Wijsheid en vertrouwen van het oud worden

Dominicus Gent
Viering van zondag 1 februari 2015
Wijsheid en vertrouwen van het oud worden

Welkom, u allen, in deze zondagsviering op deze eerste zondag van februari. En jullie, kinderen en jongeren, groet ik bijzonder omdat je er deze morgen bij bent, om in het licht te zetten de goede dingen van het leven.

Laat ons bidden.
God,
nu de nacht ten einde is,
en de dag naderbij,
geef hier aanwezig uw eerste woorden,
roep ons uit de leegte.
Onthoud ons niet uw Naam.
Laat ons niet over aan stand van sterren,
dat zou bestaan een andere god dan Gij.
Ontneem ons niet het vuur dat Gij gegeven hebt,
dat wij leven mogen met vuur van hartstocht
Ga open, Gij die leeft,
Schenk ons uw Licht
opdat wij zien moge wat is.

Aansteken van de paaskaars

Lied: De nacht loopt ten einde…

Inleiding op Lichtmis
Het zal u wellicht die nog acht uren gaat werken, reeds opgevallen zijn: u kan een van beide ritten weer maken als het terug licht is. Het is nu duidelijk: de nacht deinst terug voor de dag. In de oude Keltische jaarindeling begon dan ook de lente op 1 februari. Zij baseerden zich daarbij op de inval van het licht en de eerste reactie daarop van de natuur.
Seizoensovergangen werden gemarkeerd met een feestelijke dag en de kerk heeft deze Keltische feesten vanouds overgenomen. Zo kwam Lichtmis hier terecht, ook wel 40 dagen na Kerstmis.
We lieten onze gedachten gaan over de evangelietekst over de opdracht van Jezus in de tempel zoals Lucas die optekende.

Lezing: Lucas 2, 22-40

[22] Toen de tijd was aangebroken dat ze zich overeenkomstig de wet van Mozes rein moesten laten verklaren, brachten ze hem naar Jeruzalem om hem aan de Heer aan te bieden, [23] zoals is voorgeschreven in de wet van de Heer: ‘Elke eerstgeboren zoon moet aan de Heer worden toegewijd.’ [24] Ook wilden ze het offer brengen dat de wet van de Heer voorschrijft: een koppel tortelduiven of twee jonge gewone duiven.
[25] Er woonde toen in Jeruzalem een zekere Simeon. Hij was een rechtvaardig en vroom man, die uitzag naar de tijd dat God Israël vertroosting zou schenken, en de heilige Geest rustte op hem. [26] Het was hem door de heilige Geest geopenbaard dat hij niet zou sterven voordat hij de messias van de Heer zou hebben gezien. [27] Gedreven door de Geest kwam hij naar de tempel, en toen Jezus’ ouders hun kind daar binnenbrachten om met hem te doen wat volgens de wet gebruikelijk is, [28] nam hij het in zijn armen en loofde hij God met de woorden:
[29] ‘Nu laat u, Heer, uw dienaar in vrede heengaan,
zoals u hebt beloofd.
[30] Want met eigen ogen heb ik de redding gezien
[31] die u bewerkt hebt ten overstaan van alle volken:
[32] een licht dat geopenbaard wordt aan de heidenen
en dat tot eer strekt van Israël, uw volk.’
[33] Zijn vader en moeder waren verbaasd over wat er over hem werd gezegd.
[34] Simeon zegende hen en zei tegen Maria, zijn moeder: ‘Weet wel dat velen in Israël door hem ten val zullen komen of juist zullen opstaan. Hij zal een teken zijn dat betwist wordt, [35] en zelf zult u als door een zwaard doorstoken worden. Zo zal de gezindheid van velen aan het licht komen.’
[36] Er was daar ook een profetes, Hanna, de dochter van Fanuël, uit de stam Aser. Ze was hoogbejaard; vanaf haar huwbare leeftijd had ze zeven jaar met haar man geleefd, [37] en ze was nu al vierentachtig jaar weduwe. Ze was altijd in de tempel, waar ze God dag en nacht diende met vasten en bidden. [38] Op dat moment kwam ze naar hen toe, bracht hulde aan God en sprak over het kind met allen die uitzagen naar de bevrijding van Jeruzalem.
[39] Toen ze alles overeenkomstig de wet van de Heer hadden gedaan, keerden ze terug naar Galilea, naar hun woonplaats Nazaret. [40] Het kind groeide op, werd sterk en was begiftigd met wijsheid; Gods genade rustte op hem.

Over de drie lofzangen bij het begin van Lucas: trouw en vertrouwen…

Het evangelie van Lucas begint met drie lofzangen. We hoorden net het derde: de lofzang van de oude man Simeon die Jahweh dankt dat hij nu, in vrede, vervuld, weg kan gaan uit zijn leven. Er spreekt diepe dankbaarheid uit deze kleinste van de drie lofzangen: dankbaarheid van de oude man dat zijn trouw vertrouwen de juiste weg is geweest, dat zijn God hem in die trouw erkend heeft. Het is met hetzelfde gebed waarmee de monniken ’s avonds hun dag van gebed afsluiten, alsof ze elke dag weer oefenen voor heel hun leven…

Voor de lofzang van Simeon komt die van Zacharias, de vader van Johannes, uitgesproken bij de besnijdenis van Johannes in de tempel.
En nog daarvoor het beroemde Magnificat van Maria.
Drie lofzangen kort na elkaar, zo begint het leven van Jezus bij Lucas.

Van de drie is het Magnificat het meest spontaan: zoals het uitroept “mijn hart maakt groot de Heer, want zelf heeft Hij ook grote dingen aan mij gedaan. Was ik niet een gewoon jong meisje? Zal Hij niet ook grote dingen doen aan de wereld, barmhartigheid en redding voor de hongerigen, voor de andere geringen zoals ik?” Het is een lied dat, zoals het zelf zegt, barst van vreugde, dat juichen wil met een jeugdige visionaire kracht.

Zacharias en Simeon zijn veel ouder, hebben een heel leven achter de rug, weten dat het gedroomde visioen er niet zomaar komt. Hier geen uitbarsting van vreugde, maar eerder bezonnen lof, lof én dank tegelijk. De eerste woorden van Zacharias zijn ‘Gezegend zij de Heer, de God van Israël”. Als we een zegen uitspreken, dan kan dat niet anders zijn dan een oefening in trouw en vertrouwen; zoals het klassieke kruisje ooit van onze ouders: God zegene en beware je… Ook, en zeker, als we de Allerhoogste zegenen, dan zeggen we: Onnoembare Levende, we willen vanuit heel ons hart dat Gij gezegend zijt, want waarop moeten we anders ons leven gronden, als het Goede niet meer onze grond is? Dus: wees gezegend, wees er, wees er duizendvoud, innige barmhartigheid, opgaande zon, weg van vrede. Die laatste woorden zijn Zacharias’ woorden.

Ik weet niet goed wat geloof is, dat is zo’n zelfverzekerd woord, dat zich vaak op de borst klopt van eigen gelijk, en vaak kwaad is op wie niet gelooft, of zelfs op wie twijfelt. Maar misschien is dàt wel geloof: stil en trouw blijven voortdoen met het goede te doen, gelovend dat het goede de enige weg is omdat het zo concreet en dichtbij menselijk is. In het begin van Zacharias’ lofzang staat een zinnetje dat mij raakt, net omdat het zo concreet en dichtbij menselijk is: “Geprezen zij de Heer, de God van Israël, want Hij heeft zijn volk bezocht en verlost”. Is dat niet het goede doen: telkens wanneer het nodig is iemand bezoeken? Bij ziekte, bij vreugde en verdriet, bij honger en dorst, bij geboorte en bij sterven. We weten allemaal wat bezoeken is: moeite doen om je te verplaatsen, tijd vrijmaken, er zijn met hoofd en hart en soms opgestroopte mouwen, luisteren of een ander geschenk meebrengen. Bezoeken is zoeken en proberen te vinden… Bezoeken staat hier voor alle zorg die mensen elkaar willen toedragen. Toedragen: nog zo’n mooi concreet Nederlands woord: letterlijk naar elkaar brengen…

Er spreekt niet alleen trouw uit die twee lofzangen, gevoed door een oud geworden en trouw geleefd leven. Maar, als ik het woord even verleng, spreekt er ook zoveel ver-trouwen uit. Vertrouwen, dat weten we allemaal, is niet sterk, maar wankel, en soms zwak. Vertrouwen moet het hebben van overgave, van onzekerheid over de goede afloop, van wachten en verwachten, van verdriet overwinnen, van te midden van tegenslagen toch proberen de zegeningen te tellen, van een steuntje krijgen van iemand, of weer wat bemoediging.
Maar vertrouwen is wel sterk, dat leert ons het woord zelf. Want de kern in het woord is trouw, en we weten dus dat trouw koppig kan zijn, vasthoudend, een leven lang. Maar het mooist vind ik dat voorvoegsel ver-. Een voorvoegsel is een deel van een woord dat niet zelfstandig kan bestaan, maar dat een zelfstandig woord een bepaalde nuance kan geven, een bepaalde richting uit kan sturen. Dat voorvoegsel ver- vind je ook in verplaatsen, verzetten, veranderen, verleggen, verplanten: iets op een andere plaats zetten, iets zichtbaar aan en met de wereld doen… Met andere woorden: die trouw die uitgezongen wordt in de lofzangen van die twee oude mannen, die trouw die uitgezongen wordt in ons eigen ouder wordende leven, die trouw ver-andert toch de wereld, is toch een geloof dat bergen ver-zet, is licht dat zelfs de diepste duisternis kan ver-drijven…
Trouw, trouw voortdoen, tot ver-werkelijkt wordt wat Maria, Zacharias en Simeon hopen, we kunnen niet anders, daarom blijven we het maar herhalen, elke zondag weer, bij elke ontmoeting weer met een mens die met een vraag in ons leven komt… Het is klein wat we doen, en het ver-andert toch het aangezicht van de wereld…

Lied: Groot is de wereld…

Over de natuurlijke band tussen oudere mensen en kinderen

Twee mensen doen jarenlang trouw dienst in de tempel. Na hun jarenlang opgebouwde levenservaring weten zij wat het leven hen gegeven heeft en wat het hen niet gegeven heeft. Dit leven behoudt voor hen nog de beloofde troostvolle kracht. Mooi is het hoe ze niet leven in het verleden hoewel hun hoge leeftijd alle aanleiding geeft om louter naar dat verleden te kijken. Hun verleden is immers veel groter dan hun toekomst. En toch zien ze nog vooruit. En bovendien gaat het hen niet om hun persoonlijke toekomst: zo is Simeon gericht op vertroosting niet voor hemzelf, maar voor het volk Israël, niet voor hemzelf maar voor de vele mensen die hem omgeven. Ook Hanna komt op de voorgrond: hoogbejaard, weduwe en 84 jaar, zo schrijft Lucas. En zij ziet in het kind beeld van de bevrijding voor Jeruzalem.
Klein, weerloos is het kind zoals Maria en Jozef het komen opdragen. Het lijkt wel of het ganse volk weerspiegeld is in het wezen van dat kleine kindje, omringd als het is door de liefde van zijn ouders. Simeon en Hanna zouden de grootouders kunnen zijn.

Lucas wil met alle invalshoeken zijn specifieke boodschap uitdragen: dat deze Jezus, hier van in het begin opgedragen in de tempel, de Messias is. Als context maakt hij gebruik van een aanstekelijke menselijke ervaring, nl. het bijzondere dat kan ontstaan in het contact tussen oude mensen en kinderen.
Mensen op hoge leeftijd hebben in hun hele leven vaardigheden en wijsheid verworven. Heel hun leven zit in hun persoon geankerd. Zij kunnen voor zichzelf beamen of ze door dit leven geworden zijn wat God voor hen in petto had. De band met kinderen kan helpen om hun leven als voltooid en vruchtbaar te ervaren. Hun ouderdom roept namelijk het complement op: kinderen die alles in dit leven nog te verwachten hebben. Vervulling vinden in de eenheid van jong en oud. Ouderen en kinderen/jongeren zijn apart helften die samen een geheel kunnen vormen.

Ouderen zijn de dagelijkse strijd om werk en geld verdienen voorbij. En kinderen zijn daar nog niet aan toe. Ouderen en jongeren delen een zekere vrijheid en onbekommerdheid, een vrijheid die niet zo weggelegd is voor mensen van de generatie er tussenin. In de bijbel staan meerdere merkwaardige verhalen waar ontzettend oude mensen dicht staan bij de geboorte van kinderen.

Overigens is voor vele kinderen de band met de grootouders van grote betekenis. Eenmaal volwassen dragen vele mensen lichtgevende herinneringen mee aan de bezoeken bij hun grootouders, vaak tijdens vakanties. Enkele jongeren die ik via het OCMW leerde kennen, vaak jongeren terechtgekomen in de Bijzondere Jeugdzorg, jongeren getekend door on-kansen, kenden een instorting kort na het overlijden van een van de grootouders. De gezelligheid, de rust bij hen thuis betekende voor hen even een oase, daar kunnen zij even op adem komen, ontkomen aan het slagveld van de conflicten in het eigen gezin.

En ook hier weer dien ik aan te vullen: de bevrijdende kracht uitgaande van ouderen voor jonge mensen geldt ook voor mensen wiens ontwapende wijsheid uitstraalt naar kinderen en jongeren die niet perse eigen kleinkinderen hoeven te zijn.

In de maand november hebben de senioren hun week, de week van de derde leeftijd. Het is de periode dat de natuur stilvalt. Maar het is goed dat zij opnieuw voor het daglicht komen nu met Lichtmis de natuurlijke activiteit stilaan onder het hernieuwde licht zijn cyclus hervat.
Geef mijn zachtheid weer, de ogen van een kind, dat ik zie wat is. Dat is misschien vrij vertaald datgene wat Simeon en Anne bij hun vele gebeden in de tempel bezig hielden.

Lied: Voor de zevende dag (wek mijn zachtheid weer, geef mij terug de ogen van een kind, dat ik zie wat is, en mij toevertrouw, en het licht niet haat…

Inbreng

Tafeldienst

Laten wij aan tafel gaan.

Gij Eeuwige, Grote Goedheid,
Gij die ons bij name kent,
wees hier aanwezig,
op deze plek,
op dit moment,
vandaag, tussen gisteren en morgen.
Leer ons een weg te gaan
van zoeken en vinden en verliezen,
en weer zoeken…
Laat ons niet toebehoren
aan een waarheid,
hardvochtig, onwrikbaar, betweterig,
maar laat ons horen
tot een gemeenschap van mensen
die telkens opnieuw
waarachtig proberen te leven
vanuit uw belofte van redding.
Wees het licht voor onze voeten,
toon ons uw weg.

Laten we aan tafel gaan, met elkaar, jong en oud, oefenen in breken en delen, van brood en wijn, maar ook van ons leven. Met ons sterk of wankel vertrouwen, onze jonge idealen en dromen, onze oudgeworden wijsheid.

En laten wij dat doen in verbondenheid met wie van deze gemeenschap vandaag ziek is, of gebukt gaat onder zorgen. In verbondenheid met de mensen van deze buurt, van het ziekenhuis hier recht tegenover, met de mensen in deze stad aan wie niemand denkt. We doen dat ook, elke week, in verbondenheid met wie op dit moment, waar ook ter wereld, zijn leven probeert te laten inspireren door de mens Jezus van Nazaret. Daarvoor steken we dit kleine kaarsje aan, dat oorspronkelijk uit Afrika komt. En tenslotte, wij zijn nooit alleen, we lopen samen in een groot spoor, steken we de kaarsjes aan voor onze geliefde doden…

Tafellied: Adem in mij, en in heel de wereld…

Hier rond de tafel herdenken we leven, dood en verrijzenis van Uw zoon,
Jezus van Nazareth, de eerste uit de doden, eindelijk een mens.
Hij heeft geleefd alles wat een mens te leven krijgt wanneer hij goed wil zijn,
alles wat onmenselijk en zinloos is, en niet te harden:
die honger, dorst en eenzaamheid gekend heeft,
die verraden is en toch aan u heeft vastgehouden in geloof: Jezus van Nazareth

Die in de nacht van zijn lijden en dood
brood heeft genomen en gezegd:
Ik wil gegeten worden, ik wil delen wat ik ben,
met jou, mijn naaste, en met ieder mens.

Die een beker wijn heeft ingeschonken
en doorgegeven en gezegd:
Ik wil gedronken worden,
ik zou mijn bloed, mijn ziel, prijs willen geven
voor een nieuw verbond van alle mensen

Zo nemen wij dit brood,
breken en delen het met elkaar,
ten teken van ons geloof dat het onmogelijke mogelijk is:
een nieuw verbond van mens tot mens,
gerechtigheid gedaan, God-in-ons midden

Zo reiken wij de beker over aan elkaar
in naam van hem die heeft gezegd:
kun jij de beker drinken die ik drinken moet?

Onze vader

Vredeswens (muziek: fragment uit Mit Fried und Freud ich fahr dahin, cantate van Bach)

Slotgebed

Naar psalm 147 (Guido Vanhercke)

Waar zouden we anders willen wonen
dan waar onze droom is:
de stad herbouwd, de verstrooiden
thuis gebracht, de gebrokenen
genezen in al hun wonden.

Een hemel die groot is van wolken
zegen voor het gras, tarwe voor het brood
en wind die de dooi brengt,
wegen en huizen voor al wie
willen thuiskomen.

Wij krijgen een aarde,
wij jagen er een na, droom
van onze voorvaderen, kreet
van onze kinderen.
Zullen wij hen ooit bevrijden?

 Slotlied: De mensen die gaan in het duister…