Mededogen als ontmoeting (1)

Dominicus Gent

Viering van Zondag 27 november 2016

Mededogen als ontmoeting (1)

 

welkom op deze zondagvoormiddag, op deze vertrouwde plek samen. Het is de eerste viering van de advent en ook een eerste viering in een reeks over mededogen. Advent en mededogen gaan samen: we willen allemaal een wereld die het goede niet tegenhoudt maar geboren laat worden, elke dag weer opnieuw.

We hebben geluk dat we in een traditie staan die voor dat mededogen prachtige beelden heeft. Het zijn de beelden uit het Rorate Caeli en we zullen ze uitzingen in het openingslied straks. Maar laten we er nu mee bidden:

 licht in onze ogen,
zie op ons, vergeet ons niet

trooster van mensen,
er zijn namelozen onder ons,
leer ons hen te noemen

herder,
behoed en bescherm ons

bloesem in de winter, roze dageraad,
er komt iets nieuws,
er komt altijd licht uit de duisternis

regen van gerechtigheid,
bevrucht deze aarde van ons,
onze thuis,
de thuis van onze kinderen en kleinkinderen

 

Advent is niet alleen een periode in het kerkelijk jaar, op weg naar Kerstmis, maar is misschien ook het diepste verlangen in elke mens: gezien, gekend, gedragen, bemind te zijn.

Straks zingen we: keer ons lot ten goede, licht dat stralen zal… Vanuit dat gedeelde verlangen ontsteken we nu dat kleine Paaslicht dat zelfs de grootste duisternis zijn kracht ontneemt…

 

Licht in onze ogen
redder uit de nacht
geldt uw mededogen nog
wie U verwacht?

 

Mededogen als ontmoeting

De korte, koude dagen kunnen zo troosteloos grijs zijn. Daarom is het deugddoend dat we precies in deze donkere periode advent mogen vieren. Ik hou van de adventtijd. Niet alleen omwille van de gezelligheid in huis al dan niet met allerlei kerstkitch maar als een periode van koesteren: 4 weken lang: naar binnen gaan om wat fragile en brekelijk is te koesteren en om gekoesterd worden. Hoop koesteren, rond kleine lichtjes die ons leven en samenleven verwarmen.

Begin deze maand gaf de vzw Within-Without Walls in Antwerpen daarin al een voorzet. Met zowat 3000 mensen vormden ze een mensenketting rond het arresthuis in de Begijnenstraat. Jan De Cock vertelt:

“We wilden een signaal geven aan de gedetineerden in de Begijnenstraat dat ze niet vergeten worden.We zijn voor alle duidelijkheid zeker niet blind voor het leed dat velen onder hen berokkend hebben, maar gaan uit van het principe dat ieder mens meer is dan zijn slechtste daad. Dat hier vandaag ook slachtoffers aanwezig waren, vinden we erg belangrijk.”

Naast een solidariteitsactie was de mensenketting een oproep naar elke burger, stelt De Cock. “We willen mensen doen nadenken over hoe ver we staan in ons mededogen en hoe het integratieproces van gedetineerden beter kan verlopen”, zegt hij.

Wil behoeden die in ‘t duister valt, keer hun lot ten goede, licht dat stralen zal.

Hoever we staan in ons mededogen. Om zijn vrijwilligerswerk in de gevangenis beter te kunnen opnemen heeft Jan De Cock op verschillende plaatsen in de wereld vrijwillig een tijd als gevangene doorgebracht. Hij wilde van binnenuit begrijpen wat detentie betekent. En vooral, hij wilde de gevangenen als gelijke kunnen ontmoeten.

  1. We dachten dat mededogen essentieel te maken heeft met de bereidheid iemand te ontmoeten. Met de onvoorspelbaarheid van een ontmoeting, met het onprogrammatische ervan. Alhoewel het heel gewoon kan zijn, gebeurt het niet zo vaak. Want het vraagt dat we een en ander loslaten : misschien de greep op onze tijd, op onze opvattingen, op onze planning. Misschien wel de manier waarop we naar mekaar en naar onszelf kijken. Om tot mededogen te kunnen komen is de spiegel die een ontmoeting ons voorhoudt, onontbeerlijk.
  1. Wanneer ontmoeting gebeurt dan blijkt dat je niet alleen te geven hebt maar ook krijgt en misschien moet leren krijgen. Ontvangen. Soms is dat het mooiste cadeau dat we iemand kunnen geven: namelijk iets kunnen en willen ontvangen. Dat is ook niet altijd simpel.
  1. Het veronderstelt dat we erkennen dat we niet voor alles zelf kunnen zorgen.

Dat betekent dat we aanvaarden dat we afhankelijk zijn van een ander. Kunnen we dat gemis, de afhankelijkheid gewoon openhouden zonder van een ander te eisen dat hij die leegte invult? Kunnen we die openheid aanhouden in de ontmoeting? Kunnen we gewoon in het gemis staan zonder beslag te leggen?

  1. Verder is het ook belangrijk dat we willen en kunnen zien wat ons gegeven wordt. Misschien zien we vaak niet wat we allemaal krijgen omdat we gefocust zijn op wat we zouden willen krijgen. Op wat we menen nodig te hebben.

 

De eerste bladzijden van het Lucasevangelie kan je vanuit die invalshoek lezen. Heel diverse ontmoetingen die belangrijke étappes markeren. Waarin telkens iets baanbrekend gebeurt.

Het begint bij de oude kinderloze Zacharias die van een engel verneemt dat zijn vrouw Elisabet een zoon zal baren die hij de naam Johannes moet geven.

Gezien hun leeftijd verwacht Zacharias al lang geen kind meer van Elisabet. Hij kan die blijde tijding dan ook niet echt als een geschenk ontvangen. Hij biedt weerstand. Toch zal zijn leven vrucht dragen ook al blijft hij tot aan Johannes besnijdenis en naamgeving monddood over wat er gaande is.

Daarna wordt de ongehuwde jonge vrouw Maria bezocht door de engel Gabriël. Hij kondigt haar een zwangerschap aan. Ongetwijfeld niet meteen het nieuws waarop ze zat te wachten. Maria is verrast maar stelt zich open: Ik ben de dienares van de Heer, laat met mij gebeuren wat u gezegd hebt.

Enkele dagen gaat Maria op bezoek bij haar nicht Elisabet en vertelt het verhaal de wondermooie ontmoeting van deze twee vrouwen ‘in blijde verwachting’. Beider omstandigheden zijn niet meteen gunstig maar zij delen elkaars vreugde en zien zichzelf en elkaar zwanger van een hoopvolle toekomst. Het is bij gelegenheid van dit bezoek dat Lucas Maria de woorden van het magnificat in mond legt.

Daarin horen we de nood en het gemis van de kleine volk dat uitziet naar betere tijden. Haar lied is een dankzegging voor wat haar onverwacht toekomt. Lucas beschrijft al deze gebeurtenissen als tekenen van Gods mededogen met zijn volk dat op een dood spoor zit. Zij vertellen hoe God zijn volk bezoekt. Met de geboorte van Johannes, met de geboorte van Jezus.

Dat bij uitstek heel intieme gebeuren van zwangerschap en uitzien naar geboorte breekt open als een lichtbaken voor alle mensen, alle tijden.

 

 Lezing : Lucas 1,39-55

[39] Na enkele dagen vertrok Maria met spoed naar het bergland, naar een stad van Juda. [40] Zij ging het huis van Zacharias binnen, en begroette Elisabet. [41] Meteen toen Elisabet de begroeting van Maria hoorde, sprong het kind op in haar schoot. Elisabet werd vervuld met heilige Geest. [42] Ze riep met luide stem: ‘Gezegend ben jij onder de vrouwen, en gezegend is de vrucht van je schoot. [43] Waar heb ik het aan te danken dat de moeder van mijn Heer bij mij komt? [44] Op het moment dat je groet mij in de oren klonk, sprong het kind van blijdschap op in mijn schoot. [45] Gelukkige* vrouw, zij die gelooft! Wat haar namens de Heer is gezegd, zal in vervulling gaan.’
     [46] Daarop zei Maria:
‘Met heel mijn hart roem ik de Heer, met al mijn adem juich ik om God, mijn redder; want Hij heeft omgezien naar zijn dienares in haar geringheid.

Voortaan prijzen alle generaties mij gelukkig, want grote dingen heeft de Machtige met mij gedaan.
Heilig is zijn naam, barmhartig is Hij, iedere generatie weer, voor wie Hem eerbiedigen.
Hij heeft de kracht van zijn arm getoond,
wie zich verheven waanden, heeft Hij uiteengeslagen. Machthebbers heeft Hij van hun troon gehaald, geringen gaf Hij een hoge plaats. Hongerigen overlaadde Hij met het beste, rijken heeft Hij met lege handen weggestuurd. Hij heeft het opgenomen voor Israël, zijn knecht, indachtig de barmhartigheid die Hij, zoals aan onze vaderen toegezegd, bewijzen wil aan Abraham en zijn nageslacht, voor eeuwig.’

Lied om ontferming

Wat is de mens, wat zijn de dagen die aan de mens gegeven zijn:
wankel geluk, winnen en wagen, nieuwe geluiden, oude pijn,
gras dat vergaat, niet minder niet meer, bedacht zijn op dood in keer en tegenkeer.
God, geef de mens woorden van waarde.
Niet van het brood alleen leeft hij.
God, geef de mens leven op aarde,
spreek hem van dode wetten vrij.
Kyrie eleison.


De kracht van mededogen

Soms grijpt mij dat aan als ik daaraan denk: hoe al die mensen ’s morgens opstaan en naar hun werk gaan, of op een andere manier doen wat moet gedaan worden; hoe er brood in de winkel ligt en de juffen weer voor de klas staan en in het ziekenhuis een dokter naar je komt luisteren; hoe mensen wachten voor het rode licht en in de winkel elkaar niet willen voorsteken. Het doet mij iets als ik beleefdheid zie, als ik mensen elkaar een goeiedag zie wensen, als ik vrolijkheid zie op straat. Al die miljoenen mensen die kunnen samenwerken door te doen wat ze afgesproken hebben te doen, door dat met overtuiging en inzet te doen, en die daardoor zoiets ongelooflijk ingewikkelds als een stad kunnen doen draaien.

Ge zegt nu misschien: Guido, gij romanticus. En darwinisten zullen zeggen: het is allemaal een kwestie van overleven. En hersenonderzoekers als Dick Swaab zullen zeggen: er is helemaal geen vrije wil, het zit allemaal vastgelegd in onze hersenen.

Maar dan zeg ik: zie je niet dan de passie waarmee de meester aan zijn klas over geschiedenis vertelt? Zie je dan niet de passie van de wetenschapper, die vreemde mengeling van extreme aandacht en blijvende verwondering? De passie van de kunstenaar, die misschien al genoeg geld verdiend heeft om niets meer te doen, maar nog altijd zoekt naar dat ene grote kunstwerk dat hij nog niet gemaakt heeft? Zien jullie cynici dan niet de liefdevolle genegenheid waarmee de verpleegster nog eens komt vragen of de zieke goed ligt, of zij misschien niet een beetje hoger moet liggen, of een tweede kussen nodig heeft? Die verpleegster hoeft dat niet te doen, maar ze doet het wel. En de genegenheid geneest mee de zieke… Ik was ooit met leeringen op uitwisseling in Tallinn, de hoofstad van Estland. Het was bijna het einde van de communistische tijd, al wisten we dat toen nog niet. Er hing spanning in de lucht, het geld was niets meer waard, er lag trouwens bijna niets meer in de winkels om te kopen, de mensen moesten leren overleven. Maar toch ontvingen die families mijn leerlingen als koningen, boden ze hen een bed aan terwijl ze zelf op een matras op de grond gingen slapen in die kleine appartementjes, of boden ze ons koffie aan terwijl ze zelf al maanden geen koffie meer hadden gedronken…

Ik geloof dat de kracht van al die beetjes goedheid veel en veel groter is dan de kracht van de vernietiging. Een gedicht van de Poolse Nobelprijswinnares Szymborska begint met deze zin die ik nooit meer vergeten ben: “Na elke oorlog is er altijd iemand die begint op te ruimen”. Oorlogen stoppen omdat de vernietigers moe worden, vrede worden mensen nooit moe. Het goede leven samen ook niet. Het gevoel voor rechtvaardigheid ook niet. Ja, dat is mijn geloof: in de immense kracht van miljoenen beetjes goedheid, inzet, genegenheid, creativiteit, inspiratie, samenwerking. Mededogende verbondenheid als brede, maatschappelijke stroom.

Alleen vind ik tegelijk dat we die kracht te weinig in de verf zetten, veel te weinig het goede, de inzet, de verbondenheid laten zien en horen in een wereld gedomineerd door media en hun vooral negatieve berichtgeving.

Daarom doet het deugd te lezen dat dat brede, krachtige maatschappelijke mededogen nu meer en meer ondersteund wordt door wetenschappelijk onderzoek. Frans de Waal, de wereldberoemde onderzoeker van chimpansees, beschrijft al een tijd de empathie bij dieren, en hoe empathie een belangrijk overlevingsmechanisme is. En ik heb hier een boek dat recent is verschenen en als titel heeft ‘De supersamenwerker’. De twee auteurs tonen met een vloed van neurowetenschappelijke en andere informatie aan hoe de mens helemaal niet diep egoïstisch is. U kent dat gezegde wel: als het erop aankomt, is alle beschaving maar een laagje vernis. Het is net het omgekeerde, betogen de auteurs: we zijn van nature geprogrammeerd om empathisch te zijn, om andermans pijn ook te voelen, om samen te werken. Meer nog: onze sociale intelligentie vermeerdert onze intellectuele intelligentie. We zijn van nature wezens die graag samenwerken en zorgen. We moesten wel, anders konden we als soort niet overleven. Want een mensenkind heeft zo’n hulpeloos lange kindertijd dat hij voorbeschikt is om het meest afhankelijke en daardoor ook het meest sociale dier ter wereld te zijn. Anders dan het jong bij mensapen heeft een mensenkind veel hulpouders nodig om te overleven. Dat fenomeen wordt in de wetenschap ‘de grootmoederhypothese’ genoemd. Want onder die hulpouders hebben de grootmoeders een bijzondere rol, overal in de wereld. Dat verklaart, denk ik, tegelijk waarom bij de mensen er meestal drie generaties bij elkaar leven, in tegenstelling tot enkel de ouder-kind generaties bij de meeste dieren.

De mens als van nature empathisch wezen, het lijkt wel een godsgeschenk. Maar laten we wakker blijven: de mens kan zijn empathie ook uitschakelen… Drie sociale factoren kunnen dat, vertellen de auteurs: religieus en ideologisch fanatisme kan dat; gehoorzaamheid aan onethische bevelen van hogerhand kan dat; en het wij-zij groepsgevoel (zoals bij racisme)…

Daarom is het misschien wel heel belangrijk dat we af en toe samen bidden. Samen biddend vieren is misschien ook een intense manier van samenwerken, van openheid delen, van empathie aanscherpen. Daarnet, in het vorige lied, vroegen we om woorden van waarde. Geen vernietigende woorden, geen uitsluitende woorden. Laten we nu zingen om ontvankelijkheid. Om te blijven geloven in de grote belofte: dat leven sterker zal zijn dan de dood…

 

Inleiding tafelgebed

Wanneer we nu aan tafel gaan gedenken we de kleine goedheid van zoveel mensen. Mensen die op dit moment waar ook ter wereld eucharisitie vieren en daarmee aangeven Jezus’ weg te willen gaan en bouwen aan een samenleving van supersamenwerkers.

We gedenken onze geliefde doden voor wie we nu de kaarsjes aansteken.

We gaan aan tafel en bidden:

 

Mogen de tafels waaraan we aanschuiven, tafels van ontmoeting zijn.

Mogen de maaltijden die we genieten rechtdoen aan boer en boerin

en dankbaar respect betonen aan onze kwetsbare aarde, grond en water en zaaigoed.

Mogen de tafels die we dekken oefenplaatsen van gastvriendschap zijn

waarrond we op verhaal komen en

mogen we bij het delen van ons voedsel

opnieuw beseffen dat Gij bij ons woont.

 

Onze Vader

Vredeswens

Misschien is elkaar de vrede wensen wel een kleine grote daad van mededogen…
Ook voor de wereld, die hiermee herinnerd wordt aan haar uiteindelijke bestemming…
Wensen we elkaar die vrede, zoals Jezus het ook deed met zijn vrienden…