Koran en Bijbel (3) – Mt 21,28-32 & Joh 14,1-6a


Viering van zondag 9 juni 2013

 

 Goedemorgen iedereen.

En speciaal welkom aan alle papa’s in ons midden die we vandaag extra in de bloemetjes zetten. Voor  hen een warm applaus!

Het is vandaag de derde viering in de reeks waarin we proeven van de rijkdom  van, en zoeken naar, verbindingen tussen Koran en Bijbel. Daarvoor staat hier dus al twee vieringen onze zelfgemaakte ladder: twee spijlen, maar het zijn de verbindingsstukken ertussen die de ladder recht houden…

Vandaag gaan we weer op zoek naar treden om onze voet op te zetten. Wat kunnen teksten van zolang geleden ons bieden? Welke inspiratie kunnen we daaruit halen om ons leven richting te geven, om in het leven van elke dag keuzes te maken?  Leren ze ons iets over hoe we met andersdenkenden kunnen omgaan?

Modou en Bernard zullen ons straks, elk vanuit hun eigen traditie, een paar dingen meegeven die hen persoonlijk inspireren uit Koran/Bijbel.

Even Modou Mbacké voorstellen: Modou is Senegalees, en familie van Amadou Bamba, de stichter van de Moeriden, een strekking van de Islam in Senegal. Hij komt uit Touba, het religieus centrum van deze gemeenschap. Modou studeerde in Senegal en in verscheidene Arabische landen theologie en kent dus  verschillende strekkingen in de Islam vanuit zijn eigen ervaring. Hij is 9 jaar in België, woont in Borgerhout samen met zijn vrouw en drie kinderen en geeft Islam in twee secundaire scholen. Daarnaast is hij geestelijke leider, maar ook de sociale dienst, voor de plaatselijke Senegalese gemeenschap in Antwerpen.

In het voorbereidend gesprek op deze viering viel zijn grote kennis over de Koran op, maar ook het feit dat de Koran voor hem het referentiepunt is voor alle beslissingen in zijn dagelijks leven. Hij zal ons drie soera’s voorzingen die hem dierbaar zijn en ze dan becommentariëren.

We steken de paaskaars aan, als symbool voor het licht van de Ene, de Eeuwige. Dat  Gods licht ons mogen inspireren, leiden naar een wereld van vrede, naar verstandhouding en begrip voor allen die zoeken.

 

En we zingen, als opening, het Lied  van weg en omweg.

 

Eerste inbreng, vanuit de Koran

Modou zingt de soera’s en geeft er daarna zijn overpeinzingen bij.

O mensheid, Wij hebben jullie geschapen uit een man en een vrouw, en Wij hebben jullie tot volkeren en stammen gemaakt, opdat jullie elkaar laten kennen. Voorwaar, de meest edele van jullie is bij Allah degene die het meest (Allah) vreest. Voorwaar, Allah is van alles op de hoogte, Alwetend. (Soera Al-Hoedjoerat, aya 13)

En tot Zijn tekenen behoort de schepping van de hemelen en de aarde en jullie verschillende talen en kleuren. Voorwaar, daarin zijn zeker tekenen voor de bezitters  van kennis. (Soera Ar-Roem, aya 22)

O mensen! Waarlijk jullie Heer is één en jullie vader (Adam) is één. Een Arabier is niet beter dan een niet-Arabier is niet beter dan een Arabier; een blanke is niet beter dan een zwarte en een zwarte is niet beter dan een blanke – behalve in termen van vroomheid en goed daden (Ahmad 22391, as-Silsilat as-Sahih 2700). 

Allah verbiedt jullie niet om met de degenen die jullie niet bestrijden vanwege de godsdienst, en die jullie niet uit jullie woonplaatsen verdrijven, goed en rechtvaardig om te gaan. Voorwaar, Allah houdt van de rechtvaardigen (Soera Al-Moemtahanah aya 8)

 

Tweede inbreng, vanuit de Bijbel

Maar wat denkt u hiervan? Iemand had twee zonen. En hij ging naar de eerste en zei: “Jongen, ga vandaag in de wijngaard werken.” Hij antwoordde: “Nee, ik wil niet.” Later bedacht hij zich en ging toch. Toen ging hij naar de tweede en zei hetzelfde. Die antwoordde: “Goed, heer.” Maar hij ging niet. Wie van de twee heeft de wil van de vader gedaan?’ Ze zeiden: ‘De eerste.’ Jezus zei hun: ‘Ik verzeker u, tollenaars en hoeren gaan u voor naar het koninkrijk van God. Toen Johannes naar u toe kwam op de weg van de gerechtigheid, hebt u hem geen geloof geschonken. De tollenaars en de hoeren hebben hem wel geloof geschonken. Maar u hebt zich ook later, toen u dat zag, niet bedacht en hem geen geloof geschonken.

(Matteüs 21, 28-32)

Wees niet ongerust, maar vertrouw op God en op mij. In het huis van mijn Vader zijn veel kamers; zou ik anders gezegd hebben dat ik een plaats voor jullie gereed zal maken? Wanneer ik een plaats voor jullie gereedgemaakt heb, kom ik terug. Dan zal ik jullie met me meenemen, en dan zullen jullie zijn waar ik ben. Jullie kennen de weg naar waar ik heen ga.’ Toen zei Tomas: ‘Wij weten niet eens waar u naartoe gaat, Heer, hoe zouden we dan de weg daarheen kunnen weten?’ Jezus zei: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven.’

(Johannes 14, 1-6a)

 

Ik heb voor mezelf een klein experiment gedaan. Ik wou eens kijken of precies onze eigen geloofstraditie mij iets essentieels zou weten te vertellen over de openheid ten aanzien van andere levensovertuigingen. En dus ging ik te rade bij waar het begon, bij de ontwapenende maar ijzersterke eenvoud van Jezus van Nazareth. Ik weet ook wel dat hij de grote filosofen en de wereldgodsdiensten niet gekend heeft en dat hij geen ervaring had met de moeilijke vraagstukken waar we in onze moderne wereld mee geconfronteerd worden. En toch ben je telkens opnieuw verbluft, want zijn manier om over ons menselijk geluk en over de levenszin te spreken blijven brandend actueel. Ook over verdraagzaamheid en gesprek heeft hij een en ander te vertellen. Trouwens, als je zijn leven zelf goed bekijkt, zie je al het tegendeel van gelijkhebberij, arrogantie en machtsdenken. De moeite waard als leidraad. Des te onbegrijpelijker is de geschiedenis van zoveel domme en fanatieke uitwassen in zijn naam !

Wat heb ik bij hem geleerd? Ik weerhoud een viertal punten. Ten eerste, voor Jezus zijn geluk en levenszin geen abstracte idealen. Het is een gebeuren tussen mensen. Daarom verplaatst hij het gesprek voortdurend van het theoretische niveau naar het praktische. Dat leert mij dat een werkelijk gesprek tussen levensopvattingen alleen tot stand komt wanneer we erkennen hoezeer een practische levensregel of een concrete godsdienstige beleving of een familiegeschiedenis eigenlijk het leven van mensen vormt. De boekenversies en de zogenaamd zuivere vormen van religies vervangen nooit de levende mensen. Ten tweede, Jezus herinnert er mij aan dat godsdienstige of filosofische opvattingen dikwijls misbruikt worden om mensen te domineren. En dat onderdrukken van mensen in naam van de godsdienst tolereerde Jezus niet. De grens van zijn verdraagzaamheid was het onrecht, door individuen en instanties begaan. Hij was bovendien niet zozeer geïnteresseerd in de correcte leer of de rituele juistheid van zijn godsdienst. De sleutel tot zijn benadering van elke opvatting was: “Aan hun vruchten zult gij ze kennen”. Het gaat niet over orthodoxie, maar over orthopraxie. Dat leert mij dat ik mij niet moet laten misleiden door een brave welwillende verdraagzaamheid ten aanzien van alles en nog wat. Ten derde, Jezus relativeerde, onthield zich soms van een oordeel, hield van het spel van vergelijken. Hij was geen verbaal-dogmatische filosoof, maar een knap verteller. Hij kende vooral de diepe betekenis van de dwaze wijsheid: dat onze woorden geen recht doen aan de werkelijkheid, dat ze soms ronduit belachelijk zijn. Dat leert mij voorzichtiger om te springen met typisch westerse onderscheidingen zoals juist of onjuist en meer in de richting te gaan van de uiteindelijke eenheid van wat op het eerste gezicht tegengesteld is. Tenslotte leert Jezus mij om ervan uit te gaan dat de waarheid in de ‘ander’ aanwezig is. Hoe vreemd of onbekend de ideeën of religieuze praktijken van die ander ook mogen zijn. Hij prees het geloof van de Kananeese, dus heidense vrouw. En tegen een Romeinse soldaat zei hij dat hij een geloof als het zijne nergens bij zijn eigen joodse volk had gevonden. Dat leert mij hoe juist het is wat Martin Buber beweerde, nl. dat een werkelijke dialoog beginnen hetzelfde is als heilige grond betreden.

Johannes heeft een paradox neergeschreven in het veertiende hoofdstuk van zijn evangelie. Daar staan twee uitspraken slechts enkele regels bij elkaar vandaan, die elkaar schijnen tegen te spreken. In het tweede vers laat hij Jezus zeggen: “In het huis van mijn Vader zijn vele woningen” en een beetje verder, in vers 6: “Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven”. Mensen die op de dialoog zijn afgestemd beroepen zich op vers 2. Mensen die zeggen dat alleen Jezus de enige ware weg tot geluk is, beroepen zich op vers 6. Ik denk dat het hier, zoals ik zei, om een paradox gaat, een schijnbare tegenstelling. Hoe beter we (de weg van) Jezus verstaan, hoe vrijer we worden om met respect en eerbied op bezoek te gaan in de vele woningen, en te leren van wat in die woningen beleefd wordt.

Om de schoonheid en de waarachtigheid van andere en eigen godsdienst te zien, moet onze hardheid doorbroken worden. Onze zachtheid wordt gewekt en we kijken naar elkaar met de ogen van een kind. We zingen dat uit; 

Inleiding op de tafeldienst

Een van de dingen die ons in Senegal opvielen was dat men, op welk moment van de dag je  toekomt en hoe onverwachts ook, je binnen de kortste keren iets te eten voorzet. Eten als welkom, als teken van gastvrijheid. Je voedsel delen met wie langskomt.

Delen met wie langskomt. Doen we dat ook niet elke zondag opnieuw. Breken van brood en delen van wijn. Symbolische tekenen van welke keuze we in ons leven willen maken; de weg van Jezus, de man van Nazareth. Een weg van dialoog, van openstaan voor de rijkdom van de ander, van gastvrijheid.
Mag ik daarom vragen dat er een paar mensen brood en wijn naar voor brengen. Samen met het gedachtenisboek, waarin we onze zorgen, onze vreugdes met elkaar willen delen.

We denken ook aan hen die er vandaag niet bij kunnen zijn, en we steken de kaarsjes aan voor  hen die ons voorgingen en die ons leven richting en zin gaven door wie zij waren.

We steken ook het kaarsje aan dat Maddy en Jan meebrachten van hun engagement in Congo, als symbool van verbondenheid met allen, waar ook ter wereld, die hun leven breken en delen.

 

Tafelgebed

 Gedachtenis

Jezus Messias,
die onze weg is naar het leven,
nam de laatste avond
dat hij met zijn vrienden samen was,
wat brood,
liet het in zijn handen rusten
en koesterde het met een eerbiedig zwijgen.
Hij dankte God er voor
en brak het toen om het te verdelen:
Neem allen een stuk, zei hij, en eet het maar.
In dit gebaar kom ik naar jullie.
Want voedsel moet gemeenschap stichten
van lichaam en ziel,
van lichaam en bloed.
Neem en eet het, dit is mijn lichaam.

Toen vulde hij een beker met wijn
en liet hem rondgaan.
Want hun dorst naar diepe verbondenheid was groot.
Drink ook hieruit, zei hij,
en voel dat leven sterven is
en een nieuwe geboorte pijn doet.
Deze wijn moet liefde worden;
verwantschap in hetzelfde bloed:
dit is mijn bloed.

Dan is het stil geworden
als bij een afscheid dat er geen is.
De tekens hadden nieuwe hoop gewekt.
We leven niet naar een verre toekomst.
We leven naar de meest nabije mensen.
Geef jezelf als voedsel,
geef het voedsel als jezelf.