Dominicus Gent
Viering van 16 februari 2014
HET MESSIASGEHEIM VAN MARCUS
Welkom
Hoor Gij die een en eeuwig zijt.
Versta ons rusteloze hart, wees hier aanwezig.
Kom met uw levensgeest in deze mensen hier,
zoals Gij ooit met kracht gekomen zijt
in hem die wordt genoemd: brood, wijnstok,
stromen levend water.
Met licht van licht, trouw, schoonheid, geest van liefde,
met uw erbarmen, wees hier aanwezig.
Aansteken van de paaskaars
En laten wij hem dan begroeten die overal onzichtbaar aanwezig is met het openingslied.
Inleiding
Een tweetal weken geleden leidde Marie-Anne ons, op het vormingsmoment van het halfjaarlijkse Breed Beraad, op een bijzonder overzichtelijke manier in de wereld waarin de evangelisten hun boodschap op papier zetten. Van elke evangelist stipte ze zijn typische eigenaardigheden aan.
Zo komt er regelmatig iets merkwaardigs naar voren in het evangelie van Marcus. Zoals onder meer blijkt uit onderstaande lezing.
Marcus 8, 22-31
Ze kwamen in Betsaïda. Er werd een blinde bij hem gebracht, en men smeekte hem om de man aan te raken. Hij pakte de blinde bij de hand en bracht hem buiten het dorp. Hij deed wat speeksel op zijn ogen, legde er zijn handen op en vroeg: ‘Ziet u iets?’
Hij begon weer te zien en zei:
‘Ik zie mensen, het zijn net bomen, maar ze lopen rond.’
Daarna legde hij weer zijn handen op de ogen van de blinde. Deze sperde zijn ogen open en genas; hij zag alles nu heel helder. [26] Hij stuurde hem naar huis met de waarschuwing:
‘Ga het dorp niet in!’
Jezus vertrok met zijn leerlingen naar de dorpen in de buurt van Caesarea Filippi. Onderweg vroeg hij aan zijn leerlingen:
‘Wie zeggen de mensen dat ik ben?’
Ze antwoordden:
‘Johannes de Doper, en anderen zeggen Elia, en weer anderen zeggen dat u een van de profeten bent.’
Toen vroeg hij hun:
‘En wie ben ik volgens jullie?’
Petrus antwoordde: ‘U bent de messias.’*
Hij verbood hun op strenge toon om met iemand hierover te spreken.
We beluisteren vandaag enkele verhalen uit het 8ste hoofdstuk van het evangelie volgens Marcus. Dit 8ste hoofdstuk is een scharnierhoofdstuk, het verbeeldt een kantelmoment in de weg van Jezus.
Vooreerst is er het verhaal van de genezing van een blinde. Een genezing in twee etappes. Dat gebeurt niet in het dorp van deze man maar er buiten. Meer nog: na de genezing vraagt Jezus om niet terug te keren naar het dorp maar via een omweg naar huis te gaan.
Het verhaal kan op verschillende aanvullende of tegensprekelijke manieren gelezen worden. Dat is nu eenmaal de rijkdom van een verhaal: er zitten heel veel verschillende betekenislagen in. Vandaag willen we blijven stilstaan bij één aspect dat, zoals Dirk het reeds aangaf, een kenmerkende eigenaardigheid is in het evangelie volgens Marcus. Met name datgene wat in de geschiedenis als het Messiasgeheim wordt benoemd: Jezus die de opdracht geeft te zwijgen over wie hij is en wat hij doet. Je zou verwachten dat zo’n blinde enthousiast kan gaan vertellen wat voor groot geluk hem is overkomen door Jezus te ontmoeten en zo meer mensen zou winnen voor Jezus. Nee, integendeel. Hij mag geen reclame maken voor de ‘goede zaak’. Waarom?
Na dit toch wel bevreemdende einde van een mooi en ingrijpend gebeuren, horen we in een tweede verhaal Jezus aan zijn leerlingen vragen: Wie zeggen de mensen dat ik ben?
We vernemen dan eerste de foute antwoorden van ‘de’ mensen, en daarna antwoordt Petrus, als beste leerling van de klas voorbeeldig: de messias. Daarop volgen echter geen goede punten, wel: ‘Hij verbood hen op strenge toon met iemand hierover te spreken.’
Een koude douche. Waarom?
Je zou toch verwachten dat het evangelie bedoeld is om ons inzicht te geven in wie Jezus werkelijk is. Dat het bedoeld is om ons te genezen van de blindheid waarin we in Jezus vooral onze eigen verwachtingen willen zien.
Dan is het toch raar dat Marcus Jezus herhaaldelijk woorden in de mond legt, zoals: ‘Niet verder vertellen! Er met niemand over spreken! Niet terug naar het dorp.’
Het antwoord op deze vraag wordt gezocht in de context waarin Marcus zijn evangelie schreef: in Rome, in de jaren 70, tijdens de joodse oorlog, in een vervolgingscontext. De kleine christengemeenschappen en ook de kleine joodse gemeenschappen worden in hun voortbestaan bedreigd. Petrus en Paulus zijn een tiental jaren geleden terechtgesteld. De verdrukking is in het Marcus-evangelie een centraal thema. De bekoring om te verloochenen of om verraad te plegen wordt er heel realistisch voorgesteld. Christen worden is een riskante onderneming, sociaal en politiek een waagstuk, waarmee je omwille van je veiligheid en die van de groep waartoe je behoort, beter niet te koop loopt. Die BEHOEDZAAMHEID kan een motief zijn voor de herhaalde oproep te zwijgen.
Er is echter meer, en dat vernemen we in het derde deel van de lezing:
Hij begon hun te leren dat de Mensenzoon veel zou moeten lijden en door de oudsten van het volk, de hogepriesters en de schriftgeleerden verworpen zou worden, en dat hij gedood zou worden, maar drie dagen later zou opstaan; hij sprak hierover in alle openheid. Toen nam Petrus hem apart en begon hem fel terecht te wijzen. Maar hij draaide zich om, keek zijn leerlingen aan en wees Petrus streng terecht met de woorden:
‘Ga terug, achter mij, Satan! Je denkt niet aan wat God wil, maar alleen aan wat de mensen willen.’
Petrus mag aanvankelijk wel een voorbeeldig antwoord gegeven hebben, zijn zicht op Jezus is nog niet helemaal goed. Hij is nog altijd een beetje verblind door de verwachting van zijn volk: een messias die eens en voor altijd het volk bevrijdt en zegeviert over alle onrecht. Niet een messias die zelf ten onder gaat aan het onrecht. Dat past niet in het plaatje. Daarvoor liet hij, de visser Petrus, zijn job niet staan, om iemand achterna te lopen die voortdurend mensen optilt maar zelf ten onder gaat. En op de koop toe nog beweert dat je dat er maar bij moet nemen. Dat je er helemaal niets van begrepen hebt wanneer je niet bereid bent dat er bij te nemen. Ja, dat is erover toch? Je verpant je hart en je ziel toch niet voor een project om het te laten torpederen. Als je iets waardevol opbouwt, stel je toch alles in het werk om dat te laten slagen. Dat is toch niet meer dan normaal. Je moet jezelf niet gewonnen geven, je moet kunnen vechten voor de goede zaak. Dat zal hij Jezus eens uit de doeken doen.
Maar hij krijgt lik op stuk: hij wordt streng terecht gewezen: ‘Je denkt niet aan wat God wil maar alleen aan wat de mensen willen.’
Alsof het zo fout is wat mensen willen: te verlangen om te slagen in een goede onderneming, om je liefde beantwoord te zien, om je inzet gevaloriseerd te weten, om de vruchten van je werk te mogen plukken, om iets moois te kunnen uitbouwen.
Is het dat niet wat mensen gelukkig maakt en is daar dan iets fout mee?
Dat Jezus zijn lijden voorspelt is natuurlijk een reflectie op de feiten achteraf. Het is een interpretatie lang nadat dit alles gebeurd is. Maar door dit verhaal hier te plaatsen, laat Marcus ons pijnlijk kennismaken met iets wat als een weerhaak in het mooie christelijke geloof zit. Het verhaal over Jezus is niet gewoon een aantrekkelijk verhaal van iemand die goeddoende zijn weg gaat. Het is ook het weerbarstige verhaal van iemand die goeddoende ten onder gaat, die jong sterft, op een onterende manier omgebracht wordt, zonder voorpaginanieuws te zijn, zonder extra-edities, niet eens in de annalen vermeld. Onbelangrijk en van geen tel, verdwenen in de marges van de geschiedenis. Zoals zoveel pechvogels of mislukkelingen.
Vandaar misschien zijn voorbehoud, als waarschuwing!
Jezus volgen betekent ook bereid zijn ‘zijn kruis op te nemen’. Dit risico op faillissement, op veroordeling en op nederlaag er bij nemen.
Niet omdat het lijden om wat voor reden goed zou zijn, ook niet omdat het omwille van een goddelijk plan zou moeten, maar omdat het ongewild en ongezocht deel uit maakt van elke grote liefde.
De voorbije zondagen hebben we ons bezonnen over de vele aspecten van liefde. Dit is er misschien ook een, zij het wellicht het minst aantrekkelijke: bereid zijn lief te hebben, veronderstelt ook bereid zijn pijn te hebben.
En zo laat Marcus ons bewegen tussen die twee afwegingen: het behoedzame en de bereidheid; het voorzichtige en het risicovolle, de bescherming van het leven en de consequenties van de levenskeuzes, ….
Het deed me denken aan een reportage deze week in Brandpunt waarin Frans van der Lugt, een Nederlandse jezuïet en bijna 50 jaar missionaris in Syrië, aan het woord kwam. De man heeft in en rond de belegerde stad Homs landbouwprojecten uitgebouwd, een centrum voor kinderen met mentale handicap, logies voor hun familie, een jeugdwerking voor christenen en moslims en zoveel andere initiatieven. En dat alles is met de grond gelijkgemaakt. Gedurende vele maanden werd er van hem niets vernomen en werd hij dood gewaand tot er begin februari een filmpje op youtube gepost werd waarin hij om hulp riep voor de bevolking van Homs. Hij richtte zich daarbij tot de vredesgesprekken in Genève. Enkele dagen later werden voedseltransporten mogelijk gemaakt en konden mensen de stad verlaten. Wat betekent het voor zo’n man je ganse levenswerk platgebombardeerd te zien? Wat betekent het zovele mensen te zien sneuvelen?
Het doet me ook denken aan wat Timothy Radcliffe vertelt over de film Des hommes et des dieux (over de trappistenmonniken in Algerije). Hij zegt hierover het volgende. Deze film raakt mensen, ongeacht hun levensbeschouwing, ‘omdat we als kijkers de reis van deze monniken meemaken in hun beslissing om te blijven – en daarbij mogelijk hun leven te verliezen. De monniken moesten eerst het geweld in hun eigen harten verslaan.’
De uiteindelijke dood van de monniken is, zo voelt iedere kijker, geen nederlaag maar ‘op een intrigerende manier een overwinning van het goede’. ‘Hoe maken wij zelf die reis naar dat fragiele inzicht? Dat is de vraag die de film aan de kijkers stelt.’
Hoe maken we zelf de reis naar het fragiele inzicht dat succes en slagen niet de ultieme maatstaven van ons handelen zijn maar dat het goede altijd opnieuw wil geboren worden in en tussen mensen, en enkel toekomst heeft wanneer wij ons hieraan toevertrouwen ook wanneer dat pijn doet.
Tweede overweging
We zongen daarnet: Als God ons thuisbrengt: dan zullen wij zingen, lachen, gelukkig zijn.
Het lijkt wel uit het lied dat het lachen en zingen en gelukkig zijn komt na de ballingschap van dit leven. Dat het een na het ander komt. Maar als je gelooft dat het geluk zal komen, dan ken je eigenlijk het geluk al.
Het gaat niet om vreugde die hoort bij een uitbundig feest: het is de vreugde die zaait onder tranen. Het is eerder de levenskracht die als een ademtocht ons vervult en doet leven. Het is de levenskracht die komt ingewaaid als wij openstaan voor de levensstroom die naar ons toekomt van onze medemens. Het is de levenskracht die komt aangewaaid als we erkenning ontvangen voor wie we ieder in wezen zijn. Het is de ervaring er te mogen zijn en deel te zijn van het Grote Bestaan, in ieder van ons opnieuw vormgegeven. Maar het gaat om vreugde die nog bedekt is, met een horizon die nog zeer dicht voor ons ligt en nog geen groots uitzicht biedt.
Niet dat we het leven moeten vereenzelvigen met ballingschap. Ik denk dat ballingsschap voorkomt uit de realiteit die erin bestaat dat wij onszelf en elkaar nog niet kennen. Dat we nog vreemd zijn aan elkaar en aan onszelf, elkaar nog moeten vinden. Dan zijn we op onszelf teruggeworpen en zijn we ten aanzien van elkaar nog als een balling.
Maar als we ons geleidelijk openstellen voor wat de ander bezighoudt, dan kan een netwerk van verbondenheid groeien. Als verbonden mensen kan in ieder van ons voor elkaar een glimp oplichten van werkelijkheid die van elders komt.
Alleen moeten we niet al van tevoren al uitbazuinen alsof we het zicht op de hemel zomaar en definitief gevonden hebben. Wel kunnen we getuigen van levenskracht die nu al aanwezig is bij elkaar. Je moet nog niet zo snel zeggen dat je de Messias gezien hebt, zegt dus Marcus.
Het lijkt wel dat vele jonge mensen die als koppel gaan samenwonen, deze boodschap bewust of onbewust volgen. Jonge mensen starten hun leven als koppel zonder veel ruchtbaarheid. De start van hun samenleven behoeft niet meer als vanzelfsprekend een grote bruiloftsdag. In hoevele opzichten kennen ze elkaar nog niet en tasten ze in de onzekerheid. Er komen nog moeilijke momenten van zoeken naar een goed leven over mekaars verschillen heen. Beslissingen moeten volgen, de een na de ander: huisvesting, taakverdeling, kinderen, tegenslagen, ontgoochelingen. De liefde is een werkwoord met veel inzet en discipline. Misschien siert die voorzichtigheid hen wel, hun liefde moet immers de toets van pijn, eenzaamheid en verdriet nog doorstaan.
Neen, het is niet omdat je mag doorstoten naar het hart van mekaar, dat je aan anderen moet etaleren dat de hemel wel zal opengaan – zo lijkt Marcus wel te suggereren.
Laatst schreef het OCMW waar ik werk een brief naar de politie voor Rudy. Rudy is een cliënt wiens naam ik veranderd heb. Hij vond het goed dat ik hier een klein voorval vertel.
Hij had een tijd geleden een paar uren doorgebracht in de lokale politiecel. Toen hij werd vrijgelaten wees hij de politieagent erop dat de overtrek van zijn kussen bebloed was. Zelf had hij geen verwondingen gehad. Toch kreeg hij een brief van de politie: dat hij 50 EUR moest betalen, terwijl hijzelf bij het vertrek uit de cel de aandacht van de dienstdoende agent getrokken had op die overtrek.
Duidelijk is het niet dat het van hem kwam. Ach, het is zo gemakkelijk om zo iemand ervan te beschuldigen… Rudy voelde zich in ieder geval onrechtvaardig behandeld. En het is belangrijk dat een instantie zoals het OCMW in deze ogenschijnlijk kleine aangelegenheid naar de lokale politie die brief schrijft en de lokale overheid vraagt hoe zo iets geregeld wordt. En hoe zij konden aantonen dat hij de vervuiler was.
Het zijn dergelijke voorvallen die bij Rudy al een heel leven lang schermen van donker hebben geweven over zijn wil om van zijn leven toch iets te maken. In plaats van de leegte gevuld met jarenlang druggebruik staat hij nu elke morgen op om zijn job op te nemen.
Hij wordt omringd door enkele mensen waardoor hij de inzet opgebracht heeft om zijn leven terug op de rails te krijgen. Hij volgde een werkervaringsstage en sinds een tweetal weken is hij effectief aan het werk.
Het jarenlang etiket kleeft nog lang na op zijn hoofd. En het is goed dat een instantie rond hem reageert, ook al is dat in die kleine voorvalletjes. Met het risico dat mensen rondom hem ook“weggezet te worden”. Geloven in mensen die in deze samenleving geen duidelijke status van verdiensten kunnen voorleggen, houdt altijd het risico in een beetje met hen een balling te worden.
Neen, Rudy hoeft nog geen messiaanse horizon voor zich te zien. Hij ontvangt nu ondersteuning en erkenning voor de levenskracht die in hem is.
In hem voltrekt zich langzaam het lied van weg en omweg. Ik nodig u uit het te zingen met in gedachten alle mensen die, zoals hem, langzaam rechtstaan en verdergaan.
Laten we zingen: het Lied van weg en omweg…
Tafeldienst
Laat ons bidden:
Gij, God, Gij die liefde zijt, diep als de zee, sterker als weerlicht,
laat niet verloren gaan één mensenkind.
Gij die geen naam veracht,
laat niet de tweede dood over ons komen.
Gij die groter zijt dan ons hart,
die ons hebt gezien voor we werden geboren
wees niet niemand voor allen die hun lot niet kunnen dragen.
En laat ons vieren:
Laat ons aan tafel gaan. Samenzijn onder de vorm van samen eten: het is een van de belangrijkste vast weerkerende gebeurtenissen van ons leven waarin wij ons medemens-zijn uitdrukken.
Laten wij bij het delen en breken van brood en wijn hier en nu dan ook onze gedachten gaan naar deze mensen verstoken blijven van dit gebaar, die in eenzaamheid leven en nog geen uitweg zien om hier doorheen te breken.
Wij doen dit in gedachten aan mensen uit onze gemeenschap die hier niet kunnen zijn,
aan mensen die nu een bijzondere aandacht vragen
omdat ze het moeilijk hebben, ziek zijn,
zij die ingrijpende beslissingen moeten nemen.
Wij doen dit in gedachten met de mensen voor wie gebeden neergeschreven staan in het intentieboek.
We denken ook aan onze geliefde doden.
En gedenken we dan in dit uur leven en dood van Jezus van Nazareth,
in wie Gods verlangen naar zijn schepping zichtbaar werd.