Kwetsbaarheid (1)

Dominicus Gent

Viering van zondag 23 februari 2014

 ‘Geloven in tijden van kwetsbaarheid’ (1)

 

Welkom allen. Vandaag en volgende week hebben we het over ‘Geloven in tijden van kwetsbaarheid’. Onze kwetsbaarheid en wat wij, en mensen in onze tijd, daarmee doen.

Onze kwetsbaarheid en onze omgang ermee zien er vandaag anders uit dan ± 50 of 100 jaar geleden. Toen was er voor de kwalen en ellende die een mensenleven teisteren telkens wel een heilige of een gebed dat zoniet genezing dan toch troost kon brengen.

En voor de werkelijk hopeloze gevallen was er altijd nog de H. Rita.

Door de veel doeltreffender geneeskunde zijn die hemelse helpers uit het gezichtsveld verdwenen. En onze menselijke kwetsbaarheid toont zich op andere manieren. Onze kwalen heten nu burn-out, of depressie, of borderline, of verslaving, of zinloze agressie. En als ‘God’ dood is en de hemel leeg, versimpelen we onze levensproblemen tot individuele, medische problemen. Als onze lichamelijke of psychische mechaniek “kapot” gaat, is reparatie aangewezen met biotechniek, pillen; of met  psychotechniek.

Maar allicht is dit beeld wat te zwart?

We zijn hier om te vieren: dat we een gemeenschap zijn, en het nog meer willen worden, en omdat we onze handen naar alle mensen willen reiken.

Laat ons dan eerst de paaskaars aansteken.

En laat ons bidden,

Gij, altijd aanwezige God,

De brandende paaskaars is het symbool van Jezus, die wij uw zoon noemen;

Het teken van ook ónze overwonnen kwetsbaarheid.

In zijn naam, rondom zijn woord en zijn tafel,

zijn wij hier bijeen.

Geef dat wij onze kwetsbaarheid

En die van anderen erkennen en aanvaarden.

En leer ons vertrouwen op uw sterkte,

In ons en in de anderen.

 

Daarom bidden wij zingend:  Wees hier aanwezig

 

Eerste overweging

Ik begin met drie losse draden die ik aan het eind in elkaar wil vlechten.

Een vriend-priester van ons weigerde steeds halsstarrig om auto’s, moto’s, maar ook dieren e.d. te zegenen omdat hij het een vorm van bijgeloof vond. Ik weet dat die mensen bij een andere pastoor makkelijk kregen waarom ze vroegen…

Een tweede draad: in de kleine twintig jaar die ik in het hoger onderwijs mocht mee-maken was er minstens één keer per jaar een student die me vertelde over haar of zijn wedervaren met de Heilige Rita. Voor alle duidelijkheid: het is geen verhaal uit de late middeleeuwen of zo, het gaat wel degelijk over het einde van de 20ste en begin van de 21ste  eeuw. Stuk voor stuk waren het geseculariseerde en interessante jonge mensen, en slechts van drie herinner ik me dat ze de intentie hadden godsdienstleraar te worden. De overgrote meerderheid kwam met een gelijkend verhaal: ze worstelden met hun seksuele anders-geaardheid of wilden die bekendmaken aan familie en vrienden en vreesden voor hun afkeuring. Zij vonden steun en bemoediging in de kapel van de Augustijnen in Gent waar de Heilige Rita aanbeden wordt voor “hopeloze gevallen”. In deze geseculariseerde en gepluraliseerde wereld bleek niet het Jongerenadviescentrum, niet het CLB- Centrum voor Leerlingenbegeleiding maar –godbetert- de Heilige Rita het toevluchtsoord te zijn voor deze studenten wanneer het leven zich op zijn kwetsbaarst aandient en voelbaar is in eigen lijf en leden.

Tot slot de derde draad: De Franse auteur E. E. Schmitt is stilaan welbekend in Vlaanderen. Met speelse verhalen weet hij grondervaringen en levensvragen uit het persoonlijk leven en de samenleving bloot te leggen. Eén van zijn boekjes, Concert voor een gestorven engel, vertelt vier uiteenlopende verhalen over kwetsbare mensen die een ommekeer meemaken. Vier verhalen die tussen de regels elk één maal diezelfde Heilige Rita vermelden: iemand wordt opgenomen in een ziekenhuis dat haar naam draagt, in een ander verhaal doctoreerde iemand op haar heiligenleven, bij nog een ander valt er een H-Rita-bidprentje uit een Bijbelboek, en tot slot is er een verhaal waarin een handelaar in religieuze kitsch en prularia van de H. Rita een hoofdrol speelt.

Hoe komen die drie draden nu samen: de geweigerde vraag om zegeningen (van fiets, auto, enz..), de toevluchtkapel voor homo’s en lesbiennes en de ommekeerverhalen bij Schmitt.

Ik moet toegeven dat ik lange tijd geen weg wist met volksdevotie. Ik kon niet inkomen in wat de studenten precies verwachten van het bezoek aan de kapel van de Heilige Rita en had bij het lezen van het boek van E.E. Schmitt aanvankelijk niet door hoe hij haast ongemerkt die heilige telkens liet insluipen in een voor de rest heel werelds verhaal.

Ik beken dat ik denigrerend dacht en deed over devotie en weet tegelijk dat ik ook niet de enige was, net zoals onze vriend-priester evenmin de enige was die de zegeningsvragen weigerde. Het was vele jaren bon ton om meewarig te doen over heiligenvereringen enz… Je zou kunnen zeggen dat er een vorm van zuiverheidsstreven in mijn (ons?) geloof was binnengedrongen die komaf maakte met concrete gestaltes van godsverbondenheid; komaf met gestaltes van hemelse verbondenheid die mensen ‘maken’ of ‘ontdekken’ wanneer ze klein en kwetsbaar staan tegenover grote levensvragen als pijn, lijden en sterven. Met die devote vormen van hemelse verbondenheid konden mensen blijkbaar op weg gaan… aan een zuiver idee van een onuitspreekbare God of God als soort zuiver einddoel heeft men weinig.

Je zou je de vraag kunnen stellen of ook de samenleving in haar geheel sinds de jaren zestig haar kwetsbaarheid niet ontkende en hoopte op onsterfelijkheid. Ik herinner me in elk geval een radioprogramma van Dokter Lecompte met tips over hoe je 1000 jaar kon worden. Het ging om een ernstig programma en geen kolder zoals Chris VanDenDurpel dokter Lecompte neerzet in zijn sketches. Je kan je de vraag stellen of artsen die in de jaren zestig studeerden niet hetzelfde optimisme deelden en geloofden -of minstens hoopten- dat ziektes stilaan tot de geschiedenis zouden behoren met de vooruitgang van de medische wetenschap? Er werd toen bijna wekelijks een ziekte ‘ontdekt’, een medicijn ontworpen… In diezelfde jaren zestig kwam er materiële overvloed voor zo goed als iedereen, uitvindingen die het leven vergemakkelijkten volgden elkaar op.

De hemel werd leeggemaakt van heiligenfiguren en devote gebruiken. De maakbare mens bevolkte de aarde….

Maar de vragen kwamen terug en bleven, de kwetsbaarheid ontworstelde zich uit de beklemming van de ontkenning. Kwetsbare mensen durven roepen om redding en nabijheid en zoekend hopen ze zorgende nabije liefde te mogen ervaren van de Heilige Rita’s …  Dan nog, klamp ik mij vast aan jou, of je wil of niet, op ongenade of genade, ik zal red mij, red mij roepen…of zoiets als heb mij lief.

 

Lezing, de sprekende ezel van Bileam (Numeri 22, 21 – 31)

Inleidend op de tekst :

Belegerd door de Israëlieten stuurt koning Balak van Moab gezanten naar koning / profeet / priester, Bileam, om de Israëlieten te vervloeken en zo belegering te verbreken. Bileam vraagt God om raad; en God beveelt Bileam niet mee te gaan. Maar Balak stuurt een tweede gezantschap; God zegt hem: je mag meegaan, maar aan Balak alleen zeggen wat ik u beveel te zeggen.

En luister wat onderweg gebeurt.

De volgende morgen maakte Bileam zich gereed, zadelde zijn ezelin en ging met de Moabitische leiders mee. Maar nauwelijks was hij op weg, rijdend op zijn ezelin en vergezeld door twee van zijn dienaren, of God ontstak in woede, en een engel van de Heer ging op de weg staan om Bileam tegen te houden. De ezelin zag de engel van de Heer op de weg staan, met een getrokken zwaard in de hand, en ze ging opzij, van de weg af het veld in. Bileam sloeg de ezelin om haar weer naar de weg te drijven. Hierop ging de engel van de Heer op een smalle weg tussen de wijngaarden staan. Aan weerszijden was een muur. Toen de ezelin de engel van de Heer zag, drukte ze zich tegen de muur, zodat Bileams voet bekneld raakte. Weer sloeg hij haar. De engel van de Heer ging opniew een stuk verderop staan, in een nauwe doorgang, waar geen ruimte was om naar links of naar rechts uit te wijken. Toen de ezelin de engel van de Heer zag ging ze liggen, met Bileam nog op haar rug. Bileam werd woedend en sloeg de ezelin met een stok. Toen liet de Heer de ezelin spreken. Ze vroeg Bileam: ‘Wat heb ik u misdaan, dat u me nu al drie keer geslagen hebt?’

‘Je drijft de spot met me,’ zei Bileam. ‘Als ik een zwaard bij me had, dan had ik je al lang gedood.’ De ezelin vroeg Bileam: ‘Ben ik niet de ezelin waarop u al uw hele leven rijdt? Heb ik me soms ooit eerder zo gedragen?’ ‘Nee,’ antwoordde hij. Toen opende de Heer Bileam de ogen, zodat hij de engel van de Heer op de weg zag staan, met het getrokken zwaard in de hand. Hij knielde en boog diep voorover. 

 

Tweede overweging

Een vreemd verhaal (Numeri, 22) over een sprekende ezelin. Bileam wil per se gaan helpen. Maar zijn rijdier krijgt kuren, laat hem in de steek, maakt hem kwetsbaar, hij verliest zijn gezicht t.o.v. de gezanten die hem smeekten mee te komen, hij is boos. Pas als de ezelin begint te spreken, luistert hij. Dan kan hij zien wat er werkelijk aan de hand is en wat God wil. 

Bileam is ons evenbeeld. Ook wij zijn graag onkwetsbaar, willen een verzekeringspolis voor alle tegenslagen van het leven, sterk, gepantserd.

Want vandaag is het motto: “Ik zelf beschik over mijn leven en ik maak er wat van.” Maar wat als een kwetsuur niet overgaat, ons zo hindert dat we het leven beu worden?

Zelfbeschikking blijkt dan maar een halve waarheid. De andere helft is een koppige ezelin die ons de weg verspert. Ongeluk, ziekte, angst, eenzaamheid, de dood van geliefden, noem het, ongevraagd vallen ze op onze kop. En zware ontgoocheling als prachtige plannen mislukken omdat bij alles wat we ondernemen onze kwetsbaarheid het grootste risico is. 

Kleine kwalen gaan over met een paar nachten goed slapen. Maar andere blijven duren. Wat doen we als we vastzitten?

Misschien worden we boos op het leven, op onszelf, op anderen. Onze ergernis zoekt middelen om de hinderlijke ezelin mores te leren. En we leggen ons lot in handen van iemand anders: “dokter, psycholoog, maatschappelijk werker, politicus, vriend, . . .  los mijn probleem op!”

Maar mirakels gebeuren niet. De feiten zijn de feiten.

Blijven we dan boos? Strompelen we als een treurwilg door het leven? Of, staan we ook figuurlijk stil bij die wegversperring? Wat heeft die ezelin ons misschien te zeggen? Als we luisteren spreekt zij: “laat je verdriet en boosheid achter jou, omarm het leven, het draagt jou nog steeds op zijn rug.” Wie zo kan kijken, ziet de “engel van de Heer”. Zoals Bileam.

Dat is een moeizame weg, moeilijk en simpel tegelijk. Pillen of hulp van anderen kunnen helpen. Maar genezing komt uit onszelf: onze ziel geneest ons lichaam en ons lichaam onze ziel.

Die verandering vraagt geduld, zelfvertrouwen, zelfrespect en liefde voor onszelf.

Hier wordt het moeilijk.

Want geduld, vertrouwen, respect en liefde laten zich niet afdwingen. Vanwaar krijgen wij ze dan?

Ik moet, om dat te verduidelijken, eerst een anecdote vertellen.

Sommigen zullen zich herinneren dat ik bij de driekerkenviering aan de ingang van de St.-Jozefskerk stond om boekjes uit te delen. Een pronte vrouw, ik schat haar 45 jaar, kwam binnen met een hondje aan de leiband. Ze ging naar het wijwatervat, doopte haar vingers in het water en streek dat op de kop van het hondje, ze bekruiste zichzelf, ging een kaars aansteken, kwam terug en deed nog eens hetzelfde als bij het binnenkomen: wijwater, het hondje en zichzelf zegenen; en dan ging ze naar buiten, voldaan en tevreden.

Dertig jaar geleden zou ik, minstens inwendig, “stop die magie” geroepen hebben. En ik kan me niet voorstellen ooit iets gelijksoortigs te doen. Toch voelde ik veeleer een soort sympathie. Natuurlijk weet ik niet wat die vrouw bezielde en helemaal niet hoe zij denkt over wat zij doet. En zelfs als zij een beetje “gek” zou zijn, dan zou dat haar gebaar alleen nog betekenisvoller maken. In elk geval is duidelijk: voor haar is dit een manier om haar kwetsbaarheid draaglijk te maken. Voor haar is het een soort sacrament: het bewerkt wat het symboliseert (“ex opere operato”). Die vrouw zal daar geen dure woorden aan verspillen; voor haar is het een zegening die beschermt, geneest, het kwaad op afstand houdt, redt.

Konden de H. Rita of rituelen van volksdevotie bewerken wat pillen of therapeuten niet kunnen?

Nee, mirakels deden zij evenmin. Maar zij waren symbolen waarin het onuitroeibare verlangen naar een goed leven en de hoop op verbondenheid concrete gestalte kregen. Die heiligen symboliseerden een wereld van geduldig vertrouwen, van zorg en respect, van eindeloze liefde. Zij  waren een hemel vol heilige hulpverleners die namens een zorgende God voor het heil van de kwetsbare mens instonden. En omdat die symbolen door de meerderheid van de mensen werden gedeeld, wekten zij bij velen geduld en vertrouwen, respect en liefde.  

Psychologen mogen zeggen dat dit een vorm van autosuggestie is, projectie, illusie. Misschien is het dat altijd een beetje. Maar evenzeer staat vast dat vertrouwen en liefde reële ervaringen zijn; gekregen, ingeprent en geleerd aan de moederborst, gaandeweg ontwikkeld, geoefend in zelfreflectie en bezinning, en altijd weer gekregen als we zelf in staat zijn vertrouwen en liefde aan anderen te geven.

Zo ontdekken we dat wij voor elkaar symbool en sacrament van Gods Liefde zijn. Zoals Jezus van Nazareth en de heiligen die ons voorgingen. Dan worden de wereld, het leven, mijn leven betrouwbaar. Mijn kwetsuur zal blijven; niet langer als een ergerlijke hindernis, maar als een ezelin die me wil tonen waar Gods boodschapper te vinden is. Wat mij ook overkomt, als ik naar haar luister kan ik op weg gaan. Zingen we het mooi lied : “Vroeg in de morgen, donker was het nog, zijn wij gegaan een keer, met niets in ons hart dan “Ik zal er zijn”…

Inbreng van de aanwezige gemeenschap: Beelden die ons helpen bij onze kwetsbaarheid”.

Welkom aan tafel

We worden uitgenodigd aan de tafel van herinnering waar we week na week brood & wijn delen en onze kwetsbaarheid leggen bij die van Jezus van Nazareth die nabij wil zijn.

We gaan aan tafel verbonden over de grens van de tijd met mensen die overleden zijn en die we aanwezig brengen in de herinneringskaarsjes. We weten ons aan deze tafel verbonden over de grenzen van de ruimte heen- met alle christenen waar ook ter wereld en alle mensen van goede wil die zich kwetsbaar blijven inzetten voor een wereld met recht en vrede voor veel meer mensen.

Gij kent ons God, Gij kent onze kwetsbaarheid, onze kleinmenselijkheid. Gij toetst ons hart en zijt groter dan ons hart. Gij verschijnt in mensen die dienaar van mensen zijn zoals uw zoon Jezus van Nazareth.