Kwetsbaarheid (2)

Dominicus Gent

De Luxe-familieviering van zondag 2 maart 2014

Over kwetsbaarheid (2)

 

Welkom rond de gebroken schaaltjes, de Paaskaars:

Goedemorgen, lieve mensen. het is vandaag een semi-de luxeviering: we missen onze jongeren. Zij kozen ervoor om volgende week de handen uit de mouwen te steken en dan daarna samen met ons rond deze tafel te vieren.

Ik heb speciale kaarshouders meegebracht en ik wil jullie graag vertellen waarom. Het zijn kaarshouders die, net zoals op onze tafel nu, ook telkens rond een bloemstuk staan op de BEMOEDIGINGSAVOND van de palliatieve eenheid waar ik werk.Een avond waarop we de dierbaren van zieken die bij ons zijn heengegaan, uitnodigen om stil te staan bij hun verhaal van zich onveilig voelen door het verlies, van zich kwetsbaar-wankel voelen in deze drukke vooruitrazende wereld, hun verhaal van confrontatie met eindigheid maar ook met mysterie en zingeving.

We doen dit aan de hand van teksten, muziek, sfeerbeelden en een kort lichtritueel. bij dit ritueel gebruiken we deze kleine, gebroken kaarshouders. Omdat we degenen die ons verlieten niet vergeten maar gedenken om wie ze waren en wat ze blijvend betekenen, wordt elke familie uitgenodigd een kaarsje aan te steken en hun geliefde bij naam te noemen. Als symbool van bemoediging in deze kwetsbare tijden wordt de kaarshouder aan de dierbaren meegegeven.

Na het ritueel neemt ons team dan ruim de tijd om te luisteren naar alle individuele verhalen en te proberen iedereen nabij te zijn.

Ook wij komen elke week rond deze tafel samen om onze kwetsbare harten te verwarmen en uiting te geven “aan waar wij van dromen”. Zingen wij met dit lied deze viering open…

 

Over kwetsbaarheid

Toen Mieke het bij de voorbereiding over frailty had (als nieuwe aandacht in de zorgsector), dacht ik aan al die mensen die ik ken die in de zorgsector staan en die met deze blik al jaren hun werk met hart en ziel doen. Van een aantal weet ik dat deze manier van kijken heel sterk bepaald wordt door hun eigen ervaringen van ziek worden, of van problemen op allerlei vlak. 
Deze manier om in anderen steeds de mens te zien is gelukkig niet beperkt tot de zorgsector, je vindt overal mensen die de ander in zijn waardigheid laten.  Zo hoorde ik onlangs een advocaat getuigen dat zijn vader (rechter)  hem leerde dat je elke beklaagde als mens moet behandelen,  bv die steeds aanspreken met meneer, mevrouw….en dat het onderhoudspersoneel ook gegroet wordt…

Deze houding is maar mogelijk in de mate dat je bewust bent van je eigen kwetsbaarheid, dat je die voor jezelf aanvaardt. Dat je in jezelf nog mogelijkheden leert zien en ontdekken, en niet alleen kijkt naar dat wat er niet (meer) is. Dan pas kan je dit ook  bij  anderen gaan zien. Dan  zie je achter eigenaardigheden, achter moeilijk gedrag, achter de beperkte mens terug een mens met mogelijkheden.
Ik weet ook wel dat het niet altijd zo simpel is om dat in de praktijk toe te passen. En het klinkt dikwijls zo zwart wit, zo vaststaand al je hierover iets zegt, terwijl leven een weg is die je gaat, waarin  vooral veel grijstinten voorkomen.

Maar toch: kwetsbaar zijn we allemaal. Geen van ons ontsnapt daaraan, gewoon omdat we leven en leven onvoorspelbaar is. Als alles goed gaat is er geen garantie dat we niet van het ene op het andere moment de grond onder onze voeten kunnen kwijt zijn door dingen die op ons afkomen. Dat je je veiligheid ziet verdampen en er alleen nog onzekerheid rest. We zijn zo kwetsbaar in onze gezondheid, onze relaties, ons werk, onze omgeving (oorlog, conflict, natuurrampen).
Ook als mens zijn we kwetsbaar: er is aan ons allen wel een hoekje af. We hebben allemaal onze donkere kantjes,we hebben allemaal wel iets waar we niet zo mee te koop lopen…
Als men ons daarop vastpint, kan dat ons aardig kraken…zijn we maar zò groot meer…
We maken fouten, we falen. De maatschappij hangt een ideaal beeld op en stelt veel eisen aan hoe we zouden moeten zijn…Wat minder brains, wat minder mooi (uiterlijk speelt een belangrijke rol bij sollicitaties), je wat komt wat trager uit de hoek… en je mag het vergeten.. Naarmate de eisen hoger liggen vallen er meer en meer mensen uit de boot.

Dit allemaal beseffen maakt dat je anders naar de dingen, naar mensen  kijkt.
Niet met een blik van : het hoort mij rechtmatig toe dat alles goed gaat. Het is mijn eigenste verdienste zoals het nu blijkbaar gepropageerd wordt, alsof je alles zelf onder controle hebt.
Wel met een milde blik,  die vanuit het ervaren van je eigen breekbaarheid weet heeft dat de wereld en de mensen niet volmaakt zijn.
Die blik leert  je verwondering en bewondering  hebben voor al wat je hebt, voor al wat er is.
Verwondering houdt in dat je het frêle, het voorlopige van de dingen ziet en daardoor de essentie van dingen beter gewaar wordt. Dat je voorzichtiger met de dingen omgaat, omdat je het besef hebt dat het leven zo breekbaar, maar daardoor ook zo kostbaar , zo uniek is.
Bewondering omdat je er een tijd van kan genieten, dat je dit , de tijd dat het duurt, mag meemaken.
In het besef dat het eindig is leer je de schoonheid van de dingen beter zien en waarderen.

Kijken met die frailty-blik is een voorwaarde voor goedheid. Weten hoe kwetsbaar je zelf bent doet je de die van de ander beter zien en vooral aanvaarden. Of leert je op zijn minst dat de ander ook een  iemand is, dat hij/zij niet samenvalt met zijn /haar beperkingen, minder mooie kanten…
Oefenen om zo met mensen om te gaan laat het mededogen voor jezelf en voor de ander in je groeien.  Dan kan je er ook zijn voor anderen..
Op het moment dat iemand in de balans tussen breekbaarheid en veerkracht kopje onder gaat is het levensbelangrijk dat er mensen zijn die hem in al zijn zwakheid nabij zijn.

We zingen straks: “kom in mijn klein bestaan”. Ik denk dat dat de vraag is van alle mensen: dat er iemand is die hun binnenkant ontdooit als alles donker is.

 

Schriftlezing: uit  Jesaja 40 en 41

9 Beklim een hoge berg, vreugdebode Sion,

verhef je stem met kracht, vreugdebode Jeruzalem,

verhef je stem, vrees niet.

Zeg tegen de steden van Juda: ‘Ziehier jullie God!’

10 Ziehier God, de Eeuwige!

Hij komt met kracht, zijn arm zal heersen.

Zijn loon heeft hij bij zich, zijn beloning gaat voor hem uit.

11 Als een herder weidt hij zijn kudde:

zijn arm brengt de lammeren bijeen,

hij koestert ze, en zorgzaam leidt hij de ooien.

God is onvergelijkbaar

12 Wie heeft de wateren met holle hand omvat,

de hemel gemeten met een ellenmaat?

Wie heeft het stof van de aarde met een maatlepel afgepast?

Wie heeft de bergen gewogen op een weegschaal,

de heuvels met balans en gewichten? (…)

21 Weet je het niet? Heb je het niet gehoord?

Is het je niet van meet af aan verteld?

Is het niet al helder sinds de grondvesting van de wereld?

22 Hij troont boven de schijf van de aarde (…)

hij spreidt de hemel uit als een doek,

spant hem uit als een tent om in te wonen.

23 Hij maakt vorsten nietig,

de leiders van de aarde onbeduidend:

24 nauwelijks zijn ze geplant, nauwelijks gezaaid,

nauwelijks hebben ze wortel geschoten,

of hij blaast over hen, en ze verdorren

en de stormwind neemt hen op als kaf.(…)

41. 8 Maar jou, Israël, mijn dienaar,

Jakob, die ik uitgekozen heb,

nakomeling van Abraham, mijn vriend,

9 jou die ik heb weggehaald van de einden der aarde,

die ik van haar verste uithoeken terugriep

jou zeg ik: Jij bent mijn dienaar,

jou heb ik gekozen, ik heb je niet afgewezen.

10 Wees niet bang, want ik ben bij je,

vrees niet, want ik ben je God.

Ik zal je sterken, ik zal je helpen,

je steunen met mijn onoverwinnelijke rechterhand.(…)

13 Want ik ben de Eeuwige, je God,

ik neem je bij je rechterhand en zeg je:

Wees niet bang, ik zal je helpen.

14 Wees niet bang, kleine Jakob,

arm volk van Israël,

ik zal je helpen – spreekt de Eeuwige –,

de Heilige van Israël is je bevrijder.

15 Ik maak van jou een scherpe dorsslede,

een nieuwe slede met dubbele sneden.

Bergen zul je dorsen en vermalen,

van heuvels laat je niets over dan kaf.

17 Armen en behoeftigen zoeken water – niets!

Hun tong verdroogt van de dorst.

Ik, de Eeuwige, zal hun antwoord geven,

ik, de God van Israël, zal hen niet verlaten.

18 Ik laat op kale heuvels rivieren ontspringen

en bronnen in de valleien.

In de woestijn laat ik meren ontstaan,

uit dorre grond borrelt water op.

19 Ik plant in de woestijn

ceder en acacia, mirte en olijfwilg,

en ik laat in de wildernis

den, sneeuwbal en cipres opschieten.

20 Dan zullen zij zien en beseffen,

begrijpen en erkennen

dat de hand van de Eeuwige dit heeft verricht,

dat de Heilige van Israël dit alles schiep.

 

Over kwetsbaarheid, een gelovige blik: “God zegene en beware je”

Ik wil graag even nadenken over kwetsbaarheid en geloof.

Dit geloven van ons in een Goede Boodschap, doorgegeven in het oude boek dat daar staat en ons voedt, levend gemaakt in dit wekelijkse ritueel van brood en wijn en elkaar delen, helpt dit geloven ons wel als het leven ons weer eens slaat en diep kwetsbaar maakt?  Als leven overleven wordt, zoals we zo vaak in het nieuws en rondom ons zien? Als ons lichaam traag ouder wordt en zwakker? 

Is dan de zekerheid waarmee Jesaja de Eeuwige prijst niet een veel te grote zekerheid? Bijna een irritante zekerheid? Yo haalde vorige week in de inbreng een prachtig citaat van Augustinus aan: “Onrustig is mijn hart, tot het rust vindt in U”? Maar is dat dan niet een schijnrust? Morgen is het toch weer van dat, herbegint de onrust toch weer? Kan het eigenlijk wel wat we zingen in het tafelgebed: “En niemand valt, of hij valt in uw handen”?

Maar als ik erover nadenk, merk ik dat het net mijn vraag is die irritant is. Wat een verwend kind ben ik, dat ik wil dat mijn klein bestaan enkel blijvende rust en vrede is, dat ik wil dat de wereld niet meer slaat. Leven is beweging, en de wereld is grote beweging, en die is zowel prachtig als bron van hevige botsingen. Leven is niet rechtvaardig, en als we ons daarop blindstaren, worden we cynisch als we het goed hebben, en wanhopig als we het niet meer goed hebben.

Nee, onze wekelijkse oefening in gaan waar de bijbel gaat, is net om te leren zien dat naast groot onrecht toch telkens weer die tegenstem opklinkt, door niets tegen te houden. Om te leren zien dat groot verdriet ook grote troost kan ontmoeten. Dat dàt nu net de goede boodschap is: elkaar nabij blijven, een wonder van genezing, een wonder van nieuwe betekenis, zoals Jezus het zelf ook heeft gedaan. Niet het grootste geloof, zegt Matteus 25, maar eenvoudig zien wat er te zien is en eenvoudig blijven geloven dat je met die mens naast je weer kracht en schoonheid kunt vinden. Het is evangelischer ons blij te verwonderen als kinderen dan discussies te voeren over geloofspunten. Het is evangelischer je hand te leggen op iemands arm (zoals Jezus de ogen van de blinde aanraakte), zelfs al heb je geen antwoord, en te blijven luisteren, ook al voel je je ongemakkelijk, want je hébt geen antwoord. Ingrid heeft ons geschetst als kwetsbare, breekbare mensen, maar er ook de kracht en de schoonheid van getoond. Het is zo evangelisch om, hoezeer het leven ook slaat en verwondt, toch te blijven geloven in die wondere kracht, in die wondere schoonheid, in die wondere blijheid en dankbaarheid,  in die wondere creativiteit die in mensen zit, hoe diep begraven ook.

Dat van God” noemen de quakers dat, “dat van God” in elke mens. En elke week gaan ze een uur in stilte bij elkaar zitten om daarnaar te luisteren. En net dat zwijgend luisteren van die merkwaardige christenen zonder dogma’s, zonder voorgangers, zonder kerkgebouw, net dat zwijgend wekelijkse luisteren heeft hen als eerste actie doen voeren tegen slavernij, mensonwaardige gevangenissen, verdrukking van inheemse volkeren en van de vrouw, heeft van hen de eerste pacifisten gemaakt. Wat is toch die stille grote boom van zwijgende aandacht, dat hij zoveel vruchten kan dragen?  Ik vertel van de quakers (ik heb er 4 maanden elke week bijgezeten toen we in Australië waren, vandaar dat ik ze een beetje ken), maar ik kan hetzelfde zeggen van zoveel miljoenen kleine mensen, gelovig of niet, die koppig in kleine goedheid blijven geloven, als in een onverwoestbare kracht en opdracht.

Mijn ouders wensten me vroeger, bij het slapengaan, bij het weggaan: God zegene en beware je. Later, bij het groot worden, viel die wens weg, en ik vermoed dat niet veel ouders dat nog doen. Maar alle ouders, en vrienden en geliefden, zeggen bij het afscheid: wees voorzichtig… Of, als ze het niet zeggen, dat zegt hun blik het, zoals die bezorgd blijft nakijken.

Ik heb me lang afgevraagd waarom zegenen eerst kwam en dan pas bewaren. Beschermd worden tegen onheil was toch het belangrijkste? Nee, het wonder van te kunnen bestaan is het belangrijkste. Vandaar denk ik nu: zegenen is meegaan in het wonder van elkaars bestaan, en dan, omdat het zo vaak zo nodig is: bewaren is meegaan in elkaars  breekbaarheid.

Maar de twee hebben elkaar zo nodig…

En God dan? God is het mysterie dat goedheid mogelijk is, dat vertrouwen mogelijk is, een mysterie soms veel dichter dan we zelf beseffen… En een mysterie dat een lofzang verdient,  een lofzang zoals die van de profeet Jesaja.

Laten we die scheppende goedheid eer bewijzen in het volgende lied, en het dan nadien ook stil maken in ons hart, met ruimte voor een gebed of voor een inbreng die aansluit bij de viering.

Gezegend zijt gij om uw woord in den beginne dat nu is

Eeuwige die mij aanspreekt, levende die mij ziet…

 

Tafelgebed

Onze vader en vredeswens en communie: Wensen we dat, als we te breekbaar worden, er iets of iemand ons dan nabij kan komen om ons weer kracht en schoonheid te geven om te kunnen leven.

*

(schilderij: Helene Schjerfbeck)