Schepping 1 – Gen 1


Viering van Zondag 16 juni 2013

 

Welkom op deze mooie zondag. Zondag, die laatste dag van de week waarop door God en de mensen gerust wordt en teruggekeken  op het werk van de week  die voorbij is. Daarbij  zag God dat het goed was, die schepping van hem.  We steken hier het licht aan opdat we ook zouden mogen kunnen zien en weten dat  het goed was…

Deze zondag is de eerste in een reeks van drie  waarin de schepping gevierd wordt.   We nemen een aanloop door stil te staan bij hoe we vandaag scheppend in de wereld staan en wat ons daarin verbindt met onze geschiedenis.

Volgende week gaan we dieper in op hoe we nog de hand van God kunnen zien in al wat geschapen is. En in de derde  week  vragen we ons af hoe we het scheppingsgeloof volhouden nu de duurzaamheid zo onder druk staat.  Dat zal lukken drie weken lang als we de tekenen van hoop durven zien. Laat ons dat als start van deze viering uitzingen…

Overweging bij Genesis 1

Je kan je afvragen of het woord schepping nog van toepassing is vandaag, als je ziet hoe de wereld in ijltempo aan het veranderen is.  Als wat oudere mens kun je zeggen: oei, het gaat toch wel heel rap vandaag, en wat afstand nemen. Maar het is wel in die wereld dat onze kinderen hun toekomst  zullen moeten vinden… In de voorbereiding zei Els dat ze soms twijfelt of die snelheid ons niet verandert, als ze kijkt naar hoe haar studenten problemen aanpakken, of niet aanpakken. In een meer overzichtelijke wereld waren er categorieën, om ons te helpen de werkelijkheid in te delen, hoofd- en bijzaken die je kreeg aangeleerd op school en thuis. Nu komt er zoveel info je hoofd binnen, let op mijn woord info, dat het lijkt alsof alles even belangrijk is, en evenveel aandacht nodig heeft, of even rap vergeten mag worden.

En toch. Ik zag op de Nederlandse televisie een discussie met twee jonge mensen, een gesprek over hun toekomstverwachtingen, de een vanuit gelovig en de ander niet vanuit gelovig standpunt. Maar het waren dezelfde woorden die terugkwamen: een betere samenleving maken, een duurzamere samenleving, niet met nieuwe idealen, omdat de oude nog springlevend zijn: gemeenschap, verantwoordelijkheid, respect.  Maar wat mij nog het meest trof, was hun enorme drive. En ik dacht: hier spreekt een generatie die niet meer louter voor het werk en het geld wil leven, die niet zomaar meer wil meedraaien in de opgelegde race. Een zeer talentvolle generatie, maar eentje dat weer opnieuw de vraag durft stellen: waarom? Wat betekent mijn en ons leven?

Van hun taal werd ik hoopvol. De internationale geldmachten worden groter en onzichtbaarder, maar deze jonge mensen zullen ze niet meer kunnen beliegen en verblinden. Mijn oude vader heeft de wereld kunnen zien van 1900 tot 1996, en hij zei dikwijls, als hij zo rond zich keek: het is een schone wereld. Maar soms té, voegde hij er aan toe. Als hij nu nog zou leven, zou hij veel vaker zeggen: het is té. En met hem zeggen jonge mensen dat, luidop, met kennis van zaken, en vanuit de aloude nood aan menselijke verbondenheid! Is dat niet hoopvol?  Laat deze wereld de kansen gebruiken die de evolutie haar geeft (denk aan wat de gsm in Afrika, en in alle totaal geïsoleerde gebieden kan doen, Lieve en ik kennen een verpleger die in de meest afgelegen bergen van Nepal zendmasten wil bouwen, om hen uit hun totale isolement van vele dagen reizen te halen…), maar laat deze wereld ook luisteren naar ieder die haar of zijn stem verheft, uit naam van een diep aangevoeld tekort aan verbondenheid, waardigheid, diepe nood aan een goed leven.

Want het woord goed, dat is het centrale woord in het Genesisverhaal. Laten we vandaag opnieuw doen wat we elke week doen: ons laven aan die rijkdom die opgestapeld ligt in de oude woorden…

lezing: Genesis 1

1 In het begin schiep God de hemel en de aarde. 2 De aarde was woest en leeg; duisternis lag over de diepte, en de geest van God zweefde over de wateren.

3 Toen zei God: ‘Er moet licht zijn!’ En er was licht. 4 En God zag dat het licht goed was. God scheidde het licht van de duisternis; 5 het licht noemde God dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Het werd avond en het werd ochtend; dat was de eerste dag.

6 En God zei: ‘Er moet een uitspansel zijn tussen de wateren, een afscheiding tussen het ene water en het andere.’ 7 En God maakte het uitspansel; Hij scheidde het water onder het uitspansel van het water erboven. Zo gebeurde het. 8 Het uitspansel noemde God hemel. Het werd avond en het werd ochtend; dat was de tweede dag.

9 En God zei: ‘Het water onder de hemel moet naar één plaats samenvloeien, zodat het droge zichtbaar wordt.’ Zo gebeurde het. 10 Het droge noemde God land, en het samengevloeide water noemde Hij zee. En God zag dat het goed was. 11 En God zei: ‘Het land moet zich tooien met jong groen gras, zaadvormend gewas en vruchtbomen die ieder naar zijn soort hun vruchten dragen, met zaad erin.’ Zo gebeurde het. 12 En uit het land schoot jong groen op, gras, zaadvormend gewas, in allerlei soorten, en bomen die ieder naar zijn soort hun vruchten droegen, met zaad erin. En God zag dat het goed was. 13 Het werd avond en het werd ochtend; dat was de derde dag.

14 En God zei: ‘Er moeten lichten zijn aan het hemelgewelf, die de dag van de nacht zullen scheiden; zij moeten als tekens dienen, voor zowel de feesten als voor de dagen en de jaren, 15 en als lampen aan het hemelgewelf om de aarde te verlichten.’ Zo gebeurde het. 16 God maakte de twee grote lampen, de grootste om over de dag te heersen, de kleinste om te heersen over de nacht, en Hij maakte ook de sterren. 17 God gaf ze een plaats aan het hemelgewelf om de aarde te verlichten, 18 om te heersen over de dag en over de nacht, en om het licht van de duisternis te scheiden. En God zag dat het goed was. 19 Het werd avond en het werd ochtend; dat was de vierde dag.

20 En God zei: ‘Het water moet wemelen van dieren en boven het land moeten de vogels vliegen langs het hemelgewelf.’ 21 Toen schiep God de grote zeemonsters en al de krioelende dieren, waar het water van wemelt, soort na soort, en al de gevleugelde dieren, soort na soort. En God zag dat het goed was. 22 God zegende ze en Hij sprak: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk; bevolk het water van de zee, en laat de vogels talrijk worden op het land.’ 23 Het werd avond en het werd ochtend; dat was de vijfde dag.

24 En God zei: ‘Het land moet levende wezens voortbrengen van allerlei soort: tamme dieren, kruipende dieren en wilde beesten van allerlei soort.’ Zo gebeurde het. 25 God maakte de wilde beesten op het land, soort na soort, de tamme dieren, soort na soort, en alles wat over de grond kruipt, soort na soort. En God zag dat het goed was.

26 En God zei: ‘Nu gaan Wij de mens maken, als beeld van Ons, op Ons gelijkend; hij zal heersen over de vissen van de zee, over de vogels van de lucht, over de tamme dieren, over alle wilde beesten en over al het gedierte dat over de grond kruipt.’ 27 En God schiep de mens als zijn beeld; als het beeld van God schiep Hij hem; mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen. 28 God zegende hen, en God sprak tot hen: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk; bevolk de aarde en onderwerp haar; heers over de vissen van de zee, over de vogels van de lucht, en over al het gedierte dat over de grond kruipt.’

29 En God zei: ‘Hierbij geef Ik alle zaadvormende gewassen op de hele aardbodem aan jullie, en alle bomen met zaaddragende vruchten; zij zullen jullie tot voedsel dienen. 30 Maar aan alle wilde beesten, aan alle vogels van de lucht en aan alles wat over de grond kruipt, aan alles wat dierlijk leven heeft, geef Ik al het groene gewas als voedsel.’ Zo gebeurde het. 31 God bekeek alles wat Hij gemaakt had, en Hij zag dat het heel goed was. Het werd avond en het werd ochtend; dat was de zesde dag.

2.1 Zo werden de hemel en de aarde voltooid, en alles waarmee ze toegerust zijn. 2 Op de zevende dag bracht God het werk dat Hij verricht had tot voltooiing. Hij rustte op de zevende dag van al zijn werk dat Hij verricht had. 3 God zegende de zevende dag en maakte hem heilig, want op die dag rustte God van al het werk dat Hij scheppend tot stand had gebracht.

Het eerste wat mij treft in dit oude woord schepping, is de wijsheid van de gegevenheid. Deze wereld, en dit leven van mij waarin ik deze grote wereld kan ontmoeten -zien, horen, proeven, ruiken, aanraken-, het is mij allemaal gegeven.  Niemand heeft God ooit gezien, zingen wij, maar ik ervaar mijn en dit groter bestaan van de hele wereld wel, en steeds meer, als een cadeau. En met een cadeau gaat een mens anders om dan met iets dat hij koopt. Een cadeau, daar zit nog de gever in, een cadeau betekent meer dan louter wat er is. Een cadeau koester je, op z’n minst behandel je het met groter respect dan wat je kunt kopen en dus vervangbaar is. Een cadeau draagt betekenis, soms een  diepe betekenis waar geen woorden voor zijn…

Het tweede wat ik uit dat begrip schepping leer, is “dat het goed was”. Dat woord goed, die bevestiging ervan door het uit te spreken, raakt mij des te meer omdat het klopt met wat het leven aan mij gedaan heeft. Ik ben nu zo anders dan de jongen van 18 die nog alles moest leren; ik heb om dat te leren zoveel gekregen van mensen die ik ontmoet heb, dat dit voor mij een soort scheppingsgeloof geworden is: ik geloof dat het bestaan er is ten goede, om mensen ten goede te veranderen, ik geloof dat mensen kunnen veranderen, groeien en bloeien en veel vrucht dragen. Zie, er kan iets nieuws gebeuren, zingen we, en dat is mijn credo. Het is een geloof, dat weet ik, want aan het feit dat we die scheppende kracht moeten krijgen als cadeau, is iets onrechtvaardigs. Waarom krijgt de een de kansen die de ander niet krijgt? En toch: Jahweh scheidt de chaos. Hij schept niet iets nieuws, hij brengt licht binnen, en mensen worden zelf lichtdrager. Ik wil eigenlijk zeggen: er is in een scheppingsgeloof geen verschil tussen groot en klein, overal waar een beetje licht de chaos verdrijft, gebeuren er wonderen. Een beetje is ook al perspectief. Een beetje is ook al verandering. Dit is wat wij hier elke week vieren: dit perspectief van een goede schepping die in al zijn grootheid toch niet de kleinste van zijn schepselen vergeten wil. Als we maar (en hier kom ik weer bij mijn eerste punt)  dit gekregen leven respect willen betonen, door het te zien, door ons verantwoordelijk te weten, door het te delen.

Dit is een schone wereld, zei mijn vader. Het uitspreken van die woorden klinkt voor mij als de zegening van Genesis: en God zag dat het goed was. Goed is blijkbaar het woord waar de bijbel mee begint. De bijbel begint met een proclamatie van het goede en met de vraag om dat goede te zien en te zeggen. In het woord schepping zit dus ten diepste een lofprijzing, een vraag om zegening. Bene-dicere: mijn vader heette Benoit, maar officieel was zijn naam Benedictus…

Voorwaarden om mee te kunnen scheppen…

Paus Fransiscus doorbreekt de omerta: hij zegt luidop wat iedereen al lang weet: er is een homosexuele lobby binnen het vaticaan. Door het te zeggen dringt licht  binnen in de chaos. Er is een nieuwe situatie, meer helderheid gecreeerd. Het draagvlak voor chantage  is totaal niet meer wat het was. Zo eenvoudig kan een scheppingsdaad zijn. Al is het werk daarmee niet af.

Wie iets nieuws en leven gevends in de wereld wil brengen, start best met goed onder ogen te zien wat we  al hebben. Wat we echt hebben, niet wat  we zelf met onze spontaan beperkte blik denken of wensen te hebben. Facing the facts (en niet faking the facts), het  lijkt evident maar vraagt merkwaardig veel kritische geest, eenvoud om niet zijn eigen idee hoe dan ook te laten primeren;  en moed en zelfopoffering. Facing the facts, zelfs wetenschappers worstelen er mee.  Geen eerbied voor de schepping als men  haar niet in de ogen durft kijken en benoemen wat er is – en niet is- , zodat een proces op gang kan komen dat haar  helpt maken tot  waar ze toe geroepen is, hoe we haar dromen.

We ontvangen  indringende bijdragen tot dit observatieproces als wat  lang verborgen werd gehouden  en  aan vele levens raakt plots zichtbaar  wordt gemaakt.

Het gebeurt als Snowden laat zien hoe big brother, in casu Amerika,  nagaat met wie jij gebeld hebt vorige week.  Het gebeurt als  `offshore leaks’  de  wereld toont hoe een groot aantal  rijken  – uit alle  secties van de maatschappij – hun geld verbergt  en  aan belastingen probeert te ontsnappen.  Er is zeker moed voor nodig en een dure prijs te betalen  om dit in de openbaarheid te brengen. Ironisch genoeg zijn het net dezelfde tools en middelen die het in een  geglobaliseerde wereld mogelijk maken om  die complexe evasieve constructies op te zetten, die het ook  mogelijk maken om ze te achterhalen  en aan de hele wereld te tonen.  Niets van wat gebeurt blijft verborgen. Het waren inderdaad profetische woorden.

Als zo zichtbaar wordt hoe sommige mensen  extra kwetsbaar of arm zijn, of onrechtvaardig worden behandeld, dan roept het op tot scheppende actie.  Ik mag versteld staan van wat men in het Sint-Gregoriusinstituut bereikt met heel wat minder valiede mensen aan sociale intelligentie en creativiteit en waardigheid en zorg. Evengoed sta ik vol bewondering voor de collega’s uit Cambridge die een apparaat maakten dat toelaat om letters te schrijven louter door er de blik op te richten. Het stelde hen in staat om te `praten’ met iemand die al jaren in coma lag en waarvan men niet wist of hij nog echt leefde binnen het lichaam dat geen kans tot communicatie meer had, alleen nog de ogen kon richten. En dan kwam die onverwachte eerste zin: `Goddank ben ik niet dyslectisch’. Die man had voorwaar  nog humor! Niet wat ze meteen verwacht hadden…

Wie dan iets schept, iets nieuws de wereld binnenbrengt – zelfs al brengt het gewoon openlijk een boodschap die iedereen reeds kent –  moet weten dat die wereld daarmee eens en voor altijd anders zal zijn. Er komen nieuwe vrijheden, nieuwe machtsverhoudingen, er is geen weg terug… Het vraagt moed en vertrouwen om  scheppend in de wereld te staan terwijl je meteen ook de controle moet loslaten.  Het lukt maar  als we durven geloven dat het nieuwe de wereld uiteindelijk ten goede kan en vaak ook zal helpen sturen; als we kunnen zien dat het goed is,  ook als het aanvankelijk niet helemaal – of soms helemaal niet  – in de richting gaat die we zelf voor ogen had.

Om  zo een steen te durven verleggen moet men mee kunnen in de snel veranderende wereld zonder zichzelf te verliezen. Als de neuronen anders beginnen te connecteren is een stevige bedding nodig om de snelle stroom van verandering aan te kunnen en in vruchtbare energie te kunnen omzetten.  Het vraagt om een trage, stabiele onderstroom die de richting en het evenwicht helpt realiseren,  rustige standvastigheid die orde helpt vinden in chaos. Zo’n bedding vindt men op bijzondere wijze in een gemeenschap en/of een traditie, zo heeft de geschiedenis ons geleerd. Misschien des te meer reden om het belang van ons samenzijn voor de jongeren te onderkennen. Of ze nu dezelfde  vorm beleven of niet, dat wij dit  trouw doen met elkaar, er blijvend naar dorsten en er ons voor inzetten, het kan niet anders dan betekenis en een impact hebben. Het draagt bij tot een compas en richting in kritieke tijden. Ook en misschien zelfs bij uitstek voor de afwezige jongeren.