
Tegenover het samenlevingsklimaat waarin zelfontplooiing, het realiseren van het eigen levensproject, het opbouwen van een duidelijk profiel, een sterke identiteit vrijwel de onbetwiste ‘must’ uitmaken en een onderschatte psychologische druk op het individu leggen, is de levensloop van Dominicus een interessante spiegel.
Er hoeft geen lijst van activiteiten en ervaringen die je voor je twaalfde, voor je achttiende of voor je eenentwintigste levensjaar moet doorgemaakt hebben. Je kan gerust een heel onopvallend leven leiden, je verdiepen in wat je boeit, heel veel niet meegemaakt hebben, veel opportuniteiten laten liggen. Je mag je oor te luisteren leggen naar wat anderen denken en er absoluut geen enkel idee op na houden over wat je met de rest van je leven aanwil. Dat maakt je niet minder interessant en hoeft geen hypotheek op je toekomst te leggen. Afstand nemen van de overtrokken verwachtingen van anderen en van onszelf, van zoveel modern ‘moeten’ en het gewone, niet-spectaculaire alledaagse opnieuw waarderen zouden wel eens een deugddoende remedie kunnen zijn voor de vele opgebrande en depressieve mensen van onze samenleving waarin the sky the limit is. En de zinloosheid mensen krampachtig van kick naar kick drijft. Misschien kunnen we weer zin krijgen wanneer we onszelf kunnen verstaan als geroepen om ons onooglijk maar onmisbaar deel te vervullen voor het komen van het rijk Gods? Misschien kunnen we gaandeweg ons toevertrouwen aan het geloof dat God elkeen van ons tegemoet komt? Wie weet, gaande de weg van de kleine en grote verantwoordelijkheden kunnen we ons laten verrassen door God?
Bewogen en in beweging
De aandacht voor wat gebeurt, wat leeft, wat vragen en noden vandaag zijn, en telkens weer anders op andere plaatsen in andere tijden, lijkt mij een kenmerk van de dominicaanse traditie. Toen Lacordaire in 1840 in Frankrijk de dominicanenorde die tot dan toe net als andere religieuze orden verboden was opnieuw stichtte las hij de dominicaanse traditie met het oog op vragen die in zijn tijd actueel waren. Zo kon hij initiatieven nemen om het dominicaanse leven op een nieuwe, aan zijn tijd aangepaste manier vorm te geven. Dit herlezen van de eigen traditie en vernieuwen in antwoord op de actualiteit lijkt mij ingeschreven in het project van de predikbroeders waarin de vormgeving van het religieuze leven telkens in dienst moet staan van de prediking.
De nauwe betrokkenheid op wat in het dagelijkse leven van mensen gebeurt of net niet kan gebeuren, blijft steeds nieuwe impulsen geven tot reflectie, tot zoeken naar wegen om ruimte te scheppen voor het heilige.
In dialoog
Om met de verschillen in overtuiging binnen de christelijke traditie om te gaan, koos Dominicus voor de weg van de dialoog. Hij ging onvermoeibaar het gesprek aan met de katharen die er boeiende en erg bijzondere opvattingen op nahielden. Hij toonde daarmee een groot vertrouwen in de redelijkheid van mensen, in de goodwill van zijn gesprekspartners, in de verstandelijke mogelijkheden van zichzelf en van zijn tegenstanders. Dat enorme vertrouwen in de mogelijkheden van de dialoog blijft inspirerend.
[9] Neem geen goud-, zilver- of kopergeld mee in je beurs, [10] neem geen reistas mee voor onderweg, geen twee stel kleren, geen sandalen en geen stok. Want de arbeider is zijn levensonderhoud waard. [11] Als je een stad of dorp binnenkomt, onderzoek dan wie het waard is jullie daar te ontvangen. Blijf daar tot je verder reist.
In de wijze waarop hij naar zijn gesprekspartners toeging liet hij zich door henzelf inspireren: als een arme, bezitloos en ongewapend. Als iemand die aangewezen was op de welwillendheid van anderen. Dominicus had in de katharen het verlangen naar een authentiek christendom herkend dat consequent aansluit bij de evangelische ideaal van armoedebeleving. Dit verlangen heeft hij als een terechte verzuchting gewaardeerd, ook al was hij het helemaal niet eens met veel van hun opvattingen en leefregels.
Dialoog ontwapent maar er is ook ontwapening nodig om dialoog mogelijk te maken.
Helaas werd die weg van dialoog dikwijls verlaten.
Vandaag lijkt de bekwaamheid tot dialoog, tot discussie en debat een van de belangrijkste opgaven te zijn voor elk individu en voor de samenleving als geheel. Deze dialoog moet ook actief gezocht en betracht worden.
Enkele domeinen waarop die zich kan afspelen.
De dialoog in relatie tot de Islam. Op dit vlak is er een sterke dominicaanse traditie van studiewerk en gesprek waarvan het belang nauwelijks kan onderschat worden en die veel ruimer aandacht verdient omdat de dominante beeldvorming bol staat van vooroordelen en gewelddadige clichés. Bovendien weet de seculiere samenleving geen raad met de manifestatie van een wervende nieuwe religiositeit in de publieke ruimte.
De dialoog met betrekking tot de evoluties in wetenschap, technologie en filosofie. De dialoog zowel met de samenleving als met de kerk over de ethische vraagstukken die hierdoor worden opgeroepen. Denk maar aan de vragen met betrekking tot levensbeëindiging, tot genetische manipulatie, tot homoseksualiteit, feminisme, vrede, enz….
De dialoog in relatie tot de neoliberale paradigma’s.
Het moge daarbij duidelijk zijn dat deze dialoog meer is dan een vrijblijvende uitwisseling of kennismaking. Het gaat om het zoeken naar waarheid betreffende het heil van mensen. Het zoeken naar het goede leven. Het gaat om het gebeuren van dat heil, de geboorte van het heilige. Het veronderstelt een passioneel betrokken zijn op het tot haar recht komen van elke mens. Niet van het abstracte concept MENS. Maar van de concrete mens, de vernederde indianen voor wie De Montesinos, de Las Casas en de Vitoria het opnamen. Die Jos Smeets in Guatemala ging opzoeken. De drenkeling aangespoeld uit Afrika, de goedkope werkkracht uit Turkije of de als consumptiegoed geïmporteerde vrouw uit Rusland. De mens op zoek naar leven, beter leven. Hoe beluisteren we hun nood? Hoe beantwoorden we tegenover hen onze roeping tot broeder en zuster zijn? In die zin volg ik emeritus paus Benedictus XVI niet wanneer hij stelt dat dialoog de verkondiging niet kan vervangen. (Kerknet.be 24/10/14) Prediking die enkel wil spreken en getuigen zonder te luisteren laat geen ruimte voor de ander. Ik huiver voor een verkondiging die niet allereerst ook een dialoog is. Ik vrees dat het geweld dan al in de relatie ingeschreven is. Wat hebben we te vrezen van echte dialoog? Waarom zou in een dialoog de vreugde om het heil in Christus niet kunnen verwoord en gedeeld worden?
Bidden voor verstaanbare taal
De geschiedschrijving verhaalt een interessant reisverhaal over Dominicus. Onderweg naar Parijs verbleven Dominicus en een medebroeder bij het Mariaheiligdom van Rocamadour. Enkele Duitse pelgrims vervoegden hen en zij waren zo gul voor hen dat Dominicus zich bezwaard voelde. Omdat hij niets terug kon doen baden hij en zijn medebroeder om de genade de Duitse taal te spreken en te verstaan zodat zij aan hun medereizigers Jezus zouden kunnen verkondigen. Tijdens de verdere reis spraken zij inderdaad en tot verbazing van de pelgrims heel verstaanbaar hun taal.
Hoe bijzonder wanneer men mensen kan tegemoet komen in hun eigen taal. Wanneer je een taal leert spreken waarin je voor de ander ook verstaanbaar bent. Wanneer je taal de weg wordt waarin je anderen bereikt. Wat een prachtig gebed om de taal van je tijdsgenoten, je toevallige reisgenoten te leren zodat je de bron van jouw geluk en je vreugde met hen kan delen.
Dit zoeken naar taal, naar levensnabije verklanking, naar creatieve communicatievormen om uit te drukken wat nauwelijks verwoord kan worden is fascinerend in deze traditie.
Tot hiertoe had ik het voornamelijk over de stichter van de orde van Dominicanen maar de dominicaanse traditie wordt uiteraard vormgegeven door vele andere predikbroeders en –zusters. Helaas ken ik van de traditie van de dominicanessen nog minder om hierover te kunnen schrijven.
Slechts één wil ik hier nog vernoemen omdat hij vandaag voor veel mensen een belangrijke inspiratiebron is: Meester Eckhart. Voor een aantal voorgangers in Dominicus-Gent is hij van grote betekenis geweest in de spirituele weg die we gingen.
Zijn preken leerde ik kennen dank zij het boek van Frans Maas ‘Van God houden als van niemand’. Tien jaar later werd ook het prachtige boek van Marcel Braekers over Meister Eckhart gepubliceerd.
De preken van Meester Eckhart getuigen van een fantastische creativiteit om ‘met het levende woord van de volkstaal de ene levende Onuitsprekelijke ter sprake te brengen’. Hij was een onconventionele persoonlijkheid die vrijmoedig heersende opvattingen en denkbeelden op hun kop durfde te zetten. Ik denk hier bijvoorbeeld aan de preek over Martha en Maria en aan de vele vrouwen die door de benadering van Eckhart zichzelf konden bevrijden van de negatieve beeldvorming die heel lang op de bedrijvige Martha’s is blijven kleven.
Het is fascinerend te zien hoe zo’n stem de eeuwen trotseert om vandaag nog voor velen een gids te zijn op weg naar de oorspronkelijke relatie met de ene levende God. Hoe kunnen we spreken over het Rijk van God dat op handen is in het aangezicht van zoveel onrecht, zoveel lijden, zoveel geweld, zoveel wreedheid en onverschilligheid, elke tijd opnieuw? Ook onze generatie is er ondanks zoveel inzet niet in geslaagd de wereld een betere plaats om te leven te maken. In Eckhart mochten we een leermeester ontdekken om het komen van God en het participeren aan zijn rijk op een andere manier te leren zien. Zijn reflecties braken onze visie op het komen van Rijk Gods open. God is altijd komend en wacht totdat wij openbreken.
Dominicus-Gent in de Vlaamse provincie
Na meer dan dertig jaar blijven de eucharistievieringen op zondag mensen verzamelen rond het Woord en rond het breken en delen van brood en wijn, rond het mysterie van ontmoeting, in gebed en feestelijke samenzang. Een uur waarin pijn of onmacht onderkend wordt en hoop gekoesterd, perspectief gezocht. Vragen gesteld, woede gedeeld, vreugde gezongen. Een wekelijks ritme dat richting geeft aan het leven van velen en van waaruit telkens weer krachtige impulsen komen voor heel diverse engagementen.
En zo ontwikkelde zich zo’n 14 jaar geleden het verlangen om ook een woongemeenschap te starten waarin deze dominicaanse spiritualiteit zou gedeeld worden. Het werd de kleine woongemeenschap Mirte die met een regelmaat aan vormingsactiviteiten en dagelijks gebed een gastvrije ruimte wil zijn voor wie verdieping zoekt en soms gewoon voor wie onderdak ontberen. Hiervoor mochten we ten volle rekenen op erkenning en de steun van de provincie van de Vlaamse dominicanen.
We zijn de Gentse KUC-gemeenschap met Bernard de Cock, Ignace D’hert, Jos Smeets, Guus Snijkers en een tijdlang Martin Meganck, dankbaar omdat zij het vieringsproject KUC/Dominicus-Gent van meet af aan mee gedragen en ontwikkeld hebben. Geen rimpelloos wel een heel leerrijk proces. De gelijkwaardigheid die ooit het uitgangspunt was, is gaandeweg gerealiseerd. In de open overleg- en gesprekscultuur worden oude woorden nieuw leven. Doorheen de langdurige samenwerking kregen we toegang tot de rijkdom van de dominicaanse spiritualiteit. Ongetwijfeld hebben een aantal felle discussies en de eigen strijdpunten de dominicaanse traditie in Gent alvast, een eigen kleur gegeven. De dankbare erkenning van dit stukje gedeelde geschiedenis mag ook blijken uit het feit bij het maken van een grote tafel waaraan we zondag vieren, de wandelstok van de overleden pater Guus Snijkers een eigen plaats kreeg.
In deze jaren werd door een flink aantal voorgangers, zonder onderscheid mannen en vrouwen, paters en leken, een deskundigheid opgebouwd die nu wordt gedeeld in de preekcursussen en de cursussen voor gebedsleiders die de dominicaanse familie op verschillende plaatsen in Vlaanderen organiseert.
Deze dominicaanse familie (paters, zusters en leken) komt in verschillende groepen regelmatig samen voor studie en bezinning. De voorbije jaren werden reizen georganiseerd naar de streek waar de katharen en Dominicus mekaar tegenkwamen. Naar de oudste dominicaanse kloosters en de geschiedenis van de eerste jaren van de orde. De deskundige begeleiding van historicus Raf De Keyzer schept de mogelijkheid om een genuanceerd beeld te vormen van de complexe ontstaansgeschiedenis van deze religieuze beweging en krijgt voor heel wat reizigers ook de betekenis van een soort pelgrimage waarin de vragen: ‘Wat doen we hiermee verder? Hoe gaan we hier vandaag mee om? ‘ onontkoombaar zijn.
12] Als je een huis binnengaat, wens het dan vrede. [13] Als het huis die waard is, moge jullie vrede dan daarop neerdalen, en als het die niet waard is, moge jullie vrede dan naar jullie terugkeren.
In het leven van Dominicus stond de zendingsrede uit het tiende hoofdstuk van Matteüs centraal. De zendingsrede draait rond één aankondiging: Het rijk der hemelen is op handen.
Met een reflectie op bovenstaand tekstfragment uit die rede wil ik graag besluiten.
De zending begint en eindigt met vrede.
Als dat vredesaanbod niet aanvaard wordt laat het dan op jullie terugkeren. Het is een beetje een vreemde manier van zeggen: het lijkt alsof de vrede een pakje is dat je kan afgeven en als het geweigerd wordt neem je het pakje terug mee. Wat betekent dit? Trek het u niet erg aan, als mensen je met je beste intenties niet goed ontvangen? Laat je reactie niet bepalen door de houding van de ander? Iemand wijst jouw vredesaanbod af, laat de vrede bij jou terugkomen. Mooi maar o zo verschrikkelijk moeilijk.
Misschien zegt het ook: het Rijk Gods komt, niet enkel door wat wij doen maar ook door wat wij aan ons en bij onszelf laten gebeuren. Het komt wanneer we ons niet door het geweld van de omstandigheden laten inpalmen maar door Gods vrede.
En dat is niet moeilijk wanneer we gezond en welgezind zijn en vakantie hebben en van de mooie natuur genieten. Dat wordt al iets moeilijker wanneer we ons achter het stuur van de auto in het drukke verkeer begeven en dat is al heel wat moeilijker wanneer je het verschrikkelijke geweld dichtbij en veraf ziet en je woedend afvraagt hoe dit kan gestopt worden.
Die vrede is niet: wat er ook gebeurt, uiteindelijk is het allemaal OK. Nee, nee, er is heel veel niet OK. Het is evenmin: ’t zal wel allemaal een betekenis hebben, aan alles zit een keerzijde; de meest verschrikkelijke dingen brengen ook iets goeds voort. Daar gaat het ook niet om. Het gaat niet om recht praten wat krom is.
Het gaat er om dat we zelf niet definitief buiten de liefde vallen. Dat we telkens weer geraakt en doorzinderd kunnen worden door … door… Het heeft te maken met vertrouwen in weerwil van zoveel. Het gaat om het erkennen en beamen van onze kwetsbaarheid en die van de ander. Dat maakt ons niet immuun voor woede, of ongevoelig voor onrecht, maar het behoedt ons voor ons eigen geweld.
Gods liefde is een wervende liefde, die ons wil doorgloeien tot onze tederheid het haalt op onze kwetsuren en ons geweld. Laat de vrede op ons terugkeren.