Liefde (3)

 

Dominicus Gent

Viering 9 februari 2014

Derde en laatste viering in een reeks over ‘Liefde’

 

Welkom op deze zondagochtend.

We zingen ons samenzijn open met het lied ‘Dit ene weten wij’

 Dit ene weten wij en aan dit één

houden wij ons vast in de duistere uren:

er is een woord dat eeuwiglijk zal duren,

en wie ’t verstaat, die is niet meer alleen.

Ik weet niet hoe het bij jullie zit, maar dit lied heeft iets vervelends: wat is dat ene dat mensen weten en waaraan ze zich vasthouden in duistere uren? Wat is dat eeuwige woord dat sommigen blijkbaar verstaan waardoor ze niet meer alleen zijn… terwijl ik toch overal ‘alleen zijn’ herken: bij mezelf en vele anderen. Hebben wij/zij dat woord dan niet verstaan? En is dat mijn/hun schuld? En hoe kan ik dan bij dat woord komen?

Annemie maakte de bedenking dat dit al een iets ouder gedicht is van Henriette Roland Holst, een hartstochtelijke religieus socialiste die midden vorige eeuw stierf en haar meeste gedichten een kleine honderd jaar geleden schreef. Mogelijk zijn de betekenislagen van sommige woorden met de jaren ondergesneeuwd geraakt. Hoe komen we bij haar beleving die tot op vandaag betekenis kan hebben en ons bemoedigt?

We vonden een eerste houvast doordat we zingen dat het woord ‘verstaan’ kan worden en niet dat het woord ‘begrepen’ kan worden. Begrijpen ligt voor Vlaamstaligen nl. eerder in de lijn van  inzicht dat vanuit mezelf komt en waarmee ik werkelijkheid kan vastpakken, werkelijkheid kan verengen tot iets dat grijpbaar, bevattelijk is… Terwijl ‘verstaan’ in de lijn van het Engelse ‘to understand’ te maken heeft met je onder iets plaatsen, je openstellen, ontvankelijk worden, iets op je af laten komen.

We stellen ons bij het begin van deze viering onder het licht van de Paaskaars, om te verstaan –to understand- wat dat ene, wat dat woord zou kunnen zijn.

Paaskaars aansteken

“Er is een woord dat eeuwiglijk zal duren”… Onder het licht en de wijsheid van de paaskaars komen we bij een tweede houvast door de Bijbelse betekenis van dat ‘woord’.

Het eerste boek dat in de Bijbel is opgenomen begint nl. met ‘God sprak’, (er kome licht en er was licht) … Er wordt een woord tot ons gericht, een scheppend woord…

Wat een vreugde te mogen horen dat het Hebreeuwse woord ‘Dabar’ zowel staat voor een ding, een object als voor woord. In de Hebreeuwse taal bestaat dus geen verschil tussen woord en ding… Je stelt de zaken aanwezig door ze te zeggen. God sprak er zij licht en er kwam licht…

Verder in de bijbel begint het evangelie van Johannes met een gelijkende raadselzin als die in het lied nul: In het begin was het woord en het woord was bij God en het woord was God…en nog verder in het NT wordt van God gezegd dat hij Liefde is.

Zou dat ene wat wij weten en waaraan we ons vasthouden in duistere uren ‘liefde’ kunnen zijn? Zou liefde het woord kunnen zijn dat eeuwiglijk duurt, de zaak kunnen zijn die eeuwiglijk duurt als we onder dat woord gaan staan? Zullen we dan niet meer alleen zijn?

In deze laatste viering rond ‘Liefde’ zijn we bij de derde strofe van de tekst van Oosterhuis aanbeland en noemen we liefde “alles wat goed is, alles wat zingt en in vervoering brengt, alles wat troost en tot bezinning leidt, en alles wat bijdraagt tot iets meer recht en vrede voor zoveel mogelijk mensen…”

Laten we het gedicht van Henriette Roland Holst nogmaals zingen…de melodie heeft iets strijdbaars, iets overtuigends (we herkennen er de religieus en sociaal bewogen dichteres in) en het herhalen van de tweede zin heeft ook iets troostends. Ik ga het alvast zelf geloven door het te zingen. Ik weet me uitgenodigd.

God, Gij roept ons samen op deze ochtend en deze plaats

Gij kent ons verlangen naar plaatsen waar we liefde kunnen leren

Gij moedigt ons aan.

Wees ons nabij,

Hou ons bijeen

Behoed ons.

 

WOORDDIENST :   1 Kor 13 in gesprek met Film Bleu van Kieslowski  

           

1 Kor 13  –   Al spreek ik de taal van mensen en engelen – als ik de liefde niet heb, ben ik een galmend bekken of een schelle cimbaal. Al heb ik de gave van de profetie, al ken ik alle geheimen en alle wetenschap, al heb ik het volmaakte geloof dat bergen zou kunnen verzetten – als ik de liefde niet heb, ben ik niets Al deel ik al mijn bezit uit, al geef ik mijzelf prijs om mij daarop te kunnen beroemen – als ik de liefde niet heb, helpt het mij niets.
     De liefde is geduldig en vriendelijk; de liefde is niet afgunstig, zij praalt niet, zij verbeeldt zich niets. Zij gedraagt  zich niet onfatsoenlijk, zij zoekt  zichzelf niet, zij laat zich niet kwaad maken en rekent het kwade niet aan.  Zij verheugt zich niet over onrecht, maar vindt vreugde in de waarheid. Alles verdraagt  zij, alles gelooft zij, alles hoopt zij, alles verduurt zij.
    De liefde vergaat nooit. De gave van de profetie, ze zal verdwijnen; het spreken in talen, het zal verstommen; de kennis, ze zal ooit hebben afgedaan. Want ons kennen is stukwerk, en stukwerk ons profeteren. Maar wanneer het volmaakte komt, heeft het stukwerk afgedaan. Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, voelde ik als een kind, dacht ik als een kind; nu ik volwassen ben, heb ik het kinderlijke achter mij gelaten. Nu kijken wij nog in een spiegel, we zien raadselachtige dingen, maar straks zien we van aangezicht tot aangezicht. Nu ken ik nog slechts ten dele, maar dan zal ik ten volle kennen zoals  ik zelf gekend ben. Deze drie dingen blijven altijd bestaan: geloof, hoop en liefde; maar de liefde is het voornaamste.

Jaren geleden begeleidde ik bezinningsdagen van een groep jongeren, laatstejaars middelbaar. Ik las de tekst voor en vroeg naar de auteur. Voorzichtig noemden ze de naam van een enkele dichter, ze bleven mij echter het juiste antwoord schuldig. Dat dit ‘hooglied van de liefde’ van Paulus is, een stukje uit een brief in de bijbel, stuitte op ongeloof. Zo’n mooie tekst, uit de bijbel? … Dat kan niet.

Alle ongeloof ten spijt, dit kleine pareltje komt wel degelijk uit de bijbel en wordt toegeschreven aan Paulus. De tekst wordt, anders dan Paulus bedoelde, vaak gelezen in huwelijksvieringen of daar waar twee mensen hun liefde voor elkaar (her)bevestigen.

Eigenlijk staat dit hooglied aan de liefde in een brief aan een groep christenen, in wier gemeente de eensgezindheid wel eens zoek eens. Paulus roept op tot inzet voor het gezamenlijke project, over alle verscheidenheid heen. Hij heeft het over de vele kwaliteiten die er leven: de geestelijke gaven of de ‘charisma’s’. Al deze gaven vinden hun oorsprong in God – ze worden ons geschonken (gave). We ontvangen ze allemaal in mindere of meerdere mate: wijsheid, kennis, geloof, geneeskracht, wonderkracht, profetie, onderscheiding van geesten, spreken in klanken … Maar al deze gaven vallen in het niet in vergelijking met de liefde. Als je de liefde niet hebt is al het andere waardeloos. Zelfs van geloof, hoop en liefde is de liefde de grootste en de belangrijkste. De liefde wordt ons geschonken, wordt in ons hart gelegd waardoor we in staat zijn om lief te hebben. Het is een kracht, groter dan onszelf – mysterie.  Maar we moeten er concreet mee aan de slag, de liefde waar maken in ons leven – hier en nu.

Uiteraard zit de liefdesrelatie tussen twee mensen vervat in wat Paulus bedoelt, maar hij preekt de liefde groter en ruimer. Hij beoogt de liefde in de gemeenschap van christenen in Korinte, maar ook vandaag overal ter wereld waar mensen samenkomen in het spoor van Jezus van Nazareth. Zowel in het Zuiden als hier in Europa, in Gent, in Dominicus.

En waar is die liefde dan? Waar voel je ze? Waar zie je ze?

In de grote rode harten die rond deze tijd in de etalages prijken? In de Valentijnkaarten en e-cards. Ik mag het hopen dat ook daarin een beetje van die grote kracht mag oplichten. 

Dat het mag bijdragen tot een beetje beter en rechtvaardiger leven voor zoveel mogelijk mensen (dixit Oosterhuis …). Of zoals we het mogen zingen in het lied: Wij zullen kennen zoals wij gekend zijn en er begint een nieuw leven.

Ach wij die God willen zien,

Wij zien het gezicht dat ons aankijkt

Ter ongelegener tijd –

Wij zien flitsen in elkaar,

De liefde die ons beloofd is.

Ik heb daarnet verteld dat Paulus het in eerste instantie niet heeft over de liefdesrelatie tussen twee mensen. Toch kunnen we deze particuliere vorm van liefde wel aangrijpen om tot een breder perspectief te komen. Of ze kan ons op weg zetten om de liefde die in ons ligt te laten groeien, ons in vervoering te laten brengen. Om te groeien in de liefde die troost en tot bezinning leidt.

 

Bleu

  In 1993 zag ik voor het eerste de film Bleu van de Pools/Franse kineast Krzysztof Kieslowski, de eerste film in de trilogie Bleu, Blanc, Rouge. 

Sindsdien heb ik de film vele malen opnieuw bekeken. En, naar analogie van wat Marie-Ann in het begin zei over horen/begrijpen/verstaan, heb ik door het vele ‘kijken’ ook een beetje leren ‘zien’.

Waarover gaat het?

De film begint met een auto-ongeval waarbij Julie, een 33-jarige vrouw (Juliette Binoche) haar kind en echtgenoot verliest. Als door een wonder komt Julie er zelf nauwelijks gehavend uit. Ze wil eigenlijk liever dood (zelfmoordpoging) en alleszins breken met alles wat haar herinnert/bindt aan deze verschrikkelijke gebeurtenis. Ze wil – omwille van verdriet, pijn, rouw – volledig vrij komen van haar verleden. Ze verkoopt haar appartement en haar landhuis. Ze gooit de partituren weg waaraan ze samen met haar man werkte: een compositie in opdracht van Europa. Julie zoekt een nieuwe woonst en verbreekt alle vertrouwde contacten. De nieuwe vrijheid die ze beoogt brengt haar echter geen soelaas. Integendeel, ze ontdekt dat radicaal breken met het verleden haar alleen maar op haarzelf richt. Ze ervaart enkel leegte en eenzaamheid, onderbroken door flarden uit haar verleden (fragmenten uit de muziek waaraan ze samen met haar man werkte). En langzaamaan laat ze zich weer beroeren door concrete mensen die op haar weg verschijnen: de clochard die fluit speelt (lied van Europa?), de buurvrouw die werkt in een nachtclub op Place Pigalle, Sandrine – de maîtresse van haar overleden man. En uiteindelijk: het Concerto voor een Verenigd Europa. Olivier, de medewerker van haar overleden man, kan Julie overtuigen om samen met hem de compositie af te werken. Het concerto eindigt met een magistrale uitvoering waarin fragmenten gezongen worden van ‘Het hooglied van de liefde’ van Paulus. (in het Grieks, we laten het horen tijdens de communie).

Dit sluitstuk verbeeldt het besef van Julie, dat ware vrijheid gebeurt daar waar mensen zich oprichten vanuit de liefde. De film eindigt met geloof en hoop maar vooral in het bewustzijn van leven in liefde. Het concerto voor een Verenigd Europa waarin geloof, hoop maar vooral de liefde gestalte krijgen.

In de film Bleu, zoals in alle films van Kieslowski, zit oneindig veel symboliek. Bij het herbekijken, opnieuw en opnieuw, heb ik bijzonder mooie en waardevolle dingen mogen ontdekken.

Julie – hoofdpersonage – geeft blijk van zoveel menselijkheid waarin ik mezelf en mensen rondom mij mag herkennen. Maar evenzeer verbeeldt ze wat liefde – als gave, geschenk – vermag in en met mensen.

Soms in een enkel zinnetje: als Julie de oude huishoudster/kokkin ontmoet vraagt ze haar waarom ze huilt. De oude vrouw antwoordt: “Je pleure parce que vous ne pleurez pas.”   Ik ween omdat jij het niet doet. Ik ween voor jou, in jouw plaats.

Oosterhuis zegt: ik versta onder liefde alles wat zingt, in vervoering brengt. Alles wat troost en tot bezinning leidt. Ik mag dit zien en horen in de tranen van de oude vrouw.

Of hoe mensen elkaar mogen verstaan…

Zingen we : nu nog met halve woorden, hier en daar …