Liefde (1)

Dominicus Gent

zondag 26 januari 2014

Eerste viering in de reeks over “Liefde”

 

 

Welkom en aansteken van paaskaars  

Goede morgen en welkom op deze viering, de eerste in een reeks van drie geïnspireerd door het gedicht van Huub Oosterhuis: Ik versta onder liefde

Liefde: daarover kunnen we maar behoedzaam spreken… want het woord roept bij iedereen iets op dat zeer eigen is, gekleurd door goede en minder goede ervaringen.
En toch: we geraken er niet over uitgezongen, niet uit-gedicht, niet uitgepraat.

Liefde een opdracht, een geschenk, een werkwoord, een verlangen… een basis voor een menswaardig leven, zoals de viering vorige week het nog zei.

Laten we even luisteren naar wat Huub Oosterhuis daarover schreef.

Ik versta onder liefde: die duizenden nuances van vriendelijkheid en vriendschap, van hartstocht en hoofsheid, van tact en geduld, van bedachtzame eerbied en mededogen, van lange trouw en spontaniteit, waarmee mensen elkaar bejegenen.

Ik versta onder liefde ook: de denkkracht en de intuïtiekracht, de wijsheid en de wetenschap, en alle fantasie en volharding en optimisme waarmee de aarde wordt opgebouwd, steeds opnieuw, tegen alle afbraak in.

Alles wat ten goede is, alles wat zingt en in vervoering brengt, alles wat troost en tot bezinning leidt, en alles wat bijdraagt tot iets meer recht en vrede voor zo veel mogelijk mensen, noem ik liefde.

Er is in onze samenleving behoefte aan plaatsen waar die ‘liefde’ wordt geleerd en aangemoedigd. Zonder liefde valt een samenleving uit elkaar en raken mensen ontheemd.

(Huub Oosterhuis, in: Ik versta onder liefde, p. 12-13.)

Vandaag hebben we het over het eerste deeltje van deze tekst en proberen we iets van wat dit bij ons opriep met jullie te delen.

We steken de Paaskaars aan, symbool voor de Liefde ons toegezegd, symbool voor God in ons midden.

 

Eerste overweging

Ene – eeuwige en nabije God, ik kom bij jou mijn hart uitstorten. Het is mijn diepe verzuchting, als ik tot je spreek en zeg: wanneer ik eenzaam en verlaten ben, is mijn ziel als een zieke mens. Niets dat nog smaakt, alles staat tegen. Maar wanneer jij als de heldere morgenster openbarst in mijn leven, wordt heel mijn wezen van klaarte en warmte doorgoten. Ach, mocht die liefde eeuwig duren. In die wens van geborgenheid wil ik staan. Help mij dan, Ene, om hier en nu over liefde te spreken, tegelijk redelijk en hartstochtelijk, omzichtig en overtuigd, niemand uitsluitend en toch uniek. Help me vooral hier en nu liefdevol te zijn. Amen.

Ik heb dat bidden nodig om liefde te kunnen verwoorden. Ik heb een vaste bedding nodig die paradoxen verdraagt. Want er is geen enkel woord in onze taal dat zoveel tegenstellingen in zich draagt als ‘liefde’. Het verwijst naar egoïsme én altruïsme, heiligheid én overtreding, vlees én geest. ‘Liefde’ duidt op iets dat je overkomt én op een gebod. Ze staat voor begeerte én hechting, onrustige verliefdheid én geduldige trouw, zotternij én wijsheid, passie én deugd. En laat die tegenstellingen maar mooi naast elkaar bestaan. We moeten er niet onmiddellijk met de morele hamer tegenaan. Laat me maar zoeken en prutsen in dit, mijn mensenleven. De liefde zelf zal me wel leren wat goed is en niet goed.

Het valt mij op dat liefde als term geen enkel passend synoniem heeft. Omschrijvingen van betekenissen en invullingen, dat wel. De tekst van Oosterhuis is er een mooi voorbeeld van.  Uiteraard ligt de rijke menselijke ervaring aan de oorsprong van die vele betekenissen. Wanneer de oude filosofen over liefde, over beminnen spraken en probeerden om wat klaarheid te scheppen, vertrokken ze vanuit onze dagelijkse ervaring. Laten we een poging wagen.

Beminnen zou kunnen zijn ‘van nature opkomen voor’, dan heeft het betrekking op de affectieve bloedbanden binnen de familie. Beminnen kan zijn ‘begeren’, dan  gaat het om de scheiding met de ander te willen opheffen, er met geest, ziel en lichaam mee willen één worden, binnendringen in het mysterie van de ander of dat mysterie in zichzelf ontvangen, de fysiek-seksuele versmelting, de lichamelijke en geestelijke fusie. Er is ook een ‘zorgend en vriendschappelijk beminnen’. Dat is dan niet zozeer een behoeftig streven naar een fusie, maar zich verheugen in een delende gemeenschap. En tenslotte heb je ook nog een Bijbelse betekenis van beminnen: zelveloos, onvoorwaardelijk en vrij liefhebben; die gratuite liefde is genade, die wordt aan God toegedicht. De verschillende betekenissen van affectie, begeerte, vriendschap en genade hoeven elkaar in de liefdesbeleving niet uit te sluiten.

Verder bouwend op die betekenissen, kan men een dubbel onderscheid maken. Het eerste onderscheid is enerzijds tussen de liefde uit begeerte, dat is de liefde die ik voor de ander heb omwille van mezelf, dus omwille van datgene wat de ander mij kan geven, en anderzijds de vriendschap, dat is de liefde voor de ander omwille van hem of haarzelf. Het tweede onderscheid gaat tussen enerzijds de voorkeursliefde, dat is de liefde voor iemand waarvoor ik iets voel en met wie ik mijn leven wil delen, en anderzijds de naastenliefde, dat is de volmaakte liefde voor gelijk welke ander, alleen omwille van die ander in zichzelf. Daarnaast werden er tot op vandaag allerhande onderscheidingen in het liefdesbegrip aangebracht, bijvoorbeeld het verschil tussen de passieve gesteltenis van de verliefdheid en de actieve wilsdaad van het beminnen, of het Hebreeuwse onderscheid tussen de passionele begeerte en de tedere ontferming. Enz.

Welke vormen van beminnen kies ik? Door welke vorm van beminnen word ik gekozen? Laten we in elk geval de liefde niet verengen tot alleen maar de grote gevoelens, of tot alleen maar de echtelijke liefde tussen man en vrouw, of de heel eigen verhouding tussen ouders en kinderen. En laten we ook niet hoog van de christelijke toren blazen en doen alsof wij de naastenliefde in onze zak zouden hebben, en daarmee andere culturen of opvattingen de les in waardenschaal moeten gaan spellen. Laten we oog hebben voor elkaars gemis, laten we elkaars eigen nuancering van liefde naar waarde schatten, laten we vooral elkaars tempo en het eigen proces van de ander respecteren.

Er zijn twee accenten in de liefde die mij momenteel persoonlijk dierbaar zijn, en die ik met jullie wil delen. Het eerste is wat Levinas noemt: ‘la petite bonté’. Tussen alle verwording van menselijke verhoudingen, zegt Levinas, houdt de goedheid stand. Ze blijft mogelijk, ook al kan ze nooit een systeem of sociaal regime worden. Elke poging om het menselijke helemaal te organiseren is tot mislukken gedoemd. Het enige wat levendig overeind blijft is de kleine goedheid van het dagelijks leven. Ze is fragiel en voorlopig. Ze is een goedheid zonder getuigen, in stilte voltrokken, bescheiden, zonder triomf. Ze is gratuit, en juist daardoor eeuwig. Het zijn gewone mensen, ‘simpele zielen’, die haar verdedigen en ervoor zorgen dat ze zich telkens weer herpakt, ook al is ze volstrekt weerloos tegenover de machten van het kwaad. De kleine goedheid kruipt overeind, zoals een platgetrapt grassprietje zich weer opricht. Ze is misschien wel ‘gek’ – een ‘dwaze goedheid’ – maar ze is tegelijk het meest menselijke in de mens. Ze wint nooit, maar wordt ook nooit overwonnen! Het doet me denken aan de koperen plaat die bij ons thuis aan de muur in de keuken hing, met dat oud bekend tekstje, ik vermoed van Guido Gezelle: Daar alleen kan liefde wonen, Daar alleen is ’t leven goed, Waar men stil en ongedwongen, Alles voor elkander doet.

Het tweede vind ik in een gedicht, eigenlijk een lied, van Herman Verbeek. Hij schreef dit gedicht vanuit de ervaring van een liefde die uitdooft, die uitbloeit, die wegkwijnt, die afkoelt. Dat gebeurt. Waardoor? Er kunnen veel redenen zijn. Hoe dan ook, blijkbaar was het leven sterker dan wat als liefde begonnen was. Is dat dan het einde? Als alleen scheiding rest, blijven dan verbittering en vereenzaming over? Of een snelle verovering die voor liefde moet doorgaan?Waar je alsnog leert om eerst zelf trouw te zijn en met je eigen zelf te trouwen, zegt Verbeek letterlijk in zijn eigen commentaar op het gedicht, daar word je gewaar hoe liefde heel anders is. Daar gun je ook dat zelfzijn aan de ander. Dan komt er een onbaatzuchtigheid die vrijmaakt, die weldoet. Bezitloos. Ik lees het gedicht.

als uw liefde is gestorven

wil de liefde vragen

dat gij moogt ontvank’lijk blijven

dat gij haar blijft dragen

in uw dromen dagen nachten

dat gij blijft vertrouwen

om geen enkel te bezitten

in uw stille rouwen

 

wil alleen maar liefde wezen

wil haar zelf nu vragen

alle zijn is liefde dragend

vrij van drift behagen

zo verzoen u met de zijnden

niets hoeft gij behouden

dat gij moogt temidden wezen

van alom zijn houden

 

waar verlatenen u vragen

dak en brodelozen

dat geen groter liefde zijn zal

dan die heeft verkozen

minste met de minste worden

nooit dat gij zo bloeide

van het levend vuur van liefde

voor de doodvermoeide

 

(Bronnen: Emmanuel Levinas, Altérité et transcendance; Herman Verbeek, Liedboek van de ziel; Bernard de Cock, Aangeraakt tot liefde.)

 

Schrifttekst: Johannes 15, 9-17

[9] Ik heb jullie liefgehad, zoals de Vader mij heeft liefgehad. Blijf in mijn liefde: [10] je blijft in mijn liefde als je je aan mijn geboden houdt, zoals ik me ook aan de geboden van mijn Vader gehouden heb en in zijn liefde blijf. [11] Dit zeg ik tegen jullie om je mijn vreugde te geven, dan zal je vreugde volkomen zijn. [12] Mijn gebod is dat jullie elkaar liefhebben zoals ik jullie heb liefgehad. [13] Er is geen grotere liefde dan je leven te geven voor je vrienden. [14] Jullie zijn mijn vrienden wanneer je doet wat ik zeg. [15] Ik noem jullie geen slaven meer, want een slaaf weet niet wat zijn meester doet; vrienden noem ik jullie, omdat ik alles wat ik van de Vader heb gehoord, aan jullie bekendgemaakt heb. [16] Jullie hebben niet mij uitgekozen, maar ik jullie, en ik heb jullie opgedragen om op weg te gaan en vrucht te dragen, blijvende vrucht. Wat je de Vader in mijn naam vraagt, zal hij je geven. [17] Dit draag ik jullie op: heb elkaar lief.

 

Tweede overweging

Het centrale punt in het evangelie van daarnet is dat Jezus zijn leerlingen opdraagt elkaar lief te hebben, zoals Jezus hen dat heeft voorgedaan. Als je zo kan liefhebben, dan ben je in de Vader, zegt Hij. Je kan er niets op tegen hebben dat mensen elkaar graag zien. Maar wat bedoelt Jezus nu eigenlijk met graag zien? Bij de voorbereiding van deze viering betrapte ik mij er op dat ik, als ik  “Liefde” hoor, daar naargelang de context verschillende invullingen aan geef, en dat die soms moeilijk van elkaar te scheiden zijn. Want liefde is zo ruim, kan zoveel relationele vormen aannemen dat zelfs een chirurgische precisie in het ontleden geen recht doet aan de verscheidenheid.

We dachten dat, als Jezus zijn leerlingen de opdracht geeft lief te hebben zoals zijn Vader Hem heeft liefgehad, dat “liefde” veel ruimer en breder opgevat moet worden dan wat wij doorgaans in het dagelijks leven onder graag zien verstaan. Hoe mooi, levengevend en belangrijk al die vormen van graag zien ook zijn.
Want hoe heeft de Vader lief volgens Jezus?  Misschien helpt het als we kijken hoe God zichzelf bekend maakt.

Als Mozes bij het brandend braambos staat en vraagt wat hij moet antwoorden op de vraag wat de naam van de God van zijn voorvaderen is, zegt God “Ik zal er zijn”. Niet “ik ben Liefde”, niet “Menslief ik hou van jou” of “ik ben de redder” of zoiets, nee de schrijver laat God antwoorden: Ik zal er zijn.

Dat legt een andere klemtoon (naar mijn aanvoelen) dan de andere mogelijkheden. Het stelt een bepaalde manier van liefde centraal: van trouw, verantwoordelijkheid, onvoorwaardelijkheid, met respect voor de eigenheid en de zelfstandigheid van de ander. Een belofte van wat er ook gebeurt: ik blijf je als mens zien en recht doen.

Het geeft de andere een een evenwaardige plaats in de relatie.

Zo liefhebben is een grote opgave. Het gaat er niet om met iedereen vriendjes te worden, dat is trouwens niet mogelijk. Het is wel een vraag om elke mens te zien als een evenwaardig persoon, om die mens recht te doen. Dat klinkt hier een beetje gemakkelijk, maar het is een verdomd moeilijke opgave. Er is zoveel dat ons belemmert om zo lief te hebben. Er zijn zoveel schrijnende, onmenselijke toestanden waar mensen elkaar kapotmaken, in het groot en in het klein, dat de mens in je vijand zien soms onbegonnen lijkt.

En toch geloven we, als we in Jezus voetsporen stappen, dat dit de enige weg is om tot een vreedzame samenleving te komen.

Misschien kan wat Nelson Mandela schrijft in zijn boek het iets duidelijker maken.

Zelfs in de meest uitzichtloze tijden in de gevangenis, als mijn kameraden en ik tot het uiterste werden gedreven, zag ik soms een glimp van menselijkheid in een van de bewakers, misschien maar een seconde lang, maar het was voldoende om me gerust te stellen, zodat ik weer verder kon.
De goedheid van de mens is een vlam die wel verborgen, maar niet gedoofd kan worden.
Want vrij zijn is niet alleen het afwerpen van de ketenen, het is leven die de vrijheid van anderen respecteert en vergroot.

Als mensen het haten kunnen leren, kunnen ze ook leren liefhebben schrijft Mandela verder.
Waar leer je de liefde beoefenen? Ik denk op alle plaatsen waar je met mensen samenleeft. Je kan zien, voelen en leren hoe mensen elkaar graag zien, gaande van zorg dragen voor elkaar, tot een duidelijke liefdesrelatie tussen twee mensen, Ieder zal daar zijn weg mogen in zoeken.
Ik hoop dat Dominicus ook een plaats kan zijn waar we ons oefenen in liefde, misschien wel toegespitst op de liefde zoals die van Onze Vader.
Door hier telkens weer te herbronnen, door ons te laten bemoedigen dat we er niet alleen voor staan. Maar ook door daadwerkelijk elkaar graag te zien. Ik hoor regelmatig hoe mensen hier zorg dragen voor elkaar met respect voor de ander, soms ongeweten voor de grote groep, maar evenzeer leven gevend. Misschien is je vijand graag zien een stap te ver om te beginnen. Laat ons al maar gewoon met elkaar, en met de mensen waarmee we leven beginnen. Zodat “ik zal er zijn” stapsgewijze door ons gerealiseerd wordt.

 

Inleiding op de tafeldienst

We gaan aan tafel

en gedenken Jezus van Nazareth.

De man die mens en samenleving

confronteert met zichzelf,

de waarheid over ons bestaan

aan het licht brengt.

Die mensen aanraakt

met een buitengewone aandacht en liefde,

en daardoor de bron van goed doen

in elke mens vrijmaakt.

 

Hier staat de tafel van mensen

die hun eigen zoeken naar geluk

laten doorkruisen door het gelaat

van de vreemde, kwetsbare en gekwetste ander.

Een tafel waaraan we allen genodigd zijn,

waar elkeen gehoord en gezien mag worden,

waar elkeen tot haar en zijn recht mag komen.

 

Rond deze tafel voeden we

onze honger naar vrede,

onze dorst naar liefde.

Zo gedenken we het laatste avondmaal van Jezus.

 

Verbonden met allen die lijden aan onwaardige verhoudingen,

verbonden met allen die opstaan tegen onrecht,

verbonden met allen die strijden om menswaardigheid,

met bekende en onbekende tochtgenoten,

verbonden met allen van wie we onderweg

afscheid hebben genomen, onze lieve doden.

 

We gaan aan tafel.

 

Onze Vader

 

(Tijdens de communie:

‘Voir un ami pleurer’/’Een vriend zien huilen’ (Jacques Brel/Herman van Veen)

Bien sûr, il y a les guerres d´Irlande
Et les peuplades sans musique
Bien sûr, tout ce manque de tendre
Et il n´y a plus d´Amérique
Bien sûr, l´argent n´a pas d´odeur
Mais pas d´odeur vous monte au nez
Bien sûr, on marche sur les fleurs
Mais, mais voir un ami pleurer!

Bien sûr, il y a nos défaites
Et puis la mort qui est tout au bout
Nos corps inclinent déjà la tête
Étonnés d´être encore debout
Bien sûr, les femmes infidèles
Et les oiseaux assassinés
Bien sûr, nos cœurs perdent leurs ailes
Mais, mais voir un ami pleurer!

Bien sûr, ces villes épuisées
Par ces enfants de cinquante ans
Notre impuissance à les aider
Et nos amours qui ont mal aux dents
Bien sûr, le temps qui va trop vite
Ces métro remplis de noyés
La vérité qui nous évite
Mais, mais voir un ami pleurer!

Bien sûr, nos miroirs sont intègres
Ni le courage d´être juif
Ni l´élégance d´être nègre
On se croit mèche, on n´est que suif
Et tous ces hommes qui sont nos frères
Tellement qu´on n´est plus étonné
Que, par amour, ils nous lacèrent
Mais, mais voir un ami pleurer!

 

*

Natuurlijk wordt alom gestreden
en zwijgt voor velen de muziek,
de tederheid is overleden
en de illusies zijn doodziek.
Natuurlijk laat zich alles kopen
voor wie er maar het meeste biedt
en worden bloemen stukgelopen
maar een vriend zien huilen… kan ik niet.

Natuurlijk hebben wij verloren
en wacht de dood ons aan het eind,
met onze schouders ver naar voren
staan wij nog amper overeind.
Natuurlijk zijn we vaak bedrogen
en liggen vogels in het riet
die voor het laatst hebben gevlogen
maar een vriend zien huilen… kan ik niet.

Worden er steden stukgesmeten
door kinderen van vijftig jaar
dan wordt het leed weer gauw vergeten
voor nieuw verdriet of nieuw gevaar.
En de stations vol met verdwaalden,
al te ver heen voor elk verdriet,
geen enk’le waarheid die het haalde,
maar een vriend zien huilen… kan ik niet.

Natuurlijk spiegels zijn integer
geen moed genoeg om jood te zijn,
niet elegant genoeg voor neger,
geen licht, alleen maar valse schijn.
In eigen kilheid zo gevangen
dat men voor liefde zich verschuilt,
zo aan het eind van elk verlangen,
maar dan een vriend te zien… die huilt.

 

 

(afbeelding: Chagall – eigen foto G.Vanhercke)